Historisch Archief 1877-1940
?p-r ? r
6
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 417.
A'
ir
bet of keet (volgens Wagners voorschrift) wat geteraperder kunnen
Vooral toonde zich dit in de toespraak van Sachs. Overigens (boe
ook als herinnering!) is zulk een brokstuk op een concert
* >gehftel misplaatst. De aanspraak van Sachs verliest zonder theatrale
«-ongering itile pit, en het P/eislicd van Waltber (dat bovendien volstrekt
'bet- glanspunt der compositie niet is, al is het ook het hoofdpunt der
gedaohte van den tekst), het Preislied wordt onbelangrijk door het
uitMBlflren van Beckmessers partij.
i Wat zou Wagner hiervan bij zijn leven hebben gezegd? Hij, die zelfs
;het ophalen (alleen openschuiven) der toonoelgordijn in geene goed
ver't ichte zaal toeliet, opdat de indruk van zijn kunstwerk niet zoude worden
'gestoord!....
Op den derden dag (gelukkig tegenwoordig al minder en minder
kun.Stenaars- of bijna kunstenmakersdag) klapte het publiek, om zeer uiteen»
'kopende 'redenen, na de voordracht der Ouverture zur Oper König
3tanfred"", van C. lleinecke, en na die van de aria uit de Ruïnen von
Athen, \an Beethoven.
,? ? De eerste bijvalsbetuigingen golden de Gewandfheit (vaardigheid) van
jden directeur van het Gcivandhaus te Leipzig en den orkestmeester
alhier, doch minder den componist, der opera. De laatste toejuichingen
golden' de schim van den onvergetelijken heros....
> ?D« 'opera' Matifrect heeft in Duitschland herhaaldelijk goede ontvangst
gevonden. De ouverture is eene talentvolle aaneenschakeling van min of
meer bekende motieven en combinatiën, nooit gemeen, nooit gezocht, van
goeden smaak, maar zonder .den straal der inspiratie.
i D£ basarja uit de jRtiinen is deftig en droog, zonder dramatische
verheffing een nagelaten werk, waarbij men don hoed afneemt en den
IfUDger bedankt met eeneu handdrnk, doch zonder geestdrift. Het talent
, van den heer Siehr heeft berhaupt tiets begeetterends. De tenoor
Dietich droeg nog eene Serenade uit Kó'nig Manfred" (uiet te verwarrnn
met Byrons Manfred) voor, die.... aan het gros van 't publiek uitnemend
'qrei'peviel. .
(.'Doch. wat te zeggen (nu wy toch wedor aan do solo's rakon). wat te
(Stegen,over de voordracht van Mendelssohns Lor dei- finale, door
MoracQldeu. By Handel had de talentvolle tooneelzaugeres de grootste moeite
r^ch in te houden. Nu zij in dit werk meende alle teugels-te mogen
vieren, was z\j op de andere rij aan de grens van het eslhctirch
ongeoorlejoi'de. Hare voordracht was meer die van eene waanzinnige dan van
eene' wraakzuchtige verlatene bruid. Hot publiek . was opgetogen van
bewondering. G'est tout ce gifil faut op den kunstenaarsdag."
.Maar thans aarzelend zetten wij 't opstel voort, om nog een woord
oyer de 45jarige vioolviituose Norman-Keruda te spreken, die zich voor
'teerst op een nederrijnsch muziekfeest deed hooren.
''.Van zulk talent kunnen onze zangers en zangeressen oneindig veel
leeren. En zie dit wordt toch niet uitbundiger door de toehoorders
begroot.
yÜeA'ïaen dan fijnen smaak, diep eu kiesch gevoel voor gcJaohto en
stut kan deuken, -vindt men bijeene uitnemende reinheid in het spel dezer.
jonge weduwe yereenigd. Zij speelde Viotti en Handel, en gaf eindelijk
nog het 'Andante uit Spohrs vioolconcert ten beste. Viotti vertoonde
zieV geestig en somwijlen coquet; IJandel zwierig, maar ernstig. Alles
zónder Overdrijving, zonder jacht op efiVct, om der wille der kunst, der
wa/ëkunst alleen, schoon do zwaarte eu kracht van toou niet
voorbecldeloos was.
Wat zal men nog zeggen van de uitvoering der D-moll symphonio van
Sehumann V -Volmaakter hebben wij haar nimmer gehoord, /ij zweefde
voorbij met eene juistheid en eene innigheid die alle omgeving deed ver
geten. Het was eene inspiratie van 'fc begin tot het einde, voortgespro
ten uit eene voorbeeldelooze gelijkheid. De Romanzc klonk als het zacht
geruisen van den wind door de bloemcngaarde, en de vioolsolo, door
deh-heer Eöntgen Sr. uitgevoerd, was gelijk de vleugelslag van eenen
genius!' Waar dwalen wij heen ?...
Voor den schepper zulker werken i? de ellende der aarde dubbel zwaar
geweest....
Ejnde'ük Honk het groot Halleluja" van den Messias en juichend,
stralend van vreugde keerden wij, na deu afscheidsdronk, huiswaarts.
'?*'?* : ; ' ' A. D. K.
J* ,?' Y OUD FBANSCHE MUZIEK.
Ta Parjjs js eene voordracht over oude Fransche volksmuziek gehouden
door'Gaston Paris, opgeluisterd door voorbeelden, waartoe eenige zangers
en aageressen en leerlingen van het Conservatoire hunne medewerking
verleenden. -Gaston Paris gaf de geschiedenis van do ontdekking van het
pW-Fransch' notenschrift en een overzicht van de oude liedeboeken;
Quoilien en Tierson zongen liederen en complaintcs uit alle provinciën
des lands, benevens twee oude givers of ballades, twee sonnV, satirieke
coupletten en een jagerslied, dat zeer toegejuicht werd.
Eenige dames en heeren zongen toen Baskische liederen, een lijkzang
ef lé'cero Uit Corsika, eene ballade La femme du marin (de prototype
f W» Enoch Arden), een aandoenlijke ballade Jean Renand, bourrces uit
Auvergne, twee fraaie liederen uit den Elzas, en danswijzen uit
Bovenj}relij»gne. De avond had een zesr uitgelezen publiek gelokt, dat hoogst
voldaaa naar huis ging.
UIT PARIJS.
XXV.
Parijs was in de afgeloopen week in emotie over V affaire Pel, een
Afschuwelijke misdaad, of liever een reeks van misdaden, door een horlo
gemaker van Montreuil jaren achtereen straffeloos en ongehinderd gepleegd.
By het proces dat dezer dagen voor de Assises werd behandeld, is het
gebleken, dat het monster, dat den naam van Pel draagt, meer dan tien
vrouwen, louter, uit hebzucht met arsenicum heeft vergiftigd, en waar hij
siph^ niet op d.o gewone wijze vnn ziju slachtoffers kou ontdoes, deze
eenvoudig in stukken gesneden en in een daarvoor expres ingericht
fornuis verbrand heeft, om alzoo de ontdekking te voorkomen. Ook een
vorm van crematie, maar een vorm, waartegen ook de grootste voorstan
ders dezer zaak zich zouden verzetten. Deze laaghartige giftmenger leverfc
een voorbeeld te meer van dat zedelijk idiotisme, dat nog onlangs ook
in ons land zijn Hlustratie vond in de Leidsche giftmengster. Zijn met
de pen goteekend portret, door de Figaro opgenomen, is, diinktmij, een
waarschuwing op zichzelve, die zegt: pas op want ik ben gevaarlijk!"
Toch hebben velen die waarschuwing daarop niet gelezen en zijn de
dupe geworden van dit beestachtig wezen. Ook dit proces levert een
bijdrage te meer voor de betrekkelijk groote onveiligheid, waarin het
leven der menschen te Parijs nog verkeert. En niet zonder grond uaag
men den politie een ernstig d Voeuarel toeroepen.
L'Ocuvre zal het nieuwe werk, dat Zola bezig isteschrijven.heeten.
Figaro weet er reeds iets van te vertellen. Men heeft Zola bij verschil
lende kunstuoopers bezoeken zien brengen. Ook weet men, dat hij zich
van vele technische bijzonderheden op de hoogte heoft laten stellen.
De intrigue van dezen roman wordt af'gesponnen in de kunstenaars
wereld. Tegenover het tegenwoordig geslacht van schilders, die hotels
bewonen en ia overvloed leven, wil hij den armen maar waarachtige»!
kunstenaar doen uitkomen, die een en al hartstocht is voor het ideaa!,
hetwelk hem voor den geest staat, zooals hij zelf die in zijn jeugd gekend
heeft.
Hij heeft zijn roman l'Oeuvre gedoopt, ofschoon die titel hem niet
gansch en al bevredigt; hij vindt dien wat Onbepaald, niet teekenend
genoeg. Maar hij is op dien naam gekomen, omdat het wel degelijk
l'oeuvj-e is, dat de gansche ziel van den kunstenaar, dien hij wil schil
deren, inneemt, hem geen rust laat, hem altijd vervolgt eu in spanning
houdt, zijn oeuvre, zijn groot stuk.
Maar de held is slechts een nieuscb, en het gedroomde oeuvre zal
nimmer werkelijkheid worden
Het drama schuilt in de worsteling van een half genie met de natuur.
e kunstenaar bemint niets dan zija werk. Kunst en liefde dingen in zijn
wesen om den voorrang.
Zola zal ook hisr alleen volgens d^ natuur teekenon. Hij, het hoofd
eenor nieuwe school, zal den meester eener school schetsen, een Courbef,
die op allen zijn stempel zoekt te drukken, een Manet, wien de realiteit
drukt en kweit, maar een artist, die, hoewel hij verschillende typen in
zich vercenigt, toch een geheel eigenaardig type zal vertooneu. ilij wil
ons oen vurig, al te vurig schilder laten zien, die steeds starend op den
stralenden fakkel der kunst, sieh gaat branden aan de vlam der. liefde.
Dat alles in de lijst, dia ten allen tijde neer de nieuwsgierigheid heeft
geprikki'ld. De lezeressen zullen in de ateliers worden binnengeleid, dj
lozers zullen kennis maken mot het personeel van het Hotel Drouot, met
tentoonstellingen, ktinstmagazijnen, die allen met de bekende uitvoerigheid
en minutieuslieid van dezen naturalist zullen worden beschreven.
En geen beter gelegenheid voor Zola om voor dit werk zijn studies te
mak.;», dan do stad der kunsten bij uitnemendheid.
Ook van Ilcct'ir Maloi kan eerstdaags een nieuwe roman worden ver
wacht, die eerst als feuilleton in deu Figaro zal verschijnen en getiteld is
Lieuicmnt Bonnet. De kluizenaar en droomer van Fontenay-Eou?-Bo!s
heeft op een zijner wandelingen door do bosschen een schamel gekleed»
luitenant ontmoet eu die ontmoeting heeft zijn verbeelding aan het werk
gezet en de strijd om het bestaan van. zulk een armen officier, die met
zijn klein Palaria niet rond kan komen, zal de hoofdfiguur uitmaken van
deze gcschkd'enis. Minder madedcelzaam dar, Zola omtrent plan en in
houd van zijn werk, heeft Malot zich daarover verder niet uitgelaten eu
kan il: u daarvan dus niets meer aiededeelen.
Zoo zachtjes aan begint het trekvogelinstinkt bij de Parijzenaars wedei
te ontv/akcn, en weldra zullen de salons gesloten zijn, waar men nu no»
bij een ondragelijke hit,te bijeen komt om te dansen, muziek te hoorer.
en zich te vervelen. Want do mode heeft den laatsten tijd bevolen eii
haar bevel is heilig dat raen niet meer in de daarroor zoo geschikte
wintermaanden bals en partijen mag houden maar dit in de lente moet
doen, van de mode kan ook het credo qulu, absurdiini gelden, want i?
het niet onpas en onzinnig, om, juist als de leute hare duizende bloeinon
uitgespreidt over veldo en weide ea alles spreekt van het nieuwe frissche
leven, alles gleurt eu fleurt, dan zich op te sluiten in snikheete zalen en
daar een vermaak en ontspanning te zoeken, waaraan niemand werkelijk
gelooft en waarvan de meesten reeds walgen. Bij die dwaasheid acht ik
dien buitenman nog verstandig, dio zich zelven afbeulde met de vraag,
waar- hij toch op het lapje grond, dat hy gekocht had, zijne ruïne zou,
laten maken!'''
Blaar het trekvogel-instinkt ontwaakt, zooals ik zeide. Men gaat Parijs
den rug toekeereu, velen hebben dat reeds gedaan.
Als de Grand Ptix in de wedrennen is behaald, dan heeft de metro
pool voor zijn rijke bewoners geen aantrekkelijkheid meer.
Waar zullen we heen gaan? dat is op het oogenblik de eenige vraag.
Men spreekt onder elkaar over niets anders. Want dat men ergens heen
gaat, dit staat vast. De mode eiseht het.
Wel had IL en, toen men het vorig jaar tehuis kwam, schoon zijn be
komst van dat reizen en trekken, wel zwoer men toen een duren eed,
dat men een volgend seizoen stil tehuis zou blijven en zich niet meer la
ten beetnemen op al die badplaatsen op het land of aau zee.
Maar daar is een geheele winter overheen gegaan, en als de lente in
't land komt, krijgt de Parijzenaar zijn gewonen aanval van verplaatsingsr
manie. De locomotiefkoorts grijpt hem aan en er uit moet en zal hij!
Niets vermakelijker zegt Véron, dan de gesprekken, die er over dit
punt,- tusschen man en vrouw gewisseld worden.
Hoor eens, beste, aldus mijnheer zou het niet eens tijd worden
om een besluit te nemen. We hebben nu spoedig half Juni en weten nog
niet, waar we heen zullen gaan.
Ja. maar dat staat als esn paal boven water, meent mevrouw, da*; wij
ergens hecu gaan. Tehuis blijven doe ik niet, da menschen zouden
d-nken, dat we het niet kunnen betalen. . . .