Historisch Archief 1877-1940
B AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND,
No. 416
t
f'
**. ;
M
n«: Wie wai Shakespeare, voor zoover ons bekend is? Is het
tjnlijk, dat htf den schat van poëzie, phüosophie, kennis en
be|, tfledere aandoening, geniale, conceptie kan bezeten hebben, die
df bewuste drama's bewonderen? Zoo neen, wie is of zijn dan de
SU^ft* zifter werken?" Dat de vragen, door hen gesteld, niet door alle
jjBakespfcare-rtudents als geheel ongerijmd worden verworpen, blijkt daar
uit dat de litteratuur over deze vragen reeds 225 nummers, boeken,
bro^Jnres, ettay's, tijdschriftartikelen bedraagt en het boek van Appleton
Morgan in Amerika en Engeland verscheidene edities, in bet Duitsch
Wfiévertaling mocht beleven.
Appleton Morgan'a conclusie is eer negatief dan positief. Op de eerste
der drie vragen antwoordt hij ongeveer: Voor zoover ons bekend is,
wal Shakespeare de zoon van een verarmd heereboer, slachter geworden
téStratford-on-Avon. De knaap ging naar Londen zonder iets degelijks
geleerd téhebben, en bad er in den stmggle for life niet den tijd om
anders dan zeer oppervlakkig iets te weten te komen. Het is uit cle
drama's te bewijzen, dat de dichter niet alleen gevoelig en wijsgeerig,
maar ook zeer zeker beschaafd en geleerd was. De getuigenissen van
bevoegde tjjdgen^otcn spreken niet met die waardeering over hem, als
een man van zijne waarde, wiens licht niet onder de korenmaat ver
borgen bleef, maar zich aan de menigte opdrong, van hen moest genoten
B*b.ben. Of het echter baco geweest is, die de drama's geschreven heeft,
óf deze een gedeelte ervan geschreven heeft, hetwelk Shakespeare naar
deümaak van zijn publiek veranderde, is niet ze W'. Dit alles in
eénigöhonderde bladzijden, met een overvloed van schijnbare
trtwÜeen, ? die op den lezer zeker grooterën indruk zouden maken,
laaien de minachtende toon, waarop Appleton Morgan over Shakespaere
spreekt, niét den Shakespeare-student terstond tegen hem innam. Appleton
Morgan'* bewijzen zijn even negatief als zijn conclusiën, Er is geen
enkel bewijs, dat Shakespeare's werken van hem afkomstig zijn; niet,
gulpt' bij Molière of anderen, de besprekingen met den een of ander, de
anecdoten der wording, de verbeteringen, do omgang met de intelligente
tQBn'nèn van zijn tijd. Men kende in Londen den dichter Shakespeare niet.
Hot W«itf8 de ons bekende Shakespearo een beschaafd man was, blijkt
daawiit, dat zijii dochter Judith niet schrijven kon; immers met een
kruisje '? ohdeïteekende zij bare huwelijksacte, en dat hij zelf zich «u
eèljifi Sbakspere" dan weer Ghakspeave" teekende. Wel blijkt, dat. de ons
bökende Shakespeare fortuin gemaakt heeft, maar daartoe was veel meer
gelegenheid als toónealdirecteur met een ruim geweten en onontwikkeld
zedelijkheidsgevoel, door als dichter van llomeo and JttUet. De dichter
zött door Baco, Matlhew, Spenser, Raleigh allicht een enkele maal in
niffltie werken genoemd zijn, gelijk zij elkander vermeiden; van
Shakespere geen' spoor, dan bij schrijvers, voor welke een populair
tooueeldirccteur/ te dienstwillig vriend der grooten van bet hof' eeu belangrijk per
soon was!" Wat men van waardeering 3oor Heywood, Chettle, Webster, Ben
Johnson mocht willen zeggen, wordt door Appleton Morgan op
verschillen.de. Wijzen, ontzenuwd, tegengesproken, of door ecu vergelijking der
datums als niet afdoende verklaard.
&ls Appleton Morgan alzoo meent bewezen te hebben, dat Shakespeare
nift de schrijver der drama's kan zijn, vraagt hij zich af, wie ze wel
geschreven beeft, en is niet overtuigd, dat het Baco niet, is. Toch geeft
liij, dit niet ala meening, slechts als onderstelling, en zijne argumenten
zija, njet.Jrterk. Zij zon voornamelijk deze. Het is bekend en blijkt uit
Baoo's eigen geschriften, dat deze het een en ander, werken van fantazie
en.gee.t, in het geheim en op verborgen wijze heeft doeu verschijnen.
Hqt is bekend, dat Baco dramatische werken geschreven heeft, o. a. eeno
acte van de/tragedie Misfortuncs of Arlhnr (15871) en een aantal ..Tilasques".
De- bloemenverdeeling door Perdita ia Shakespeare's Winters talc komt
overeen met die in Baco's opstel De hoitis. Eene plaats van Aristofeles is
zoowel in Paco als iöTroilus and CressUla verkeerd geciteerd. In het
Harleyaii Manuscript in het Britsch M seum zijn 1500 passages te vinden,
die met Shakespeare overeenstemmen. En ten slotte, in het
Northumberland Manuscript, door Spedding gevonden, en aan een secretaris
van Boco toegeschreven, vindt men behalve verscheidene afgebroken
dialogen, ook drie of vier, tot heden aan Shakespeare toegeschreven drama's
terwijl de secretaris op de buitenzijde herhaaldelijk de namen Francis
Ba»ó en Shaltéspeare geschreven heeft.
Deze argumenten worden op verschillende wy'ze weerlegd: dat Baco
dramatische werken geschreven heeft, bewijst niets omtrent Shakespeare;
de bloemenverdeeling van Perdita is niet identiek met die van Baco, welke
laatste vél uitvoeriger en geleerder is, en in hoofdzaak, daar in het
zelfde jftirgetijde toch voor ieder dezelfde bloemen bloeien, met die van
Perdifa moest overeenkomen; de plaats, door Shakespeare en Baco ver
keerd geciteerd, komt in Malvezzio's Siscorsi sopra Cornclio
Tacitocorru|* TCOr; ^e"*en zuIJen dezen gelezen hebben. De gelijke passages in het
H?k?8." Manuscript beteekenen niets, er is een enkel opmerkelijk
denku' *? f vl'eemdöconstructie. Het Northumberiand Manuscript
doét Mts ter zake, want Spedding geeft het niet volledig en bewijst
niet, dat het van Baco's secretaris afkomstig is.
Oridankq al deze negatieve tegenbewijzen tegen negatieve argumenten
geyen flocb. de bestrijders, noch de heer Appleton Morgan de volkomen
overtuiging dat een van beide partijen gelijk heeft. Eene bestrijding van
Rqhert Prpelsz, in de Frankfurter Zcïttuig geschreven, ofschoon zeer
teg_en Appleton Morgan, a\jne oppervlakkigheid, zijn spelen met feiten
en ;c$er« gericht, faalt evenzeer als het werk van Morgan zelf, eene
?Ue%e overtuiging te geven. De kritiek van Dr. David Asher in de
Academy freeft een te orthodox-Shakespeariaanschen tint; die van Prof.
Carrière in de Attgemeine Zeitung is te vol uitdrukkingen als
Amerikanischer Humbug", Schwachküpfe", Halbgelehrte"; terwijl Dr. O.
Mylins (pseiidoniem van K. Muller) in Unsre Heit het goed recht van
Appleton Morgan's meening verdedigt, en Doanelly in de Acndcmy zelfs ge
tracht heeft deze met nog een aantal bewijzen nit Baco en Shakespeare
te versterken.
De vraag alzop: Heeft Baco aan Shakespeare's drama's aandeel gèBad?
kan nog niet voorgoed ontkennend beantwoord worden.
Scaramouche XXI.
EEN GEZELLIG AVONDJE TE AMSTERDAM IN 1634.
I.
't Is 25 Maart 1G81 Ik heb eene uitnoodiging ontvangen tot het
bijwonen van een eenvoudig ver.jaarfeestje en durf het gerust te wagen
u mede te brengen, in het huis waar ik genood ben. Dit huis waar rte
gouden bril" uithangt, staat op het Damrak aan de Noordzijde van de
Lieve Vrouwestcog. 't Is bewoond door Sybrand Feitama, die er een
drogistzaak in uitoefent, 't Is tegen den avond dat wij ev been gaan, maai
de lastige handlantaarn behoeven wij niet meer voor OES uit te doen
dragen, waut
Geen knechts, nog meisjes dragen meer
Lantaarnen voor haar vrouw of heer
Als eertijds, toen m' er mee ging praalen,
De lampen ligten nu op palen.
De lampen schijnen op de straat,
Wanneer het maanlicht ons verlaat;
Die spuiten vond om brand te dooven
Kan men voor deze vinding looven.
Mag ik u verzoeken binnen te gaan? Behalve de menigte droogeiijen die
bij verkoopt en waarvan hij ons straks zelf beter eene opsomming kan
doen, dan dat wij deze nu kunnen nagaan, kunnen wij onze verwondering
niet verbergen voor den iuist, vóórkomenden gastheer over al het vreenvlu
dat wij hier zien. Na wcderzijdsche begroeting toont hij dat ze doorhem
opgemerkt is en met de volgende woorden bevredigt hy onze nieuws
gierigheid.
Gij schijnt aan mij te vragen
Als met verwondering, hoe dat het kan geschiên
Dat zooveel monsters in mijn winkel zijn te zien?
Zij dienen tot vermaak wanneer de kooplui wachten
Geloof mij hier vrij in; 'kheb anders geen gedachten.
't Zijn echter maar opgezette monsters en we kunnen dus zonder vrees
da kamer achter den winkel binnengaan, waar ik het genoegen zal
hebben u de aanwezigen voor te stellen. De gastheer wiens feest het is
viert heden zijn Gisten verjaardag. Gij kent hem reeds bij naam. Sinds
ruim drie jaar is hij weduwnaar van Elsje Rooleeuw. Hij is de grootvader
van Sybr. Feitama Izaakzoon, geboren in 1G94 die door zijne berijming
van Fénéloa's Telemachus en meer andere dichtwerken, meer bekend
werd dan zijn grootvader. Zijn 22jarigen zoon Edtiard en den ISjarigen
Iziiak stal ik thans aan u voor, als de eenigen die met den ouden Sybrand
tot het huisgezin bohooron. Als gasten vinden wij er in de eerste plaats
eene nicht van den gastheer, Snzanna Rutgers, eene jonggehuwde van 21
jaar, wier man echter niet aanwezig is en met wien wij dus geen kennis
kunnen maken, als de andoren doopsgezind en sinds 1683 gedoopt.
Verder Arend lliipelberg, organist. Jan Kasper Lemp, confrater van Fei
tama, woonachtig aan de Dirk van Assensluis, sinds den Hen Februaii
des vorigen jaars gehuwd met, Geertrui Hoofd, op wiens bruiloft Feitama
d^ volgende inventaris van zijn drogorijen en genersmid'.le'en en liet
huwelijksvei'j, dat hij voor dezen dichte, ten beste gaf;
Waar zal ik dan eerst van spreker,,
Van wat soort van clrogerij,
Die gebruikt wordt in d' apteeken,
Of in perfumeerderij:
'k Zal beginnen met goögeuren
Amber, muscus en zivet
Laat en Bruid en Bruigom keuren
Of die lucht hen ook belet.
Benzwijn (benzoë), storax, calamitha
Oop en balzern van Peru,
Dunkt mij voegen zij haar neus na
Voor die reuk zijn zij niet schuw;
Nog voor meerder oliteiten
Als van naag'len en kaneel
Daar ik niet voor hoef te pleiten
Wijl zij goed zijn in 't geheel,
Om het hert wat te versterken
Dog ik weet nog meerder keurs,
't, Geen wat anders uit kan werken
Tot versterking van de beurs,
Daar zij kunnen aan geraaken.
Schoon sonrwijl wat vies van lugt
Als m'er geld van weet te maaken,
Geeft dat weinig ongenngt.
Zelfs het stinkend goed in matten,
Bij Drogisten wel bekend,
Die 't ook in haar handen vatten,
Tot geen ander als dit end!
Die de Camphur rafïneeren.
Daar ik nu wel 't meest op doel,
Weeten 't zoo te practiseeren
Dat, de reuk wijkt voor 't gevoel:
Tot het Quik, in leer bedwongen,
Weeten zij ook goeden raad,
Dat het maakt geen kromme sprongen,
Als men 't ziet in sublimaat.