Historisch Archief 1877-1940
416
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
k, .
Ka Prmeeipitaat stil leggen,
Nog veel and're dingen meer,
Daar ik nu niet van zal zeggen, '
Die mtt tot wat anders keer.
JSe'zar atëen ea Margariten,
2nllófl,h!er bequaamer zijn,
Tot vemörkihg en tot zwieten,
Als dat; rootte,'en wit venijn;
Loznli ge?h wit, maar blauwen,
Waar tjltérmarijn in steekt,
Dahr fijn schilders na staan gaanwen,
Die haar tot haar kunst onbreekt.
'k Zal al d'and're steenen mijen,
Om haar grooten overvloed,
Want de tjjd zou mij ontglijen,
Daar men veel om laten moet.
'k Ga mij tot wat anders keeren,
Eheum en Rhaponticum,
Turbit, Sena, die purgeeren,
Ook Jalap, Scammonium,
Aloës en Colocynthen,
Die zoo bitter zijn als roet,
Zeer bequaam tot malle quinten,
Als men zig daarvoor niet hoed.
'k Hou 't met Cassia, en Manna,
Thamarinde, zuur en zoet,
Of met Kadix Mexicanna,
Als ik mij wat zuivren moet.
Guttae Gum die is gevaarlijk
Tot gebruik van medicijn,
Haren arbeid dunkt mij waarlijkj
Dat te vinnig is voor mijn;
Andren moogen die gebruiken;
'k Word van al die dranken moo,
Dia ik -langer niet mag ruiken,
'k Ga na and're gummen toe
Daar men pleisters van kan smeeren,
Niet te maager, niet te vet.
Als ons 't pootje komt te deeren,
Óf de tandpijn vreugd belet:
Mastix, Tacamac, Elemni,
Stellen veele dan in 't werk,
'k Voeg er zuiver Gum Coran bij,
Dat 's basis na ik merk:
Myrrha, Wierook en Bedeljom,
Sagapeen, Ammoniac.
'k Haast me, opdat ik aan een end kon,
Sluit ik met Opoponac:
't Pleisterwerk dat laat ik vaaren,
't Is te smeerig, dunkt mij hier,
'k Zal die kliekcrij bewaaren,
Voor d'Apteeker, en Barbier;
Dat te doen is haar gcreeder,
Als het weesen zou voor mij,
'k Zal voor 't laatst mij keeren weeder,
Tot nog andre drogerij.
Sperma Caeti, SpaansChe vliegen.
Beever geel, en Lijm van Vis,
Dat zich alle laat bedriegen,
Daar maar wat te vangen ia.
Ooculus om Her te brouwen,
Om te maaken een ligt hoofd,
't Geen den drinker zal berouwen,
En veel visch van 't leeven rooft,
Seinen Cynae, voor de pieren,
Die 't goed voedzel van de maag
Na haar neemen, door haar zwieren,
Houden d' eeters dor en graag.
'k Hou meer van d' Aromatyken.
Van Galange, en Cassia,
Cardamom of diergelijken.
Peeper vraag ik weinig na,
Gember en Confgte Nooten,
Ingeleid bij d'Indiaan,
Met syroopen overgooten,
Daar wil ieder graager aan.
'k Zou er nu wel zoet uitscheyen,
Maar mij valt nog wat in 't zin;
Wil je nog een weinig beyen ?
Eina Kina dient er in,
Om het daalen en het rijzen,
Dat men daarin werd gewaar,
In 'tverondren van de prijzen,'
In een, korten tijd van 't jaar:
'k Weet het van geen andre dïngenj
'tQuam van niemand mij ooit voor,
'k Zag wel eer veranderingen,
Maar dit loopt heel buiten spoor.
Om dan verder niet te missen,
Bruidegom ik geeve u d'eer,
Om de rest aan een te splissen
Want gij kent er nog veel meer.
Adam van Liatz, onderwijzer cgner zonen en bij ons bekend door 't
herzien van Bartjen'a rekenboek, is met Eornelis Wittenoom, berijmer
van den Schat dei-zielen", vriend van den huize en als zoodanig hier ook
tegenwoordig. Meerdere gasten zijn er niet aanwezig als wij binnentreden,
maar even na ons wordt het gezelschap voltallig met Katharijne Lescailje,
die lang en met verlangen verbeid, de gezelligheid niet weinig verhoogen
zal. Nu allen tegenwoordig zijn, verwijdert de oude Heer zich even en
komt eenige oogénblikken later het vertrek weder binnen, beladen met
een aantal exemplaren van zijn Christelyke en stigtelyJce rymoefeningen.
't Was zijn eersteling, eerst kort te voren aan de drukpers toevertrouwd
en uitgegeven voor rekening van den autheur" bij Frederik Vorster op
de Lauriergraft naast Saturnus. De exemplaren zijn nog niet;ingebonden,
want heden avond zal de bundel aan het oordeel der vrienden worden
onderworpen, eerst daarna, wanneer door allen een lofdicht er aan is
toegevoegd, behalve door u en mij, verschijnt het in zijn perkamenten
band in het publiek. Tusschen lied en clavecimbelspel wordt nu dit, dan
dat deel van den bundel door den autheur voorgedragen en met genoegen
luisteren wij vooral naar de gelegenheidsgedichten, door Sybrand Feitama
op lateren leeftijd in allen eenvoud gedicht, maar die Katharyne Lescailje
aan 't einde van haar lofdicht toch doen zeggen:
De tijd, die uw geboortedag
Zag vier en zestig maal herleven,
En eeuwig raaken zal gewag
Van 't geen gij hebt zoo laat geschrevenj
Die doet de groene lauwerier
Om uwe grijze hairen bloeien
En dag op dag met schooner zwier
Uw onverwelkbre verzen vloeien;
Zoo strek, nog lang, uw poezy
Voor n, voor elk tot artseny.
G. v. Rgn.
(Wordt vervolgd.)
JOSÉZORRILLA:
In de Spalnsche Academie te Madrid is met veel plechtigheid het in«
treden van het nieuwe lid JoséZorrilla gevierd, een van Spanje's grootste
dichters. Het lokaal der Academie was niet groot genoeg voor het aantal
genoodigden ; de plechtigheid heeft dus in de groote gehoorzaal der Uni
versiteit plaats gehad, onder voorzitterschap des konings ; koningin
Christina, koningin Isabella en de infante Eulalia waren tegenwoordig.
JoséZorrilla is sinds lang in Spanje de lievelingsdichter ; in 1837 deed
hij zich opmerken door het voordragen van een gedicht bij de begrafenis
van den dichter Mariano Joséde Lara, die zich zelven gedood had. Sinds
dien tijd kwamen er meer dan veertig deelen poëzie van hem uit. Zijn
rijke verbeeldingskracht, welluidend vers en oorspronkelijkheid plaatsen
hem in de rij van Spanje's eerste lierdichters.
Zijn voornaamste gedichten zijn : La féy la, Poesia, het ridderdicht
La legenda de los Tenorios, de bekoorlijke verzen van El Pinar,
Granada en anderen. Zorrilla bleef steeds van alle politieke invloeden ver
wijderd, ofschoon hem dit in een zoo bewogen land als Spanje vaak
moeielijk was. Ook als dramaschrijver ia hij bekend. El Zapatero y el
ley; Sancho Garcla; El Punal del Godo; El rey loco ; El Alcade
Ronquillo; Aventuras de una noche; La mejor rason la espada; Don
Jnan Tenorio, alle aan de geschiedenis des lands ontleend, en in klin
kende verzen geschreven, doen hem in grootögunst bij het volk staan.
Het laatste di-ii^a is zoo populair, dat ieder jaar, omstreeks Allerheiligen,
de voornaamste schouwburgen des lands het veertien dagen lang opvoeren.
Zorrilla leefde van 1817 tot 1855 te Parijs en volgde later keizer
Maximiliaan als voorlezer naar Mexico. Hij was reeds sinds 1848 lid der
Academie, maar had steeds verzuimd zitting te nemen; nu heeft men
hem voor de tweede maal benoemd en hij heeft zich laten installeeren.
Bij de receptie hing koning Alfonso zelf den dichter de medaille der
academieleden om en hield een toespraak; Zorrilla las een lang gedicht
voor. De Kamer heeft hem eene dotatie toegestaan.
LOSSE BLADEN.
hit Professor CÜLINAÏUS' Letterkundig Receptenboek,
POTAGE & LA BOSBOOM-TOUSSAINT.
Neem met krachtige vuist een handvol historie
Karakters en menschen van vleesch en van bloed
Verheerlijk een enk'le, met godd'lijke glorie,
Maak sommigen heel slecht en velen heel goed.'
Doe zuiver gevoel met wat diepe gedachten,
Een vingerhoed vol sentimentaliteit,
Een menigte spieren merg! niet te verachten)
Bij 't andre en kook het dooreen, langen tijd.
Yoeg zout naar den smaak, Macaroni in draden
Bij 't krachtige nat. Ook al is hij wat lang,
Zoo'n enkele draad zal dit mengsel niet schaden :
De hoofdzaak is goed en dat is van belang.
Gezonde naturen, ontwikkelde magen,
Zij roemen dit kooksel : versterkend en fijn !
Maar wie het behoorlijk zal kunnen verdragen,
Moet aan Fransche kost niet gewoon geraakt zjjri.
SONNET.'
De dagbrnid wijkt, en de overschoone blonde
Baadt zich in 't zwalpend nat den blanken
In neev'len naakt de vale schimmenstoet,
fier Nacht getrouw op heure aombre ronde?