Historisch Archief 1877-1940
12
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Ko. 420
f!
4,
bewogene vrouw met diep medelijden. Hij zette zich op de bank
tegenover haar, wachtte tot zij bedaard was en sprak toen:
nlloe zijt ge dan in het geheel aan den doop gek omen? Zoudt
ge mij dat niet willen, vertellen?
Het Gekken-Roosje bleef een oogenblik stil van verbazing over
dit aanzoek. Daarop zeide zij, als mijmerend, voor zich heen:
s Dat is toch precies de eerste maal in mijn leven, dat een
mensch naar mijne geschiedenis vraagt; wat kan dat beleekenen?
Wat moet het beduiden? is het tot mijne schade of tot mijn
voordeel?"
»Nu, nu, moedertje," viel de opperambtman in, »hoe zou dit
dan tot uwe schade zijn?'* Als ik eerst weet hoe alles gekomen
is, en wat gij hebt beleefd, ben ik ook beter in staat u te
helpen en te raden. Begrijpt ge dit?"
»Het kan zijn", knikte zij, «maar het kan ook niet zoo zijn;
waarom zoudt u mij willen helpen of raden? alles heeft in de
wereld zijn grond. Zeker heeft Sales, die slechte kerel, u het
sprookje wijs gemaakt, dat ik honderd jaar ben, en u wilt mij
narekenen!
«Lieve vrouw", zei de opperambtraan, »begrijpt ge dan niet
dat, zoo ik uwen wil zal vervullen, ik eerst nauwkeurig moet
weten wat er gebeurd is?"
De oude keek den spreker een oogenblik aan, als wilde zij
tnet haren blik tot in het inwendige zijner ziel doordringen;
dan knikte zij weder kortaf en staarde in de lucht.
Gedurende eenigen tijd roerde zich niets, heinde en verre;
slechts een vogel zong in de takken. Langzaam trok het
avondrood over het kerkhof henen en bestraalde het vale aangezicht
der jodin.
»Zij moet eens schoon geweest zijn", dacht de opperambtman,
en hij wachtte geduldig tot de verhaalster den draad harer
geschiedenis zou hebben gevonden.
Zij zat eenige minuten, geheel tegen hare gewoonte, roerloos,
totdat eensklaps hare scherpuitstaande neusvleugels begonnen te
sidderen en zij met uitgestrekten wijsvinger in de volgende
woorden uitbrak:
it de kleine straat droeg ze mij weg. De oude Rebekka
droeg mij, de zoogster mijner moeder; deze zelf lag ziek ter
neder en kon mij niet voeden. Eene nicht mijner moeder zou
mij grootbrengen met haar zuigeling; en bij haar wilde Rebekka
mij brengen. Maar het was Vasten-Dinsdag, en zij trokken rond?.
de Gekken% met hun dol gelier, en toen zij Rebekka zagen
komen....>daar grepen ze mij, en droegen me in de kerk. De
oude Rebekka stond te schreeuwen in de kerkdeur en wrong de
handen, maar de Gekken hielden haar vast.... En zoo heelt
de christenpredikant mij gedoopt... en hij lei de hand op mij, en
noemdeNmij»Roosje"... Hij zei dat hij het niet had geweten...,
hij had mij voor een Chrislenkind gehouden;... maar die
gedoopt was, blijft gedoopt, en niemand kon daaraan iets
veranderen. Zij mijne familie hebben hun klceren verscheurd
als om eene doode, zij hebben gejammerd en gebeden. Zij
hebben mij in het bronnenbad doen onderduiken..., zij hebben
gevast, doch ze konden het niet veranderen... ik was gedoopt."
»Toen heeft mijne moeder, door smaad en hartzeer hare oogen
gesloten en zij is ingegaan tot het rijk harer vaderen. Maar ik groeide
op, en mocht niet leeren de gebeden van mijn volk, maar ik moest
bidden met de Christenen. Toen Rebekka bij den Rabbijn ging, en
met opgeheven handen smeekte: »neem haar op in de gemeente!"
gaf hij ten antwoord: »Zij is gedoopt, en wij moeten zwijgen,
wij moeten ons schikken en bukken. Zal ik de gansche kudde
am verjaging prijsgeven wegens dit ne schaap? Wij zijn in
ballingschap en moeten de vervolging gelaten ondergaan."
En zoo wiesch Rebekka mij des Zondags, en zij nam mij bij
de hand en bracht mij in de kerk der christenen. Ik ben naar
binnengegaan. ... ik heb ze hooren fluisteren en grinniken;
ik heb gezien hoe zij malkanderen aanstieten, en vernam het, hoe zij
mij noemden: »Jodin!" Daar brandde mij in eens de smaad op
de ziel, zoodat ik omviel als een blok hout, en zij sleepten mij
naar buiten. Ik heb evenwel den Sabbath afgewacht en ben in
het achterste hoekje der vrouwenkerk weggedoken, om te hooren
hoe zij het daar deden, en hoe ik moest roepen tot God in mij
nen nood. Maar die daar hebben elkander aangestooten, naar
mij gekeken en mij »Gojeh" 1) gescholden. En ik ben naar bui
ten gevlucht als een schurftige hond en waar ik mij liet zien,
riepen de kinderen mij na: » Gekken-Roosje!" En, bij God
den Almachtiger), mijn ware naam is: Esther, Esther!" Zoo
jammerde de oude vrouw en wrong hare beenige handen»ik heb
hem niet mogen hooren, dien schoonen naam, mijn leven lang
niet. En hij hoort mij toch toe, evenzoo goed, als het mij toe
gekomen ware, de vrouw van den rijksten Jood te worden,
want ik was het mooiste meisje der gemeente, evenzoo goed
als het mij toegekomen ware, kinderen te hebben, en talrijke
kleinkinderen, die mij op mijn ouden dag zouden hebben ver
zorgd en opgepast."
Zij zweeg.
1} Christin.
(Slot volgt.)
UIT DE HERINNEKINGEN VAN EEN PENNELIKKER,
door Aquarius.
II.
Ik had het land; daar was ik nu den eenen schoolmeester ontloopen
om den anderen in handen te vallen! Zuchtend voldeed ik aan de op
dracht en toen Verheide voldaan was, kon ik mijn vorig werk hervatten.
Schaap had mij een verschrikkelijk dik en zwaar boek gegeven; dat
is het copij-boek", zeide hij, daar moet je nu eens heel accuraat de kladden
der brieven in overschrijven, die dagelijks verzonden worden."
Is hier geen copiëer-pers mijnheer n worden de brieven eerst in
klad geschreven f"'
Je vraagt eigenlijk veel te veel, Aquarius; maar_enfin, je moet nog
leeren; een copiëerpers is eene nieuwerwetache malligheid, waaraan wij
hier niet mededoen en de brieven worden door een der pattOOUS gesteld
en door Berg in het net overgeschreven."
Dank u."
Ik doopte mijn pen in den inktkoker en schreef:
Den WelEd. Heeren N. N. & Go.
te, Paramaribo,
Weet je waar Paramaribo ligt ?" vroeg Schaap.
Jawel mijnheer, in Suriname." *
En weet je wat er uit Suriname komt ?"
Jawel, want ik heb er esn oom wonen die ODS Z0«te en zoete llfflöiefjeg
en geconfijte oranjes stuurt." ~~
fZoo, komt er anders niets uit dat land?"
Ananassen, tamarinde en arrowroot."
BVerder niets?"
Ik geloof het niet, mijnheer."
Nu dan ben je wel op de hoogte," zeido Schaap tot mijne gi'öote ver
ontwaardiging op spottenden toon; enfin, je zult er hier wel meer van
te weten komen; ga nu maar met schrijven voort."
Wij moeten UEd. doen opmerken," copiëerda ik, dat UEd. ons in
dato vijf Mei dezes jaars geschreven hebt, dat aan de negerin Magdelon
voor een daalder chinine verstrekt is; thans lezen wij in uw jongste
schrijven: aan de negerin Magdelijntje een daalder chinine;" wij ver
moeden daarom dat er eene vergissing in het spel is en Magdelon en
Magdelijnfje eene en dezelfde persoon is en UEd. onze rekening voor
een gulden en vijftig cents zult moeten débiteeren."
Stoffel", zeide Berg, die over mijn schouder keek, er staat crediteereen",
O héja; wat is dat voor een malle geschiedenis met die chinine? Ik
begrijp er niets van".
Dat behoeft ook niet; als een koopmansbrief maar door den ontvanger
begrepen wordt, dan is dat heel voldoende; werk maar door, jeugdige
kantoorslaaf".
Er is ons eene tweede zaak in UEd. Rekening en Verantwoording
opgevallen", schreef ik, die dringend opheldering vereischt; aan het slot
van hot vorige kwartaal bedroeg de bevolking, volgens uwe opgave de
dato 4 Mei, veertig mans, twee en vijftig wijven en drie en dertig kinders:
thans geelt UEd. ons op: acht en dertig mans, negen en veertig wijven
en zeven en dertig kinders; gaarne ontvangen wij van UEd. eene nadere
explicatie".
Waar dat surplus van vier kinderen van daan komt", zeide Berg dien
ik om inlichting vroeg, zal je toch, dunkt mij ook wel begrijpen, en
wat die verdwenen twee mans en drie wijven aangaat, wel ik denk voor
het naaste dat zij zijn opgegeten".
Ik rilde van ontzetting; stel je toch niet zoo kinderachtig aan Berg",
riep Schaap, en vertel den jongen geen leugens! Er zal in de opgave
der kinderen eene vergissing zijn en vier mannen, en vrouwen zyu waar
schijnlijk bij het eindcijfer er van geraakt".
Maar dan is er toch n persoon zoek.'1
Die is waarschijnlijk overleden."
Maar mijnheer Schaap," zeide ik.'.'IT
Laat ik je eens en vooral zeggen, Aquarius, dat wij hier op het kantoor
met de ongelukkige gewoonte gebroken hebben om elkaar te mijnheeren";
menschen van denzelfden stand, van ongeveer gelijke beschaving, die niet
te veel in leeftijd verschillen en die den geheelen dag samenzijn en
samenwerken, moeten niet zoo gruwelijk deftig met elkander omspringen;
wij noemen elkander hier bij den naam en maken natuurlijk eene uitzon
dering voor mijnheer Verheide, die een hoogen leeftijd heeft bereikt,
begrepen ?"
Best, mijnheer.... Schaap meen ik."
En wat wilde je nu nog weten?"
Ik begrijp niet, wat die opgave van mans, wijven en kinderen
beteekent; 't gelijkt wel op eene statistiek van lundvee; er is toch geen sprake
van menschen ?"
Zeker," zeide Schaap ernstig, dat document is een slaven-staat; ons
gezegend vaderland houdt er in de West-Indische bezittingen nog sla
vernij op na."
Zijn onze patroons dus slavenhouders ?" vroep; ik ongerust.
Als je het zoo noemen wilt, ja! Zij zijn administrateuren van
plantagiën, waarop de werkzaamheden door gekochte slaven wordt verricht;
iedereen die plantagiën bezit, handelt op gelijke wijze en men kan er zich
niet aan onttrekken. Gelukkig is er kans dat de emancipatie-wet binnen
kort zal worden aangenomen; dan komen al de zwarte broeders vrij."
Praat toch geen nonsens, Schaap", riep Verheide die emancipatie is
weer eene stommiteit van de liberalen: \?at duivel, die nikkers zijn een
maal voor slavernij geboren en zij weten niet beter of het behoort zoo;
je zult zien dat als de slavernij werkelijk wordt afgeschaft, de kolouie
heelemaal op de flesch gaat."
Het is niet te hopen," antwoordde Schaap, maar het zoude toeh altijd
nog beter zijn dan dat de menscbonteerende slavernij bleef bestaan."
Op dit antwoord volgde een heftig dispuut: weldra kwam de bijbel er
bij te pas; Schaap wist zoovele teksten aan te halen dat hij zijn
togenstander in het naauw dreef; Schei maar uit," riep Verheide, aa'la jij met
js bijbel begint"
Dien u blijkbaar nooit gelezen hebt."
Wat," schreeuwde de boekhouder, rood van kwaadheid, wou jij, dio
pas komt kijken, beweren dat ik den bijbel niet gelezen heb? Ik had dien
al drie malen van voren naar achteren uitgespeld, voordat jij nog...."
jUe lieer Verüeido zeide iets wat 200 OütfajÊsoeiyijk was, dat ijs e.r yan
r'