Historisch Archief 1877-1940
O E A M ST E R DAM ME R, W E E K KLAD VOOR NEDERLAPH).
No. 420
4
J.
v
S
*
' koop toe b de doos stonden dwalen", om hnn dezen rust- en
nit?pannigadag zoo aangenaam mogelijk te maken; want", voegde mfin
«ejpnnan er met een voorkomen van gewicht bij, een inspectie kan nooit
jfiöed «go, ala niet minstens de helft der geïnapecteerden In dépolitiekamer
,to f de prgtoöst terecht komt"
v 4?a die zoogenaamde inspectie, die befföleld werd door muziek, had het
defileeren plaats, en m\jn vriend de kolonel verzekerde mjj, dat dit de
uterke egde van het keurkorps was. Recht aangenaam zulks te vernemen;
«naar Ik vond er niets bijzonders aan. Om het schoone van zulk een
vertooning te waardeeren, dient men minstens kolonel van de Haagsche
schutterij te aijn. En toen al de troepen geregeld het groote grasveld
hadden rondgewandeld en gereden, behoorde het grootsch militair schouw
spel, dat zoovele duizenden hierheen had doen stroomen, tot de geschiedenis.
De kolonel Was uiterst voldaan en ik ook; maar we waren 't om ver*
schillende radenen; hij, omdat h|j een welbesteeden morgen achter zich
bad; ik omdat het feest was afgeloopen.
Zfe-zoo, kolonel", zei ik, nu ben ik, om n genoegen te doen, mee
naar de parade geweest; ga nu voor mfin pleizier mee naar Scheveningen".
. «Wel, amice, daar is niets te zien; je vindt niemand te Scheveningen".
f :3qDat te voor mg juist een reden om er heen te gaan, kolonel", zei ik;
'?dan kannen we rustig ergens gaan zitten en een sigaar rooken".
Maar de kolonel bedankte voor die pret en ik ging alleen met de
atoomtram. De kolonel had gelijk; 't was doodstil te Scheveningen en
ató *t strand. Het nieuwe badhuis, een waarlijk indrukwekkend
gebouw, dat moet ik «eggen, waarbij de staande gebleven vleugels van 't oude
letterifk ift 't niet verzinken, stond daar eenzaam in de zon te blake
ren, t Zag «r ongeaellig nit, en of 't zooveel beter aan het doel zal
beantwoorden dan het oude, cal de tijd moeten leeren.
We zijn erg ten achteren met Scheveningen, maar ik kan u zeggen, dat
de Direetettr het mogelijke zal doen om zijn schade in te halen, want die
beer schijnt goed te kunnen cijferen. Als de lezer deze regels onder de
oogva krijgt, beeft de plechtige opening van het nieuwe badhotel plaats
gehad. Of Pasquino tot de gelukkigen zal behooren, die een uitnoodiging
voor dia plechtigheid ontvangen, kan h§nog niet zeggen, want het toeval
Bobfjat «Ich met de taak te hebben belast, de invitaties rond te zenden.
! Enfin» bij wil' 't hopen, ineer voor zijn gewaardeerde lezers dan voor
zichealf, want om met zijn vriend den Kullunnel te spreken: hij is even gaarne
gwtraft met een dag provoost als met een deftige oratie. De gustibus
non «ft dtapntandnm.
v Pasquino.
P. 8. Ik ontvang daar juist een uitnoodiging en zie er uit dat er minder
fan deftige oraties" dan wel van bal" en usoaper" sprake is. Des te beter.
KUNST.
Op Maandag, 13 Juli, zal, ter viering der inwijding van 's Rijks Museum,"
in het Paleis voor Volksvlijt een feestavond gegeven worden, waarbij de
vertooning met levendebeeHdenvan&eSchuUersmaaltgd en AeNacMwacht
Bal worden ingeleid door poëzie van den Heer Alb. Thijm. De eerste
deaet schilderijen ontvangt tot Voor reden" een monoloog van den
Schilder Barth. vander Helst, gevolgd van een beurtspraak met zijne
WOnw, die Mr. Adr. de Vries kort vóór zijn verscheiden ontdekt heeft,
dat Anna de Pier heette. Al wat er van een huwlijk van Vander
Helst op gevorderden leeftijd met een Jufv. Reynst onder de mensehen
verhaald wordt, behoort tot de fabelwereld.
De Vóór-reden" tot de NachtwacU, gelijk men het uittrekken der
schutters van Banning Cock, Heer van Purmerland, nog altijd voortgaat
verkeerdehjk te noemen, zal door Rembrandt zelf gezegd worden, die
deze schilderij in het zelfde jaar vervaardigd heeft, dat hem zijn dierbare
Saskia Ulenburgh ontrukt werd.
Ala derde tableau vivant zal de Si. Nïtömsdag van Jan Steen wor
den voorgesteld.
Da Heer Bouwmeester zal als Rembrandt optreden, de Heer van
Schoon« tttt Vaader Helst en Mevr- de Vries als de vrouw van dezen.
De He"* Gk de la Mar, Mede-direkteur van het gezelschap, dat in
Wtmn Stroucken speelt, wil van zijnen kant ook iets toepasseljjks doen
op het feest van den dag. Hij geeft twee blijspelen met zang, aan de
«Jbilderwereld ontleend, en zal, met Mevrouw de la Mar, een lyrischen
fceurtzang deklameeren, insgelijks door Prof. Alb. Thijm voor deze
gelegeschreven.
UIT BELGIË,
Thêoüora van Victorien Sardóu in ta Monnaïe.
D« te» ;S<5ïmöttche XX" heeft in nummer 415 (7 Juni) van het
WeefcWodeene beschouwing geleverd over L'impératrice Théodora,
tude cntique par Antonin Debidour, Paris Dentn." De schrijver
Debidour, toowel al» de recensent, heeft aangetoond tot welke valsche
voorBtelhng der geschiedenis van de zesde eeuw het leven van het keizerlijk
paar Jnatinianus en Théodora aanleiding heeft gegeven.
Ofschoon nu ook enkele punten van Debidours verhandeling voor
wederlegging vatbaar zijn en menige verworpen bijzonderheid uit
Procopiai' Anecdota op waarheid schijnt te berusten
Wat bekommert zich een dramatist om geschiedenis en om critiek!
Een» publieke vrouw tot keizerin verheven l Welk een lokaas voor
?enen tooneeldichter!
Noch de historische, noch de legendarische Théodora is door Sardóu
geheel geschilderd. Hij heeft eenvoudig de dramatische, wereldsche
eigenBchappen eener dergelijke heldin gedacht, daaromheen een gelei van
samenzwering en moord gelegd, verblindende schermen en kleeding
voorgeschreven, en het kunstwerk was gereed. De musicale auteur van
den verliefden St. Jan den Dooper (Hérodiadé), Massenet moest er eene
smakelijke saus aan toevoegen; de beroemde Sarah Bernhardt moest
erin sterven, en de begoocheling was volkomen; dat is, met andere
woorden, men beloofde zich eene goed gevulde kas; en naar den Schouw
burg van de St. Maartenspoört te Parijs stroomden ook werkelijk in
overvloed de pièces de cent sous.
Ook Schiller zegde 't ronduit in zijne briefwisseling Die Geschichte ist
nur ein Magazin für meine Phantasie, und die Gegenstande mussen
sich gefallen lassen, was sie unter meinen Handen werden." Hij geeft ons
dan een prachtig en harmonisch beeld, in uitmuntenden stijl, van de ge
beurtenissen der 16e en 17e eeuw. Sardou heeft er niet tegen opgezien,
de vervalschte geschiedenis nog, waar hij het noodig achtte, sterker te
vervalsenen, hij heeft er al wat niet in het dramatisch kunstwerk paste,
uit weg laten vallen. Hij levert ons slechts het beeld van wat Théodora
schijnt geweest te zijn: eene zinnelijke vrouw, die van het oogenblik
af dat zij den byzantijnschen troon beklom de medewetgeefster werd in
het Oostromeinsche rijk en van stap tot stap hooger rees in verstanden
deugd, maar telkens te kampen heeft met de herinneringen, feitelijk en
psychisch, uit haar vroeger leven.
Door onzen poëet Sardou is Théodora voorgesteld als keizerin. Nu
gevoelt züeene reine liefde, die haar verleden niet gekend had, voor een edel
jongman, een vrijheidsman, een der oproerigen tegen het Keizerlijk gezag.
En als deze, Andreas genaamd, op het punt is ontdekt te worden, beneemt
ZÜ, in eene scène, de aangrijpendste van het drama, op zyn verlangen het
leven aan den samenzweerder, die alleen in staat is de misdaad van haren
geliefde te ontdekken. Ten slotte wijdt zij zich zelven met Andreas aan
den dood.
Tegenover elkander worden hier gesteld hare zedeloosheid en hare
liefde, haar invloed op Justinianus en hare zwakheid tegenover zich
zelve. Het valt niet te ontkennen dat Sardou al de trucs van het tooneel
op zijn duimpje verstaat; dat hij zulks opnieuw hier heeft bewezen, dat
Mme Sarah Bernhardt de fijnste nuancen van de stemming eener vrouw
die van het eerste bedrijf af tot sterven bestemd is (La dame aux Camélias,
FroU'Frou, in vele andere stukken) uitmuntend weet terug te geven,
doch had men de decoratiën en costumen niet in twintig wagens en
drie en dertig kisten" uit Parijs laten komen had men de kolommen
der dagbladen niet gebruikt om de heerlijkheid van het werk voor te
trompetten ware men niet zoover gegaan met de reclame van zelfs
een nummer Indépendance ter reproductie van de schermen en doeken
aan te wenden ik geloof niet, dat het belgisch publiek dit meer melo
dramatisch dan dramatische werk zoo luide zon toegejuicht hebben, al
speelt de groote actrice daarin ook de hoofdrol.
Brussel, 4 Juli 1885. M. A.
UIT PARIJS.'
XXVIII,
Naar het mij voorkomt is een der merkwaardigste gëbêurtehisgêti Jn de
afgeloopen week wel geweest de interpellatie van den heer Bernard, afge
vaardigde van Doubs, in de Kamer over de langzame maar zekere ont
volking van Frankrijk ten gevolge van het steeds meer in awang komende
twee kinderen-stelsel.
Deze afgevaardigde heeft allereerst gewezen op de heillooze gevolgen
van dat stelsel en daarna aan de regeering zijn wensch kenbaar gemaakt,
om door beloouingen de vorming van groote gezinnen in de hand te
werken en de ouders te bewegen hun burgerlijke en godsdienstige ver
plichtingen getrouw te behartigen.
Het denkbeeld verdient zonder twijfel warme aanbeveling. Ook heeft
de Kamer den spreker de noodige aandacht verleend en besloten zijn
voorstel in overweging te nemen. En het ware zeer te wenschen, dat er
maatregelen konden worden getroffen, waardoor dit groote euvel van onzen
tijd werd bestreden en vernietigd.
Want de statistiek geeft onrustbarende cijfers te lezen. Sedert een eeuw
vermindert Frankrijka bevolking gaandeweg meer en te Parijs vooral
neemt de verhouding tusschen het aantal, dat dagelijks geboren wordt en
sterft, steeds af, zoodat die beide cijfers bijna reeds gelijk staan. En dit,
zegt Albert Millaud in de Figaro, is een ongeluk van nog veel ernstiger
beteekenis dan Toukin, het deficit en de Republiek zelve.
Volgens hem worden er steeds minder huwelijken gesloten en wijzen
de bescheiden op de honderd kinderen, die geboren worden, niet minder
dan 35 buiten echt verwekten aan.
Millaud legt den vinger op die wonde plek onzer samenleving, waar hij
voornamelijk drie oorzaken noemt, die het Twee-kinderen-stelsel steeds
meer gewenscht en algemeen maken. Vooreerst de vrees van rijke lieden,
dat door vele kinderen hun kapitaal veel zal worden gesplitst. Men is rijk
met een millioen en als men twee kinderen bezit, kan men aan ieder een
half millioen nalaten; maar komen er tien, dan ontvangt ieder slechts
honderd duizend francs later, wat voor de aan weelde en genot gewend
geraakte zonen en dochters veel te weinig is, zoodat deze zich arm
zullen gevoelen.
Verder werken de levenswijze en talrijke behoeften van den
tegenwoordigen tijd ook dit kwaad in de hand. De uitgaven zjjn steeds toegenomen,
de inkomsten daarentegen verminderd, de belastingen worden alom hooger
en de levensmiddelen stijgen in prijs. Mijnheer gaat naar zijn sociëteit,
speelt, rookt belachelijk dure sigaren, doet veel aan sport; en mevrouw
houdt ook veel van uitgaan, van bals en partijen, laat zich kleeden door
de eerste modemaakster van de hoofdstad. Minstens eens in de week geeft
men een diner, heeft zijn vaste receptiedagen en dat alles kost verbazend
veel geld. Waar moet dan het geld van daan komen om vier of vijf