Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
'No. 419.
f'
ft'
Ir
Ijlaisons-Lafitte, maar tegenwoordig wjl de cftie ons reeds wijsmaken, dat
het volstrekt niet fatsoenlijk meer is zoo dicht in de buurt te blijven, als
?4n*n op het land gaat wonen.
? De echte Parjjzenaars zullen echter nooit aan het werkelijke landleven
zjch kunnen gewennen. Zoo'n buitenplaats zonder buren in den naasten
'Ojntrek, dat is hem veel te stil. HU kan niet slapen als de stilte van
den nacht niet telkens door het ratelen'der rijtuigwielen wordt afgebro
ken. En dan dat breken met zijn dagelijksche gewoonten; geen boule
vards, geen cafés, geen menscheu om zich heen, maar struiken en
boomen en velden, die hem niets zeggen, geen bon mots, geen aardigheden!
O, den eerstee dag, dan gaat het, dan schijnt alles zoo mooi, dat vijvertje,'
dat zoo aardig en stil alles weerkaatst, dat grasperk, dat zoo frisch en
glanzig zijn groen tapijt voor u uitstrekt; ja, zoo buiten krijgt men wer
kelijk een gevoel van het oneindige, het onbegrensde! 't Is toch maar
heerlijk» dat men die bedompte, muffe stad eens voor een wijle den rug
kan toektieren en zijn hart aan dat heerlijk buitenleveu ophalen ....
Toch duurt het maar zeer kort, of al het moois is er af, men snakt
terug naar diezelfde bedompte stad, want men verveelt zich, men ziet of
spreekt niemand, men begaat allerlei flaters tegenover zijn onderhoorigen
daar buiten. De tuinman raadpleegt u over het kweeken van allerlei
planten, vier. naam u zelfs vreemd is, gij kunt met dat volk onmogelijk
'overweg, zij verstaan u niet en gij hen niet. O, hemel, wat zal men
jen godganschelijken dag uitvoeren. . . . Men gaat loges vragen en de
eene serie na de andere komt en verdwijnt weder en ... ten slotte nie
mand zoo blijde als onze Parijzenaar, wanneer hij weer goed en wel in
de stad.is teruggekeerd.
Ik heb zoo'n Parijzenaar gekend, zegt Gaston Joïlivet, een AierforfMs
_-de la vie agreste, wiens landelijke sympathieën zich ongeveer in deze
woorden lieten weergeven: mijn illusie zou z\jn een buiten met een
heelen troep vrienden en kennissen, die op hun beurt weder hun vrienden
en kenniseen medebrachten. Die allen moesten dan naast elkander
logeeren» deur aan deur, in met hout geplaveide straten. Dan moesten
er gedurende de warmste uren van den dag cafés zijn, waar meu het
,eeja en. ouder kon gebruiken, want dat is buiten een drommelsche toer
«pijn, wat drinken te krijgen. Verder moest des avonds de gansdie streek
met,.gas vqrlicht zijn om veilig van het theater of de club naar huis terug
jkèkunnen keeren." Nu, dat buiten van mijn vriend heeft maar n naam,
en dit ie: Parijs.
: .?De chirurgijn-majoor Z. heeft verschrikkelijk het spleen.
,: Alles is mij letterlijk onverschillig geworden," zeide hij gisteren; ,.,zelfs
in het been afzetten heb ik geen pleizier meer."
Ik heb toch ook nooit eens geluk, zeide Toto tot zijn vader, terwijl
bij uit school komt. Bij het overschrijven van mijn thema heb ik een
woord /vergeten en als dat niet gebeurd was, dan zou ik de voorlaatste
wn wou klas geweest zijn.
r?.Mama, doet dat erg veel pijn om een neger te wezen?
-,?Waarpro vraag je dat zoo, kiudlief ?
' -~ Omdat ik gisteren gevallen ben en toen heb ik een zwarte plek op
de .knieën gekregen, die mij nu nog veel pijn doet.
, .-r.-Twee:,B«condanten van partij komen bij Gontran.
«-Waarde vriend, zeggen zij, daar gij niet op het pistool wilt
duelleeren; zal het gevecht met den degen plaats hebbeu.
.Gontran denkt een oogenblik na en vraagt dan: op hoeveel pas?
??> -'.'.'??:' ?' ? ' ' ' ' ' A. B.
?? ?* -;????? ??-; LETTERKUND E.
? ?? .'- ' DE JONGE NATURALISTEN.
*: IV.
: _. UNE VIE
' ' ' E van Guy de Maupassant.
?;'." ; V . (SM).
Et Jeanne regardait droit devant elle en Pair dans Ie ciel que coupait
comme des. fitsées, Ie vol ceintrédes hirondelles. Et soudaiu unetiédeur
douce, : une. chakur de vie traversant ses robes, gagna ses jambes,
penetra,83. ehair; c'était l» chaleur du petit tre qui dormait sur sesgenoux.
Ajb.i'S une inotion infinie l'envahit. Elle découvrit brusquement la
figur.6 ,d.e 'enfant, qu'elle n'avoit pas encore vue: la fille de son iils. Et
comme ,Ja .fr.êle créature, frappée par la lumière vive, ouvrait ses yeux
bleus «n-.remuant la bouche, Jeanne se mit a, l'embrasser furieusement,
la soulevant dans ses bras, la criblant de baisers.
Mats Rosalie, contente et bourrue l'arrêta. Voyons, voyous, madame
Jeanne, tioissez; vous allez la faire crier."
Puis elle ? ajouta, répondant sans doute a sa propre pensee: La vie
vpyez. vops, ca n'est jamais si bon ni si mauvais qu'on croit."
Men zegt dikwijls, misschien omdat Maupassant een leerling van
Flaubert is geweest, dat zgn werk op dat van den meester gelijkt. Dit
oordeel kan ik niet deelen, want ofschoon enkele zinnen in Boule de suif"
aan' Flaubert doen denken, bewijzen de latere werken, en bovenal une
Vie" duidelijk, dat Maupassant een oorspronkelijk talent bezit.
Een der fransche critici heeft zeer. juist gezegd Maupassant est Ie
poëte de la bestialitéamoureuse. Les plantes mêmes sueut l'amour et
vivent grassement." Dit vindt men in hooge mate in Une Vie"; er is in
dit werk een krachtige gezonde hartstocht, die in alle bladzijden op
bruist. Vooral de huwelijksreis van Jeanne en Julien is in dit opzicht een
meesterstuk, waarop mijns inziens slechts een vlekje rust, namelijk de
alkoofaardigbeden op blz. 101.
Naast dezen gloed vindt men in Une Vie" eene fijngevoeligheid welke
Blechts weinig schrijvers bezitten.
De wijze, .waarop de oude baron, zijne vrouw, Julien, maar vooral
Jeanne getee.kend zijn, strekt daarvan ten bewijze.
Ook de bflfiguren, zooals de brave, dikke pastoor Picot, tante Lison en
Rosalie, zijn uitmuntend geslaagd. Minder gelukkb is l'abbéTolbiac,
de fanatieke, heftige geestelijke» die met een weinig overdrijving behandeld is.
Evenals Zola in La. joie de Vivre", heeft Manpassant de zee tot achter
grond van het zoo aangrijpende drama genomen, en in het eerste ge
deelte van Une Vie" vindt men cenige zeebeschrijvingen, die krachtig,
juist van kleur zijn.
Ik zou over den inhoud van Une Vie" nog langer willen spreken ea
met aanhalingen willen staven, dat Maupassant ook een humorist van
het zuiverste water is, maar ik mag over niet te veel plaats beschikken,
De volgende opmerking wil ik echter nog over de werken van Mau«
passant maken, namelijk, dat men er soms den invloed van Edgar Allaa
Poe in ontdekt. De wel eenigszins vreemdsoortige dood van Julien, maar
vooral eeuige novellen, o. a. Fou" en La Main" doen aan den Ameri«
kaanschen schrijver denken.
Er zou eene merkwaardige studie te maken zijn over den invloed vaa
E. A. Poe op de fransche letterkunde, welke dagelijks grooter wordt.
Voor eenigcn tijd heeft in de Kevue des Deux Mondes eene studie van
den Heer F. Brunetière over Les Petits Naturalistes" gestaan, waarin
ook Guy de Maupassant wordt behandeld. Over dit stuk wensch ik nog
even te spreken.
De Heer Brunetière heeft hier te lande veel invloed, zooveel invloed
zelfs, dat hij, om La jeune Belgique" na te spreken, zonder het zelf te
weten, medewerkt aan menige beoordeeling over fransche letterkunde.
Dit is te betreuren, want de Heer Erunetière neemt als criticus eene
zeer middelmatige plaats in. Stel eens naast hem figuren als Taine, Zola,
Bourget en Emile Hennequin, en men bemerkt, hoe hij wegzinkt. Vooral
als hij over het Naturalisme schrijft is het werk des Heeren Brunetière
allertreurigst. Hoe scherpzinnig en hatelijk de Heer Brunetière ook is,
begrijpt hij klaarblijkelijk niets van de moderne beweging.
Kunsb is een kwestie van gevoel, en de Heer Brunetière voelt niets
voor liet Naturalisme. In 'werken als Mariette Salonion," L'Education
Sentimcntale" en L'Assommoir", ziet hij het schoone niet, en als hij ze
behandelt, maakt hij allerhande verrassende aanmerkingen, die onjuist zijn.
Ik wil met dit alles niet zeggen, dat de Heer Brunetière niet geleerd
is: verre van dat; ik geloof' dat hij verbazend veel weet; zooveel zelfs,
dat hij liet bven, de natuur, waaruit toch de kunst voortkomt, niet meer
ziet. Om dit te bewijzen, doe ik eene aanhaling uit .,Üne Vie" Toen
Jeanne aan den weg naar Godeville woonde, had zij het daar zeer een
zaam; bijna niemand kwam er voorbij. Maupassant beschrijft dit als volgt:
La grand' route devant sa porte se déroulait a droite et a gauche
presque tonjouvs vide. De temps en temps un tilbury passait au trot,
conduit par un horame ;i figure rouge dont la blouse, gonflée au vent de
la course, l'aisait une sorte de ballon bleu; parfois u'était une charrette
lente, ou bien on voyait venir de loin deux paysans, l'homme et la femme,
tout pctits i l'horizon, puis grandissant, puis, quand ils avaient dépass
la maison, rediminuant, redevenant gros comme deux insectes, la-bas tout
au bout de la ligne blanche qui s'allongeait a, perte de vue, montant et
descendant selon les molles ondulations dn sol."
Do Heer Bmnetière voelt" niets van deze eenvoudige, juiste schildering
en haalt haar aan om aan te toonen, dat de naturalisten zelfs het
allerbanaalste beschrijven!
De Heer Brunetière prijst natuurlijk Une Vie" op zeer karige wijze,
maar tcch zegt hij van dit werk: Mal óquilibrc, mais soutenu par la
solidité, si je ruis ainsi dire, de trois ou quatre scènes principales,
l'ensemble a de la carrure et respire une certaine puissance." Hierop volgt
echter een zeer onhandige zin: v,0n louerait ce livre davantage si l'on
ne craignait d'avoir l'air d'en recommander la lecture a. ceux qui ne Ie
connaissent poiiit." Welk eene partijdigheid spreekt er uit deze woorden!
In Les petits Naturalistes" lees ik nog: rLes derniers venus, qui sont
encore jeunes, out peut-être crit, déjii plus d'une page qu'ils regretteront
quelque jour"; het is te hopen, dat de Heer Brunetière het eenmaal zal
betreuren J ver het naturalisme te hebben geschreven!
Men kent bij ous vrij wel het oordeel van den heer Brunetière over de
Fransche naturalisten; daarom is het niet meer dan billijk tot besluit het
oordeel van een der Fransche naturalisten over dezen criticus mede te
deelen. Beide partijen zijn dan gehoord.
Ziehier wart Louis Desgrez in L'Evolution Naturaliste" schrijft:
Voorheen eerbiedigde ik de deftige Revue des Deux Mondes, maar
het patriotisme heeft den eerbied verjaagd.
Een zekere russisclie prins had een onderwijzer uit Parijs laten over
komen, om aan zijn eenigen zooi) de Fransche taal te leeren. Hij woonde
op twintig mijlen afstand van een stad, maar het huis was goed en beviel
den onderwijzer. Om zijn verblijf te rekken, stelde hij dan ook voor, toen
de jonge edelman Fransch kende, hem lessen in het Italiaanscli te geven.
De gelegenheid was daar om de kennis van den leerling op de proef
te stellen. Verwarring van talen. De ondeugende Parijzenaar leerde den
jongen edelman. . . . het Auvergneesch.
Het is zoo wat een trek van dezelfde soort, welken de Heer Brunetière
speelt aan de Amerikanen en Australiëra die zicli evenals vlinders aan
een kaars branden aan de beroemdheid van de Revue des Deux
Mondes. . , ? ?
Zie een inwoner van Chicago of een Mormoon van het Zoutmeer, dia
bij zinnen als de navolgende geniet:
Quiconque manque par telle ou telle partie du métier, c'est assurêment,
au point oüen est maintenant arrivéM. Zola, qu'il manque de ce qu'il
faudrait pour acquérir Ie reste.. ."
On ne tarde pas a lui découvrir trois ou quatre défauts, des plus
graves, et de ceux a qui, quand bien même son obstination-consentirait
un jour a chercher un remede, il est probable qu'il ne Ie trouvera. pas."
Welk eene eeuw!
Men vreest voor den nationalen roem, als men denkt aan het aantal
naïeven, die onze klassieken naar dit staaltje beoordeelea, en deze won
derlijke taal voor fransch aannemen.
A. Cooplandt,