De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 12 juli pagina 4

12 juli 1885 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

O E A M ST E R DAM ME R, W E E K KLAD VOOR NEDERLAPH). No. 420 4 J. v S * ' koop toe b de doos stonden dwalen", om hnn dezen rust- en nit?pannigadag zoo aangenaam mogelijk te maken; want", voegde mfin «ejpnnan er met een voorkomen van gewicht bij, een inspectie kan nooit jfiöed «go, ala niet minstens de helft der geïnapecteerden In dépolitiekamer ,to f de prgtoöst terecht komt" v 4?a die zoogenaamde inspectie, die befföleld werd door muziek, had het defileeren plaats, en m\jn vriend de kolonel verzekerde mjj, dat dit de uterke egde van het keurkorps was. Recht aangenaam zulks te vernemen; «naar Ik vond er niets bijzonders aan. Om het schoone van zulk een vertooning te waardeeren, dient men minstens kolonel van de Haagsche schutterij te aijn. En toen al de troepen geregeld het groote grasveld hadden rondgewandeld en gereden, behoorde het grootsch militair schouw spel, dat zoovele duizenden hierheen had doen stroomen, tot de geschiedenis. De kolonel Was uiterst voldaan en ik ook; maar we waren 't om ver* schillende radenen; hij, omdat h|j een welbesteeden morgen achter zich bad; ik omdat het feest was afgeloopen. Zfe-zoo, kolonel", zei ik, nu ben ik, om n genoegen te doen, mee naar de parade geweest; ga nu voor mfin pleizier mee naar Scheveningen". . «Wel, amice, daar is niets te zien; je vindt niemand te Scheveningen". f :3qDat te voor mg juist een reden om er heen te gaan, kolonel", zei ik; '?dan kannen we rustig ergens gaan zitten en een sigaar rooken". Maar de kolonel bedankte voor die pret en ik ging alleen met de atoomtram. De kolonel had gelijk; 't was doodstil te Scheveningen en ató *t strand. Het nieuwe badhuis, een waarlijk indrukwekkend gebouw, dat moet ik «eggen, waarbij de staande gebleven vleugels van 't oude letterifk ift 't niet verzinken, stond daar eenzaam in de zon te blake ren, t Zag «r ongeaellig nit, en of 't zooveel beter aan het doel zal beantwoorden dan het oude, cal de tijd moeten leeren. We zijn erg ten achteren met Scheveningen, maar ik kan u zeggen, dat de Direetettr het mogelijke zal doen om zijn schade in te halen, want die beer schijnt goed te kunnen cijferen. Als de lezer deze regels onder de oogva krijgt, beeft de plechtige opening van het nieuwe badhotel plaats gehad. Of Pasquino tot de gelukkigen zal behooren, die een uitnoodiging voor dia plechtigheid ontvangen, kan h§nog niet zeggen, want het toeval Bobfjat «Ich met de taak te hebben belast, de invitaties rond te zenden. ! Enfin» bij wil' 't hopen, ineer voor zijn gewaardeerde lezers dan voor zichealf, want om met zijn vriend den Kullunnel te spreken: hij is even gaarne gwtraft met een dag provoost als met een deftige oratie. De gustibus non «ft dtapntandnm. v Pasquino. P. 8. Ik ontvang daar juist een uitnoodiging en zie er uit dat er minder fan deftige oraties" dan wel van bal" en usoaper" sprake is. Des te beter. KUNST. Op Maandag, 13 Juli, zal, ter viering der inwijding van 's Rijks Museum," in het Paleis voor Volksvlijt een feestavond gegeven worden, waarbij de vertooning met levendebeeHdenvan&eSchuUersmaaltgd en AeNacMwacht Bal worden ingeleid door poëzie van den Heer Alb. Thijm. De eerste deaet schilderijen ontvangt tot Voor reden" een monoloog van den Schilder Barth. vander Helst, gevolgd van een beurtspraak met zijne WOnw, die Mr. Adr. de Vries kort vóór zijn verscheiden ontdekt heeft, dat Anna de Pier heette. Al wat er van een huwlijk van Vander Helst op gevorderden leeftijd met een Jufv. Reynst onder de mensehen verhaald wordt, behoort tot de fabelwereld. De Vóór-reden" tot de NachtwacU, gelijk men het uittrekken der schutters van Banning Cock, Heer van Purmerland, nog altijd voortgaat verkeerdehjk te noemen, zal door Rembrandt zelf gezegd worden, die deze schilderij in het zelfde jaar vervaardigd heeft, dat hem zijn dierbare Saskia Ulenburgh ontrukt werd. Ala derde tableau vivant zal de Si. Nïtömsdag van Jan Steen wor den voorgesteld. Da Heer Bouwmeester zal als Rembrandt optreden, de Heer van Schoon« tttt Vaader Helst en Mevr- de Vries als de vrouw van dezen. De He"* Gk de la Mar, Mede-direkteur van het gezelschap, dat in Wtmn Stroucken speelt, wil van zijnen kant ook iets toepasseljjks doen op het feest van den dag. Hij geeft twee blijspelen met zang, aan de «Jbilderwereld ontleend, en zal, met Mevrouw de la Mar, een lyrischen fceurtzang deklameeren, insgelijks door Prof. Alb. Thijm voor deze gelegeschreven. UIT BELGIË, Thêoüora van Victorien Sardóu in ta Monnaïe. D« te» ;S<5ïmöttche XX" heeft in nummer 415 (7 Juni) van het WeefcWodeene beschouwing geleverd over L'impératrice Théodora, tude cntique par Antonin Debidour, Paris Dentn." De schrijver Debidour, toowel al» de recensent, heeft aangetoond tot welke valsche voorBtelhng der geschiedenis van de zesde eeuw het leven van het keizerlijk paar Jnatinianus en Théodora aanleiding heeft gegeven. Ofschoon nu ook enkele punten van Debidours verhandeling voor wederlegging vatbaar zijn en menige verworpen bijzonderheid uit Procopiai' Anecdota op waarheid schijnt te berusten Wat bekommert zich een dramatist om geschiedenis en om critiek! Een» publieke vrouw tot keizerin verheven l Welk een lokaas voor ?enen tooneeldichter! Noch de historische, noch de legendarische Théodora is door Sardóu geheel geschilderd. Hij heeft eenvoudig de dramatische, wereldsche eigenBchappen eener dergelijke heldin gedacht, daaromheen een gelei van samenzwering en moord gelegd, verblindende schermen en kleeding voorgeschreven, en het kunstwerk was gereed. De musicale auteur van den verliefden St. Jan den Dooper (Hérodiadé), Massenet moest er eene smakelijke saus aan toevoegen; de beroemde Sarah Bernhardt moest erin sterven, en de begoocheling was volkomen; dat is, met andere woorden, men beloofde zich eene goed gevulde kas; en naar den Schouw burg van de St. Maartenspoört te Parijs stroomden ook werkelijk in overvloed de pièces de cent sous. Ook Schiller zegde 't ronduit in zijne briefwisseling Die Geschichte ist nur ein Magazin für meine Phantasie, und die Gegenstande mussen sich gefallen lassen, was sie unter meinen Handen werden." Hij geeft ons dan een prachtig en harmonisch beeld, in uitmuntenden stijl, van de ge beurtenissen der 16e en 17e eeuw. Sardou heeft er niet tegen opgezien, de vervalschte geschiedenis nog, waar hij het noodig achtte, sterker te vervalsenen, hij heeft er al wat niet in het dramatisch kunstwerk paste, uit weg laten vallen. Hij levert ons slechts het beeld van wat Théodora schijnt geweest te zijn: eene zinnelijke vrouw, die van het oogenblik af dat zij den byzantijnschen troon beklom de medewetgeefster werd in het Oostromeinsche rijk en van stap tot stap hooger rees in verstanden deugd, maar telkens te kampen heeft met de herinneringen, feitelijk en psychisch, uit haar vroeger leven. Door onzen poëet Sardou is Théodora voorgesteld als keizerin. Nu gevoelt züeene reine liefde, die haar verleden niet gekend had, voor een edel jongman, een vrijheidsman, een der oproerigen tegen het Keizerlijk gezag. En als deze, Andreas genaamd, op het punt is ontdekt te worden, beneemt ZÜ, in eene scène, de aangrijpendste van het drama, op zyn verlangen het leven aan den samenzweerder, die alleen in staat is de misdaad van haren geliefde te ontdekken. Ten slotte wijdt zij zich zelven met Andreas aan den dood. Tegenover elkander worden hier gesteld hare zedeloosheid en hare liefde, haar invloed op Justinianus en hare zwakheid tegenover zich zelve. Het valt niet te ontkennen dat Sardou al de trucs van het tooneel op zijn duimpje verstaat; dat hij zulks opnieuw hier heeft bewezen, dat Mme Sarah Bernhardt de fijnste nuancen van de stemming eener vrouw die van het eerste bedrijf af tot sterven bestemd is (La dame aux Camélias, FroU'Frou, in vele andere stukken) uitmuntend weet terug te geven, doch had men de decoratiën en costumen niet in twintig wagens en drie en dertig kisten" uit Parijs laten komen had men de kolommen der dagbladen niet gebruikt om de heerlijkheid van het werk voor te trompetten ware men niet zoover gegaan met de reclame van zelfs een nummer Indépendance ter reproductie van de schermen en doeken aan te wenden ik geloof niet, dat het belgisch publiek dit meer melo dramatisch dan dramatische werk zoo luide zon toegejuicht hebben, al speelt de groote actrice daarin ook de hoofdrol. Brussel, 4 Juli 1885. M. A. UIT PARIJS.' XXVIII, Naar het mij voorkomt is een der merkwaardigste gëbêurtehisgêti Jn de afgeloopen week wel geweest de interpellatie van den heer Bernard, afge vaardigde van Doubs, in de Kamer over de langzame maar zekere ont volking van Frankrijk ten gevolge van het steeds meer in awang komende twee kinderen-stelsel. Deze afgevaardigde heeft allereerst gewezen op de heillooze gevolgen van dat stelsel en daarna aan de regeering zijn wensch kenbaar gemaakt, om door beloouingen de vorming van groote gezinnen in de hand te werken en de ouders te bewegen hun burgerlijke en godsdienstige ver plichtingen getrouw te behartigen. Het denkbeeld verdient zonder twijfel warme aanbeveling. Ook heeft de Kamer den spreker de noodige aandacht verleend en besloten zijn voorstel in overweging te nemen. En het ware zeer te wenschen, dat er maatregelen konden worden getroffen, waardoor dit groote euvel van onzen tijd werd bestreden en vernietigd. Want de statistiek geeft onrustbarende cijfers te lezen. Sedert een eeuw vermindert Frankrijka bevolking gaandeweg meer en te Parijs vooral neemt de verhouding tusschen het aantal, dat dagelijks geboren wordt en sterft, steeds af, zoodat die beide cijfers bijna reeds gelijk staan. En dit, zegt Albert Millaud in de Figaro, is een ongeluk van nog veel ernstiger beteekenis dan Toukin, het deficit en de Republiek zelve. Volgens hem worden er steeds minder huwelijken gesloten en wijzen de bescheiden op de honderd kinderen, die geboren worden, niet minder dan 35 buiten echt verwekten aan. Millaud legt den vinger op die wonde plek onzer samenleving, waar hij voornamelijk drie oorzaken noemt, die het Twee-kinderen-stelsel steeds meer gewenscht en algemeen maken. Vooreerst de vrees van rijke lieden, dat door vele kinderen hun kapitaal veel zal worden gesplitst. Men is rijk met een millioen en als men twee kinderen bezit, kan men aan ieder een half millioen nalaten; maar komen er tien, dan ontvangt ieder slechts honderd duizend francs later, wat voor de aan weelde en genot gewend geraakte zonen en dochters veel te weinig is, zoodat deze zich arm zullen gevoelen. Verder werken de levenswijze en talrijke behoeften van den tegenwoordigen tijd ook dit kwaad in de hand. De uitgaven zjjn steeds toegenomen, de inkomsten daarentegen verminderd, de belastingen worden alom hooger en de levensmiddelen stijgen in prijs. Mijnheer gaat naar zijn sociëteit, speelt, rookt belachelijk dure sigaren, doet veel aan sport; en mevrouw houdt ook veel van uitgaan, van bals en partijen, laat zich kleeden door de eerste modemaakster van de hoofdstad. Minstens eens in de week geeft men een diner, heeft zijn vaste receptiedagen en dat alles kost verbazend veel geld. Waar moet dan het geld van daan komen om vier of vijf

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl