De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 28 juni pagina 6

28 juni 1885 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

BB-A-MSTERDAMMER, VOOR NEDERLAND. Nö. 418; «on hoeorarinm van honderd francs in de maand, d« ar* OoVdfl meest havejooze bedelaar ziet aan zijn ziekbed een geneesheer, -^ yü&t de milüon»irs t«gep goud elkander betwisten. wórdt aan de maatschappelijke verplichtingen uitnemend voldaan. waarom doen de vorsten van het woord niet desgelijks ? ^Waarom had men in het proces Pel, zoo op goed geluk af een jong advocaat, die zijn eerste proeven nog leveren moest, met de verdediging belast, als gold het hier niet meer dan een pleidooi voor den kanton rechter ten bAoeven van een huisknecht, die zjjn meester beschuldigt van hem zijn loon bekort te hebben? Dat schreit immers ten hemel. Niet dat ik voor Fel zelven iets gevoel. Wij hebben hier slechts te doen met' een beschuldigde, waarop het schavot reeds loert. En by dat ernstig tweegevecht, tusschen de Wet en de Misdaad mogen geen ongelijke wa penen gebruikt worden. Waar de beschuldiging wordt uitgebracht en volgehouden door een doorkneeden redenaar, daar heeft men het recht niet de verdediging op te dragen aan een eërstbeginnende. Als de bekende advocaten zich niet, evenals de geneesheeren, die professioneele opofferingen willen getroosten, if*t mén^jdaj, een fonds bijeenbrengen, waaruit zjjj voor hun moeite be''w^.^wbrjSei^.??','.?'.:;;?.'...._-' .-? ..--,.-? ... ? .?? - ?\"Wuf Iaat do gerechtigheid ons niet langer het jammerlijk schouwspel bieden, waarbij alles hardnekkig zich aankant tegen een beschuldigde die toch nog het récht heeft van onschuldig te zijn. Alles, het openbaar ministerie, de Voorzitter der rechtbank,'de rechters, tot zelfs de onbe kwaamheid van hem, die' den aangeklaagde moest beschermen! De andere opmerking betreft een der gronden, waarop Pel is veroor deeld. Véon wil die gronden volstrekt niet betwisten maar vraagt toch of de heeren leden der jury er wel over hebben nagedacht, welke vreesehjke gevolgen bet door hen uitgesproken vonnis zou kunnen na zich slepen voor anderen! Want zoodra men ter dood veroordeeld kan worden omdat men geen voldoende inlichtingen vermag te geven omtrent personen, die langer of korter tijd bij ons in dienst waren, gelijk Pel dat niet kou doen om trent een meid, die bij hem gediend had, beginnen de zaken er nog al gek uit te zien. Onderstel: gij hebt ean wraakzuchtige keukenprinses, die u niet kan vergeven, dat gij haar den gevraagden opslag van tien francs 's maand hebt geweigerd. Den volgenden morgen komt zij met opgestoven zeil uwe kamer binnen. Heeft mijnheer er nog eens over nagedacht? Waarover? Wel over de opslag, waarover ik gisteren met mijnheer heb ge sproken. !Ja. wel, maar ik wil van geen verhooging iets hooren. Nu, dan zal ik mijnheer maar zeggen, dat ik . . .... Wel, wat wou je dan? Dat ik eenvoudig ga verdwijnen. ^ Wat? .?' ---! Van van daag af zal men niets meer van mii hooren. Ik ga naar het buitenland en verander mijn naam. Na drie maanden zend ik een naamloos schrijven aan de politie, waarin ik mededeel, dat mijnheer mij óp geheimzinnige wijze uit den weg heeft geruimd en dat dit net zoo'n geschiedenis is als die van Pel. Mijnheer heeft in zijn eetzaal zoo'a groote Kachel staan, dat treft goed. . . . Maar, schepsel, wat scheelt je ? Geen groote woorden, asjeblieft, wil mijnheer mij twintig francs op slag geven in de maand? '-?'En gistreen vroeg je maar tien? ? Nou zeg ik'twintig! Eenmaal! . . . Tweemaal! . . . Voor de derde maal! . . . Ik zal je bij de politie gaan aanklagen en eens vertellen, welke schandelijke dingen jij in je schild voert! ??-?'Och/men zal u toch niet gelooven... ?i- Ik... ik... Niet waar, dergelijke zaken zonden ook iemand, die voor geen kleintje vervaard is, wel van zijn stuk kunnen brengen. En toch ligt het werkelijk voor de hand oin uit het geslagen vonnis gevolgtrekkingen van dergelijken aard te maken. Van een advocaat"aan een der gerechtshoven in het Zuiden: Ziet eens, myne heeren leden der jury, zegt onze vriend met den vinger op zijn cliënt wijzend, ziet eens dat lage voorhoofd, die met bloed beloopen oogen, die even domme als wreede trekken om den mond, en zegt dan, of die man niet al de kenteekenen draagt van de grootste boosdoeners, zelfs wanneer zij volkomen onschuldig ajjnü! A. B. LETTERKUNDE. DE JONGE NATURALISTEN. IV. UNE VlE van Guy de Maupassant. Omstreeks 874", aldus vertelt Zola, maakte ik ba Plaubert met Maupassaut kennis. Hij had ternauwernood het college verlaten, en nie mand in onzen letterkundigen kring had hem nog als schrijver opgemerkt. Wanneer wij des Zondags tegen twee uur bij Flanbert kwamen, vonden wij daar meestal reeds Maupassaut, die iedere week zijn werk aan den meester kwam,voorlezen. Zoodra wüer waren, hield hu zich bescheiden op den achtergrond, sprak weinig en luisterde aandachtig naar het gesprek. Later ontstond er eene zekere vriendschap tusschen ons; hjj bracht ons in verwondering door de verhalen van zijne heldendaden. Van middelbare lengte, breed geschouderd en sterk gespierd, was Maupassant toen' een geweldig roeier, die voor zijn pleizier op n dag twintig mijlen op de Seine aflegde. Wij hadden ons tot nog toe niet afgevraagd of Maupassant talent had, wel kenden wij eenige verzon van hem voor mannen geschreven, doch het is gemakkelijk -genoeg in dat genre kracht te ontwikkelen. Wij waren dan ook verwonderd, toen hij een klein gedicht Au Bord de l'Eau" uitgaf waarin eigenschappen van den eersten rang zijn Dit gedicht is opgenomen in den bundel Des Vers" (opgedragen aan Gustave Flaubert) waarmede Maupassant op kranige wijze debuteerde. Deze gedichten, vol gezonden hartstocht, krachtig gebouwd, en aeer oor spronkelijk, doen het nog altijd betreuren, dat de schrijver zich na den bundel uitsluitend aan het proza heeft gewijd. Zijn eerste prozastuk Boule de Suif', opgenomen in Les Soirees de Médan" baarde nog meer opzien dan de gedichten, hetgeen wel te begrijpen is, want deze novelle is in alle opzichten een klein meesterstuk. Ongeveer een jaar later in 1881 gaf Maupassant een bundel no vellen uit, getiteld La Maieon Felliter", waarin o- a. voorkomen eéue een voudige, krachtige studie uit het boerenleven L'Histoire d'une Fille de Ferme," welke in .onze taal overgezet is, en een fijngevoeld stukje Sur l'eau", hetwelk aantoont, welk een meesterschap Maupassant; over de taal bezit. Kort na dit werk zag Mlle Fifi", eene verzameling kleine novellen, het licht. Ofschoon niet zoo krachtig als het voorgaande werk; zijn in Mlle Fin" ware juweeltjes van taal, overvloeiende van tijne trekjes en juiste schilderingen; hiertoe reken ik vooral de novellen ,,Le Lit", Marocca" Mlle Fifi en Uu Réveillon. Uit de laatstgenoemde is de volgende meester lijk geschilderde beschrijving van een Kerstnacht op het land. Uu froid aigu piquait, Ie visage, faisait pleurer les yeux. L'air cru saisissait les pouraons, desséchait la gorge. Le ciel profond, net et dur, tait cribléd'ètoiles, qu'on eüt dit palies par la gelee; elles scintillaient non poiut comme des i'eux, man comme des astresde glacé,.des cristallisations brillantes. Au loin, sur la terre d'airain, sèche et retentissante, les sabots des paysans sonnaient, et par tout l'horizon, les petites cloches des villases, tiutant, jetaient leurs uotes grêles comme frileuses aussi dans la vaste nutt glaciale. La campagne ne dormait point. Des coqs, trompés par ces bruitg, chantaient; et ea passant Ie long des tables on enteudait remuer les bétes troublées par ces rumeurs de vie." Na rtMlle Fifi" verscheen Maupassaut's eerste roman Une Vie," welke reeds vijf en twintig oplagen heeft beleefd. Het loven, in dit werk behandeld, is dat van een jong meisje, Jeanne Le Perthuis des Vaud?, de dochter van een Normandisch edelman, die op een oud kaste?! Les Peuples" nabij Yport woonde, en het boek. vangt aan als Jeanne uit het klooster komt, waar zij hare opvoeding heeft Oütvangen. Op een regenaclitiaen dag reed zij mat hare ouders en Rosalie, het kamcrmeisje en hare zoogauster, van Kouaan naar Les Peuples, en Jeanne was vol illusies over het leven, dat zij zou gaan leiden. Weldra werd zij opgemerkt door een jong edelman, den vicomte Julien de Larnare; hij vroeg haar ten huwelijk en weldra waren zij getrouwd. De huwelijksreis was naar Corsica, en na hunne terugkomst vestigden de jonggehuwden zich op .,Les Peuples" ter woon. De eerste tijd van hun huwelijk was zonnig, maar spoedig was het geluk van Jeanne gedaan. Julien verwaarloosde haar, en het kwam uit, dat hij op vertrouwelijken voet met JJoaalie was, die hij vóór zijn huwelijk had verleid. Jeanne, half waanzinnig van smartj werd daarvan zwaar ziek, en toen zij weder hersteld was. deelde de dokter haar mede, dat zij zwanger was. De oude dorpspastoor Picot, een braaf man, wist Jeanne, die van e&ne scheiding sprak, met haren echtgenoot te verzoenen, maar de liefde was voor altijd verdwenen. Voor Rosalie, die reeds een kind had, werd een echtgenoot gevonden, dank zij eenen vrij aanzienlijken bruidschat, welke de goedige baron Le Perthuis des Vauds gaf. Op het kind, dat haar geboren werd, braoht Jeanne al hare liefde over. Elle devint subitement une mère fanatique, d'autant plus exaltée qu' elle avait téplus déoue dans son amour, plus trompêe dans lesesp rances. Il hii -faliait toujours Ie berceau pres de son lit, puis, quand elle put se lever, elie resta des journées entières assise contre la fenêtre, auprès de la couche légere qu'elle balannait. Puis elle voulut broder elle même, pour Ie parer, des-toilettes fines, d'une légance compliquée. Il fut enveloppe dans une bruine de dentelles, et coiiféde bonnets magnifiques. Elle ne parlait plus que de cela, coupait les conversations. pour faire admirer un lange, une bavette ou quelque ruban supérieurement ouvragé, et, n'écoutant rien de ca qu'on disait auteur d'elle, elle s'estasiait sur des bouts de linge, qu'elle tournait lon'gtemps et retournait dans sa main levée pourmieux voir; puis soudain elle demandait: Groyez-vous, qu'il sera beau avec ca?" Jaren gingen er voorbij. Jeanne's moeder, de zwaarlijvige Madame Adelaïde, stierf aan een hartkwaal, Julien kwam op eene gewelddadige wijze om het leven en de jonge Paul werd een groote jongen, vertroeteld door zijne moeder en grootmoeder. Op zijn vijftiende jaar werd de jongen te Havre op school gedaan. Hij werkte er weinig, en verteerde veel geld. Eindelijk maakte Paul schulden en gedroeg zich losbandig. Men nam hem weder in huis; de jongen was echter brutaal en ongezeggelyk geworden. Op zekeren avond verdweea hij: de jonge man was met eene publieke vrouw naar Engeland gereisd. De haren van zijne moeder, die reeds grijs waren, werden wit. Van tijd tot tijd ontving zij een brief van Laar zoon, waarin steeds stond: Zend mij geld, want ik heb ongelukkig gespeculeerd, en bezit niets meer.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl