Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
' No.
419den voorgrond wordt gesteld en de middelen worden aangewezen
die mep ter bereiking van hel doel noodzadelijk en geoorloofd
rekent. De republikeinsche partij bleek zelfs niet eens in staat, een
manifest op te stellen, waarom de verschillende fractiön zich
kon.den scharen; het was vooral de scheiding van Kerk en Staat, die
'hier tot groot verschil van meenirig aanleiding gaf en' sommige
: aanhangers van dezelfde parlij als felle politieke tegenstanders
deed kennen.
* ' ? ? * *
*
De, jministerieele crisis in Italië" is met eene reconstructie van
het kafcinet-Depretis geëindigd. Deprelis, ziende dat zich niemand
zou opdoen om de nalatenschap van den lieer Mancini te aan
vaarden, heeft besloten zelf ad interim de portefeuille van
builenlandsche zaken op zich te nemen, terwijl Tajani tot minister van
justitie is benoemd.
Welke richting de buitenlandsche en speciaal de koloniale politiek
van het gereconstrueerde kabinet zal nemen, kan nog niet met
zekerheid worden gezegd; de heer Deprelis liet zich hierover zeer
onbevredigend uit, en gaf alleen de verzekering, te zullen han
delen met de voorzichtigheid, voor welke zijn leeftijd een waarborg
is. De Kamer heelt zich voorloopig bij deze verklaring neergelegd
en ging daarna voor onbepaalden tijd uiteen.
De schijnbare frontverandering in de staalkunde van den Hei
ligen Stoel geeft aan de buitenlandsche pers stof tot menigvuldige
gissingen. Paus Leo XIII heeft in de jongste dagen eenige slappen
gedaan, die het vermoeden rechtvaardigen dat hij de steile
houding van zijn' voorganger door eene meer conciliante
staatkunde wenscht te vervangen. Zoowel de brief aan den aarts
bisschop Guibert over kardinaal Pitra, als het bevel aan den heer
Des Houx, redacteur van het Journal de Rome, welks houding
naar het schijnt niet meer met de nieuwe politiek van den 11.
Stoel overeen kwam, zouden hiervoor tot bewijs kunnen strekken.
Toch zal. men wel doen, met deze gevolgtrekking voorzichtig te
zijn. Voorzeker valt voor de ovengenoemde opvatting veel te zeg
gen ; er zijn echter verscheidene andere mogelijkheden denkbaar,
die den Paus tot het inzicht hebben gebracht, dat eene
voorloopige toenadering tot de mogendheden voor het behoud van den U.
Stoel wenschelijk is. Wij behoeven slechts te herinneren aan de
stemmen die van tijd tot lijd in Frankrijk opgaan, om tol optel
ling van hel corcordaat te besluiten. Een dergelijk besluit zou ten
gevolge hebben, dat de staat zijne subsidien introk en de Si.
Pieterspenning op eene al te zware proef moest worden gesteld.
Onmogelijk is het niet, dat Leo Xül hierin eene ernstige bedrei
ging van den Pauselijken Stoel gelegen acht, die in het belang
van hem zelf of in elk geval van zijne opvolgers moet worden
voorkomen,
ik &
De cholera in Spanje begint, in de laatste weken een
onruslbarenden omvang aan te nemen. Tot dusver bleef de hoofdstad zoo goed
als gespaard; in de provinciën woedde zij echter des te heviger
en vooral te Aranjuez, dicht bij Madrid, heeft zij in de laatste
dagen een betrekkelijk groot aantal offers geöischt. De civiele gou
verneur van Madrid vond zelfs, bij gelegenheid van zijn bezoek
aan het stadje, op meer dan eene plaats de onbegraven lijken op
straat liggen.
Donderdag ontving de bevolking onverwacht een bezoek van
koning Alfonso, die, om elke botsing met zijne ministers te ver
mijden, in zijne qualiteit als generalissimus van het leger zich in
het geteisterde stadje vertoonde. Zijne verschijning maakte op de
bevolking een hoogst weldadigen indruk en ook bij zijn terugkeer
te Madrid werd de vorst met enthousiasme begroet.
Onbewimpeld stelde de heer Heemskerk Dinsdag, bij de behandeling
der wijziging van de gemeentewet, de kabinets-quaestie.
De financiëele droppeltjes-politiek moest zegevieren of het Kabinet
ging heen!
Niets dan aansteller!]"!
De minister wist even goed als ieder ander, dat de voordracht veroor
deeld was en alleen pour sauver les apparenees" stelde hij nu den eiseli
dat het voorstel-Kops c. s. een geheel nieuw wetsontwerp van geheel
andere strekking dan dat der Regeering moest worden aangenomen
om het Kabinet te weerhouden van wegloopen.
Zoo werd 't echec een soort overwinning.
Eigenlijk had de regeering reeds na de verwerping van de verhooging
van het overgangsrecht overwogen of het maar niet beter was heen te
gaan.
Maar zij wilde de maat vol maken en afwachten wat er van de geza
menlijke financieele voorstellen zou komen.
? Welnu?
De Staatsloterij is gewijzigd; het overgangsrecht verworpen;
deefiectenzegel-wet aangenomen; het ontwerp tot wijziging der gemeentewet ge
heel omgewerkt en tot een financiëele misrekening vervormd"; de 10
buitengewone opcenten op 't personeel zijn toegestaan en de 14 aüllioen
4 ton schatkistbiljetten ook.
Zoo is 't tekort ge- neen, Ziedekt!
De Regeering kan blijven!
Woensdagavond, in een slechts te nauwernood voltallige vergadering,
heeft de Kamer de nog voor afdoening vatbare wetsontwerpen afgehandeld.
Een daarvan betreffende het immdatiekanaal naar de Linge legt
pp den staat, langs den weg dien velen onwettig achten, een door niemaad
berekenbaren last.
Daartegen was in de sectiën krachtig geprotesteerd; met een beroep
op een precedent was de afstemming van dit voorstel aanbevolen.
En .toch er werd geen woord over gesproken en bij do toestemming
waren nlle leden er \óór.
Van waar dat verschijnsel ?
Eenvoudig genoeg, de trein stond voor velen gereed. Eu ais 't tot
stemming gekomen ware zou, bij verzet, het getal leden dat over de ge«
wichtige zaak besliste, genoemd zijn.
Nu heette het: algemeene stemmen: dat kan 86, maar ook 44 zyn.
Gelukkig is de Eerste Kamer er voor dergelijke gevallen óók nog.
Waarom die overhaaste afdoening van zaken Woensdag avond?
Eerst 's middags konden de te behandelen ontwerpen aan de orde gestelft
worden; waarom althans niet tegen Donderdag?
Dr. Kuyper had 't zoo' gewild.
Op den dag dat de Deputatenyergadering in den Haag bijeenkomt, geen
kamerzittiug, had hij bevolen.
Nu, dat is een afdoende reden. Het reglement van orde moge de leiding
der werkzaamheden aan den voorzitter en de centrale afdeeling opdragen,
met een anti-revolntionairen president onder dan groenen troonhemel op
't Binnenhof mag ook de gereformeerde Paus een woord meespreken.
Als hij zegt: sic volo, sic jubep, stat proratione voluntas. dient de
kamer te buigen met een eerbiedig concedo.
ONZE BLADEN.
Nog bleef de Deputaten-vergadering der anti-revolutionnairen en haar
aankleve deze week de gemoederen vau meer dan n redactie bezig houden.
Niet onaardig was de verschijning, op den eigen zittingsdag dier Deputaten,
die dr. Kuyper met op n ua algemeene stemmen tot voorzitter van het
Centraal-Comitéherkozen, van de Stemmen voor Waarheid en Vrede,
in welker kroniek dr. Bronsveld eene poging deed om, met Groens Ned,
Gedachten vóór zich, aan te toonen, dat de anti-revolutionnairen alle reden
hebben, zichzelven te vragen: wien zal ik kiezen: Groen of Kuyper. Te
merkwaardiger was dit artikel, daar dr. Kuyper n in De Standaard u
in zijna rede op de Deputaten-vergadering als voornaamste betoog de
voorstelling bezigd, als ware hij de executeur-testamentair van Groen,
wiens persoon als de incarnatie vau het anti-revolutionnair beginsel werd
beschouwd.
De strijd over het stemrecht naar Bekwaamheid duurde nog voort. Da
heer Spruyt schreef' drie artikelen in de N. B. Cl., om mr. Levy's stel
lingen te wederleggen en mr. Lotsy zond de redactie van ons Dagblad
eene repliek aan mr. Levy.
liet Ubl. besprak o. a. de houding van minister Heemskerk tegenover
de personeele belasting, de Arnh. Ct. de afstemming van het ontwerp op
het overgangsrecht; het Dbl. v. Z. U. de ongewensobte inmenging ia
verkiezingen; het V. D. den strijd om de school.
WARME KADETJES.
Een Zaterdag-avond Praatj«J
LXXXIII.
Mijnheer de Redacteur!
Ge kunt u niet voorstellen hoeveel plezier ik van mijn laatste Kadetje
over de weldoeners der menschheid" heb gehad; van allerlei zijden werd
mij sympathie met dat schrijven betuigd en ik ontvirg een drietal brie
ven, waarvan ik noodwendig het een en ander moet zeggen.
De opmerking dient echter vooraf te gaan, dat de dankbaarheid niet,
gelijk de heer Sagittarius belieft te beweren,' uit de wereld is verdwenen,
want allen, die ik sprak en allen, die mij schreven, waren vervuld van
bewondering voor de edele menschenvrienden, die de aarde tot eeu pa
radijs trachten te maken. Natuurlijk kwam ik ook met een paar onte
vredenen in aanraking, maar och, uitzonderingen bewijzen immers den
regel! Heusch, ik zoude er too kunnen komen om ook een weldoener te
worden en heb, geholpen door de kundigheden, die ik op de H. B. S.
opdeed, reeds getracht een kranig gefleesmiddeltje samen te stellen, hetgeen
mij echter nog niet gelukte.
Maar ter zake; het eerste schrijven dat ik ontving, bevatte het verhaal
eener measclilievende handeling, door drie weldoeners in uniform bedreven;
het waren drie agenten van politie, die een vent, die op straat lag te
slapen, precies zoo lang met steentjes en kluitjes aarde wierpen, totdat
hij zouder schrikken wakker werd. Als ik de nummers dier wakkere
mannen wist, zoude ik waarlijk willen beproeven om eene belooning voor
hen te verkrijgen, want ze waren lo. moedig (dit 'veronderstel ik natuur
lijk als van zelf' sprekend), 2o. vol beleid (hadden zij den slapenden man
toch eensklaps doen opschrikken, dan had hij wellicht eene beroerte ge
kregen) en 3o. trouw.... neen, trouw waren zij. goed beschouwd, toch
eigenlijk niet, want zij verwaarloosden, terwijl zij een half uur lang steentjes
stonden te gooien, wellicht de ronde, maar....
Het spijt mij, mijnheer de redacteur, dat ik deze historie niet verder
kan uitspinnen, maar mijn correspondent had zijn schrijven niet geteekend.
Ik begrijp niet waarom hij dat naliet; van Pa en mijn persoon is hét
toch bewezen dat wij weten te zwijgen als moffen en dat het graf, bij
ons vergeleken, een dames-kmnsje is. Wanneer de briefschrijver nog kan
besluiten om mij te vertellen hoe hij heet en waar hij woont, zal ik niet
enkel zijn geheele epistel onder de oogen der lezers brengen, maar er
bovendien nog vrij wat aan toevoegen, om aan te toouen dat ook onze
politiemannen weldoeners der menschheid mogen worden genoemd.
Ook het tweede schrijven bevat geene onderteekening, maar, tegen de
vermelding van dit opstel heb ik geen bezwaar.
Beste Jan l" dus schrijft mijn onbekende vriend, ofschoon niet tot de
intieme kennissen van Pa behoorende, is hij mij echter niet geheel vreemd.
Onder anderen heb ik zijne benoeming lot Professor bijgewoond"
De schrijver is blijkbaar een architect, bouwmeester of iets dergelijks,
want toen de heer Leliman Pa benoemde, geschiedde zulks in eene ver
gadering van de Afdeeling Amsterdam van de Mij. tot Bevordering der
Bouwkunst. Ik zoude dol blijde zijn, wanneer die mijnheer mij eens wat
over de beursplannen mededeelde, want daar zoude ik gaarne eens over
praten, maar ik weet er letterlijk niets van. Dit zoude, volgens summigen,
nu juist eene aanleiding zijn om over architectuur en andere dingen
opiniën te verkondigen, maar ik heb het in de kunst, om iets uit den duim
te zuigen, nog niet ver genoeg gebracht.
Ik zoude mij tot Pa hebben gewend", vervolgt mijn correspondent,
doch aangezien ik vernomen heb, dat rust zeer geweuscht voor hem is,
wil ik hem niet lastig vallen. Gij zoudt mij een plezier kunnen doen,
beste Jan, door bij gelegenheid eens te inforaeeren hoe het komt, dat;