De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 14 juni pagina 8

14 juni 1885 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

B AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND, No. 416 t f' **. ; M n«: Wie wai Shakespeare, voor zoover ons bekend is? Is het tjnlijk, dat htf den schat van poëzie, phüosophie, kennis en be|, tfledere aandoening, geniale, conceptie kan bezeten hebben, die df bewuste drama's bewonderen? Zoo neen, wie is of zijn dan de SU^ft* zifter werken?" Dat de vragen, door hen gesteld, niet door alle jjBakespfcare-rtudents als geheel ongerijmd worden verworpen, blijkt daar uit dat de litteratuur over deze vragen reeds 225 nummers, boeken, bro^Jnres, ettay's, tijdschriftartikelen bedraagt en het boek van Appleton Morgan in Amerika en Engeland verscheidene edities, in bet Duitsch Wfiévertaling mocht beleven. Appleton Morgan'a conclusie is eer negatief dan positief. Op de eerste der drie vragen antwoordt hij ongeveer: Voor zoover ons bekend is, wal Shakespeare de zoon van een verarmd heereboer, slachter geworden téStratford-on-Avon. De knaap ging naar Londen zonder iets degelijks geleerd téhebben, en bad er in den stmggle for life niet den tijd om anders dan zeer oppervlakkig iets te weten te komen. Het is uit cle drama's te bewijzen, dat de dichter niet alleen gevoelig en wijsgeerig, maar ook zeer zeker beschaafd en geleerd was. De getuigenissen van bevoegde tjjdgen^otcn spreken niet met die waardeering over hem, als een man van zijne waarde, wiens licht niet onder de korenmaat ver borgen bleef, maar zich aan de menigte opdrong, van hen moest genoten B*b.ben. Of het echter baco geweest is, die de drama's geschreven heeft, óf deze een gedeelte ervan geschreven heeft, hetwelk Shakespeare naar deümaak van zijn publiek veranderde, is niet ze W'. Dit alles in eénigöhonderde bladzijden, met een overvloed van schijnbare trtwÜeen, ? die op den lezer zeker grooterën indruk zouden maken, laaien de minachtende toon, waarop Appleton Morgan over Shakespaere spreekt, niét den Shakespeare-student terstond tegen hem innam. Appleton Morgan'* bewijzen zijn even negatief als zijn conclusiën, Er is geen enkel bewijs, dat Shakespeare's werken van hem afkomstig zijn; niet, gulpt' bij Molière of anderen, de besprekingen met den een of ander, de anecdoten der wording, de verbeteringen, do omgang met de intelligente tQBn'nèn van zijn tijd. Men kende in Londen den dichter Shakespeare niet. Hot W«itf8 de ons bekende Shakespearo een beschaafd man was, blijkt daawiit, dat zijii dochter Judith niet schrijven kon; immers met een kruisje '? ohdeïteekende zij bare huwelijksacte, en dat hij zelf zich «u eèljifi Sbakspere" dan weer Ghakspeave" teekende. Wel blijkt, dat. de ons bökende Shakespeare fortuin gemaakt heeft, maar daartoe was veel meer gelegenheid als toónealdirecteur met een ruim geweten en onontwikkeld zedelijkheidsgevoel, door als dichter van llomeo and JttUet. De dichter zött door Baco, Matlhew, Spenser, Raleigh allicht een enkele maal in niffltie werken genoemd zijn, gelijk zij elkander vermeiden; van Shakespere geen' spoor, dan bij schrijvers, voor welke een populair tooueeldirccteur/ te dienstwillig vriend der grooten van bet hof' eeu belangrijk per soon was!" Wat men van waardeering 3oor Heywood, Chettle, Webster, Ben Johnson mocht willen zeggen, wordt door Appleton Morgan op verschillen.de. Wijzen, ontzenuwd, tegengesproken, of door ecu vergelijking der datums als niet afdoende verklaard. &ls Appleton Morgan alzoo meent bewezen te hebben, dat Shakespeare nift de schrijver der drama's kan zijn, vraagt hij zich af, wie ze wel geschreven beeft, en is niet overtuigd, dat het Baco niet, is. Toch geeft liij, dit niet ala meening, slechts als onderstelling, en zijne argumenten zija, njet.Jrterk. Zij zon voornamelijk deze. Het is bekend en blijkt uit Baoo's eigen geschriften, dat deze het een en ander, werken van fantazie en.gee.t, in het geheim en op verborgen wijze heeft doeu verschijnen. Hqt is bekend, dat Baco dramatische werken geschreven heeft, o. a. eeno acte van de/tragedie Misfortuncs of Arlhnr (15871) en een aantal ..Tilasques". De- bloemenverdeeling door Perdita ia Shakespeare's Winters talc komt overeen met die in Baco's opstel De hoitis. Eene plaats van Aristofeles is zoowel in Paco als iöTroilus and CressUla verkeerd geciteerd. In het Harleyaii Manuscript in het Britsch M seum zijn 1500 passages te vinden, die met Shakespeare overeenstemmen. En ten slotte, in het Northumberland Manuscript, door Spedding gevonden, en aan een secretaris van Boco toegeschreven, vindt men behalve verscheidene afgebroken dialogen, ook drie of vier, tot heden aan Shakespeare toegeschreven drama's terwijl de secretaris op de buitenzijde herhaaldelijk de namen Francis Ba»ó en Shaltéspeare geschreven heeft. Deze argumenten worden op verschillende wy'ze weerlegd: dat Baco dramatische werken geschreven heeft, bewijst niets omtrent Shakespeare; de bloemenverdeeling van Perdita is niet identiek met die van Baco, welke laatste vél uitvoeriger en geleerder is, en in hoofdzaak, daar in het zelfde jftirgetijde toch voor ieder dezelfde bloemen bloeien, met die van Perdifa moest overeenkomen; de plaats, door Shakespeare en Baco ver keerd geciteerd, komt in Malvezzio's Siscorsi sopra Cornclio Tacitocorru|* TCOr; ^e"*en zuIJen dezen gelezen hebben. De gelijke passages in het H?k?8." Manuscript beteekenen niets, er is een enkel opmerkelijk denku' *? f vl'eemdöconstructie. Het Northumberiand Manuscript doét Mts ter zake, want Spedding geeft het niet volledig en bewijst niet, dat het van Baco's secretaris afkomstig is. Oridankq al deze negatieve tegenbewijzen tegen negatieve argumenten geyen flocb. de bestrijders, noch de heer Appleton Morgan de volkomen overtuiging dat een van beide partijen gelijk heeft. Eene bestrijding van Rqhert Prpelsz, in de Frankfurter Zcïttuig geschreven, ofschoon zeer teg_en Appleton Morgan, a\jne oppervlakkigheid, zijn spelen met feiten en ;c$er« gericht, faalt evenzeer als het werk van Morgan zelf, eene ?Ue%e overtuiging te geven. De kritiek van Dr. David Asher in de Academy freeft een te orthodox-Shakespeariaanschen tint; die van Prof. Carrière in de Attgemeine Zeitung is te vol uitdrukkingen als Amerikanischer Humbug", Schwachküpfe", Halbgelehrte"; terwijl Dr. O. Mylins (pseiidoniem van K. Muller) in Unsre Heit het goed recht van Appleton Morgan's meening verdedigt, en Doanelly in de Acndcmy zelfs ge tracht heeft deze met nog een aantal bewijzen nit Baco en Shakespeare te versterken. De vraag alzop: Heeft Baco aan Shakespeare's drama's aandeel gèBad? kan nog niet voorgoed ontkennend beantwoord worden. Scaramouche XXI. EEN GEZELLIG AVONDJE TE AMSTERDAM IN 1634. I. 't Is 25 Maart 1G81 Ik heb eene uitnoodiging ontvangen tot het bijwonen van een eenvoudig ver.jaarfeestje en durf het gerust te wagen u mede te brengen, in het huis waar ik genood ben. Dit huis waar rte gouden bril" uithangt, staat op het Damrak aan de Noordzijde van de Lieve Vrouwestcog. 't Is bewoond door Sybrand Feitama, die er een drogistzaak in uitoefent, 't Is tegen den avond dat wij ev been gaan, maai de lastige handlantaarn behoeven wij niet meer voor OES uit te doen dragen, waut Geen knechts, nog meisjes dragen meer Lantaarnen voor haar vrouw of heer Als eertijds, toen m' er mee ging praalen, De lampen ligten nu op palen. De lampen schijnen op de straat, Wanneer het maanlicht ons verlaat; Die spuiten vond om brand te dooven Kan men voor deze vinding looven. Mag ik u verzoeken binnen te gaan? Behalve de menigte droogeiijen die bij verkoopt en waarvan hij ons straks zelf beter eene opsomming kan doen, dan dat wij deze nu kunnen nagaan, kunnen wij onze verwondering niet verbergen voor den iuist, vóórkomenden gastheer over al het vreenvlu dat wij hier zien. Na wcderzijdsche begroeting toont hij dat ze doorhem opgemerkt is en met de volgende woorden bevredigt hy onze nieuws gierigheid. Gij schijnt aan mij te vragen Als met verwondering, hoe dat het kan geschiên Dat zooveel monsters in mijn winkel zijn te zien? Zij dienen tot vermaak wanneer de kooplui wachten Geloof mij hier vrij in; 'kheb anders geen gedachten. 't Zijn echter maar opgezette monsters en we kunnen dus zonder vrees da kamer achter den winkel binnengaan, waar ik het genoegen zal hebben u de aanwezigen voor te stellen. De gastheer wiens feest het is viert heden zijn Gisten verjaardag. Gij kent hem reeds bij naam. Sinds ruim drie jaar is hij weduwnaar van Elsje Rooleeuw. Hij is de grootvader van Sybr. Feitama Izaakzoon, geboren in 1G94 die door zijne berijming van Fénéloa's Telemachus en meer andere dichtwerken, meer bekend werd dan zijn grootvader. Zijn 22jarigen zoon Edtiard en den ISjarigen Iziiak stal ik thans aan u voor, als de eenigen die met den ouden Sybrand tot het huisgezin bohooron. Als gasten vinden wij er in de eerste plaats eene nicht van den gastheer, Snzanna Rutgers, eene jonggehuwde van 21 jaar, wier man echter niet aanwezig is en met wien wij dus geen kennis kunnen maken, als de andoren doopsgezind en sinds 1683 gedoopt. Verder Arend lliipelberg, organist. Jan Kasper Lemp, confrater van Fei tama, woonachtig aan de Dirk van Assensluis, sinds den Hen Februaii des vorigen jaars gehuwd met, Geertrui Hoofd, op wiens bruiloft Feitama d^ volgende inventaris van zijn drogorijen en genersmid'.le'en en liet huwelijksvei'j, dat hij voor dezen dichte, ten beste gaf; Waar zal ik dan eerst van spreker,, Van wat soort van clrogerij, Die gebruikt wordt in d' apteeken, Of in perfumeerderij: 'k Zal beginnen met goögeuren Amber, muscus en zivet Laat en Bruid en Bruigom keuren Of die lucht hen ook belet. Benzwijn (benzoë), storax, calamitha Oop en balzern van Peru, Dunkt mij voegen zij haar neus na Voor die reuk zijn zij niet schuw; Nog voor meerder oliteiten Als van naag'len en kaneel Daar ik niet voor hoef te pleiten Wijl zij goed zijn in 't geheel, Om het hert wat te versterken Dog ik weet nog meerder keurs, 't, Geen wat anders uit kan werken Tot versterking van de beurs, Daar zij kunnen aan geraaken. Schoon sonrwijl wat vies van lugt Als m'er geld van weet te maaken, Geeft dat weinig ongenngt. Zelfs het stinkend goed in matten, Bij Drogisten wel bekend, Die 't ook in haar handen vatten, Tot geen ander als dit end! Die de Camphur rafïneeren. Daar ik nu wel 't meest op doel, Weeten 't zoo te practiseeren Dat, de reuk wijkt voor 't gevoel: Tot het Quik, in leer bedwongen, Weeten zij ook goeden raad, Dat het maakt geen kromme sprongen, Als men 't ziet in sublimaat.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl