Historisch Archief 1877-1940
?'.r '?
No. 420
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
kinderen .groot te brengen en zijn jongens een positie in de maatschappij
te verschaffen? Waarmede zal men het uitzet en de huwelijksgift zijner
dochters betalen? En zoo dat alles ook al gevonden wordt, wat houden
pap» en mama dan over om hun vroolijk leventje te Parijs of daar buiten
te blijven voortzetten?
Keen, dan doet men toch veel wijzer om zich tot een tweetal kinderen
(te beperken, en verder, ja verder te laven, alsof men geen man en vrouw ware.
Een derde oorzaak moet gevonden worden in de opvoeding der kinderen.
Deze oorzaak sluit zich natuurlijk nauw bij de tweede aan. In Frankrijk
houdt men zoo lang - mogelijk de kinderen bij zich. Niet dan bij hooge
noodzakelijkheid laat men zijn kroost de wereld ingaan om zich zelven
een weg te banen en een bestaan te zoeken. De zoons blijven zoo lang
mogelijk bij moeders- pappot en verwachten dan ook, dat Luu ouders
hen steeds van allea zullen voorzien.
Met groote ingenomenheid wijst Millaud op het voorbeeld van Engeland.
Niettegenstaande daar de oudste erfgenaam wordt' van het vaderlijk ver
mogen en de jongere broeders en zusters daardoor zoo goed als onterfd
worden, vindt men daar steeds in ieder gezin een tal van kinderen. Maar
de jongere zoons gaan reeds vroegtijdig de wereld in, zoeken in de
koloniën een werkkring, wat hun meestal gelukt en zoo wordt een der
grootste bezwaren tegen het verwekken van een talrijk kroost daar niet
gevoeld, terwijl het in Frankrijk een niet geringe hinderpaal schijnt te blijven.
Dat Engelsche systeem acht Millaud bet eenige geneesmiddel voor die
groote kwaal van zijn eigen land. Laat ieder huisvader, die meer dan twee
zoons heeft, de anderen kolonisten laten worden. Laat rnen steeds hoog
opgeven van het beroep der volksplanters. Het onderwijs inoet daarvoor
pok dienstbaar worden gemaakt, grondige kennis van Frankrijk's kolo
niën worde reeds vroeg aangeleerd, de kinderen moeten reeds vroeg
gewend om op eigen beenen te staan en den hniselijken engen kring te
verjaten. De. moeders zullen begrijpen, dat Frankrijk door de Franschen
zich naar alle oorden der .wereld moet uitbreiden en men zal vrij wat
gunstiger resultaten daarvan verkrijgen dan van de bataljons scolaires.
In vroegeren tijd hebben de jongere zonen Canada, Louisianaen
NieuwOrleans bevolkt en gecoloniseerd. Laat men dan zorgen voor jongere
gonen, vele jongere zonen, want daaraan hebben wij grootelijks gebrek.
Uitstekende woorden die ook buiten Frankrijk wel gehoord en ter
harte genomen mogen worden.
Aan den eenen kant de gegronde klacht: kinderen te weinig! en
toch aan den anderen kant ook de even gegronde verzuchting: kinderen
te veel! Och, dat groote Parijs telt zijn duizenden kleinen, die men
werkelijk te veel op de wereld zou kunnen noemen, als men nagaat, hoe
onbeschermd en onverzorgd deze pariahs hun ellendig leven aanvangen
en voortzetten te midden eener maatschappij, die het veel te druk heeft
om zich hun treurig lot aan te trekken, of waar zij dit wel doet, over
te -weinig middelen beschikken, om dat werk der barmhartigheid naar
eisch te kunnen volbrengen.
'Duizenden groeien op voor ellende en misdaad en de prostitutie, en
wat het ergste is, zij kunnen zich, gedoemd als zij van de vroegste
jeugd af aan zijn tot onkunde en onzedelijkheid, aaii die treurige toe
komst niet onttrekken. Een weldadigen indruk maken dan ook alle po
gingen die worden aangewend om eenige dier beklagenswaardige schep
seltjes aan hun zeker verderf te onttrekken of van deze misdeelden der
maatschappij een zij het dan ook voorbijgaand genot te verschaffen.
Een weldoener mag hij genoemd worden, die abt Roussel, die een ver
laten en tijdens den oorlog half verwoest landhuis aankocht van be
talen was echter geen sprake nog om dat ala een asyl voor weezen
in te richten. Een Fransch Neerliosck, behalve dat het hier slechts vrou
welijke weezen geldt en de giften lang zoo rijkelijk niet toevloeien als waarin
de krachtige en verdienstelijke directeur dier Nederlandsche stichting
zich mag verheugen. Het is nog maar een klein begin, en de voorraad
van geloof is oneindig veel grooter dan die van klinkende munt. Het
asyl van Billancourt wordt, behalve door den abt Roussel, bestuurd door
acht religieuste, die met de meeste zorg en ijver zich het lot der 47 meis
jes, die tot nog toe werden opgenomen, aantrekken. Een koetje en een
paar geiten in den stal verschaffen de noodige melk, een groote tuin
levert de groenten en verder komt er behalve brood niet veel andera op
tafel, want voor vleosch is er geen geld beschikbaar. Maar de arme
kleinen ontvangen een opvoeding te midden eener zedelijke atmosfeer,
die haar vroeger geheel vreemd was, zij leeren allerlei vrouwelijke hand
werken, waarmede zij later den kost kunnen verdienen, en wie die wees
jes ziet in haar hoogsteenvoudig, maar helder gewaad, met haar blozende
vroolijke gezichtjes, zegent dien moedigen abt, die aan het monster dat
Parijs heet, al zijn 't dan ook maar 47 kleinen heeft ontrukt, die er zeker
anders door zouden zijn. verslonden.
Vriendelijke menschen zijn ook die gebroeders Lionel, die ieder jaar
een feest bereiden aan de arme zieken van la Salpétrière of voor de
de krankzinnigen van Bieètre en nu op het denkbeeld waren gekomen
om de jeugdige veroordeelden in de gevangenis van la Petite-Roquette
een paar aangename uren te verschaffen. Muzikale voordrachten, reciet
en het lezen vau een paar toepasselijke verhalen, brachten een welda
dige en heizame afwisseling in het eentonige leven dier jonge misda
digers en de gebroeders Lionel konden zich voor de door hen genomen,
moeite rijkelijk beloond achten door de van dankbaarheid overvloeiende
brieven, welke zij van verscheidene jongens later ontvingen.
Het bleek, dat zij vooral getroffen waren geworden door een gedicht
van Victor Hugo, La Conscience, waarin hij op zoo aangrijpende en
prachtige manier het zelfverwijt en de wroeging geschilderd heeft. Allen
epraken in hun brieven van dien treffenden regel:
JL'oeil tait dans la, tombe et regardait Ca'ln.
O, mijnheer, schreef o. a. een dier jeugdige gevangenen van la Ro«
quette, bedank vooral dien beer voor mij, die dat Oeil voor ons heeft
opgezegd. Och, dat oog mijnheer! we zien het altijd door. Ik verzeker
u, wij zullen niet slecht meer zijn; we zullen altijd deuken aan dat Oog
pas ziet l
Hoe ware het te wenschen, dat zulke goede indrukken blijvend waren!
Maar men behoeft nog geen pessimist te zijn o m te vreezen dat uit het, zaad dat
daar in la Roquette is bijeengebracht, later de Pel's, de Marchandon's en de
Gagnys zullen opgroeien, wier schandelijke misdaden bij voortduring de
Btad der beschaving zulk een bloedigen klad aanwrijven.
Laatstgenoemde, de moordenaar van la Gloire-Dieu, is 11. Donderdag te
Troyes geëxecuteerd. Ook op zijn lijk zijn weder proeven genomen, waarbij
de correspondent van Figaro tegenwoordig heeft mogen zijn. Door
transfusie van hondenbloed in het hoofd heeft men de oogleden en den
onderkaak weder beweegbaar kunnen maken en door middel van een
electrischen stroom heeft men de reflexbewegingen opgewekt op het gelaat
en de handen en zelfs het hart weder doen kloppen, twintig minuten
nadat de laatste adem door den geschavotteerde was uitgeblazen. Er zijn
zeer vele geleerden in Frankrijk, die aan dergelijke experimenten groot
gewicht hechten, andeven ontkennen er pertinent het nut van. Als leek
onthoud ik mij vaa elke beoordeeling en wat de stof betreft, ga ik liever
tot een vroolijker onderwerp over.
Véron verhaalt, dat onder diegenen, die zich aan het sterfhuis van
Victor Hugo aanmeldden, om hun namen in te schrijven, ook de Sociét
contre Vabus du talaa zich bevonden heeft, omdat Victor Hugo nooi
gerookt had!
Hier hebt ge nu, zegt hij, de menschelijke natuur op de daad betrapt!
Voor de leden dier vereeniging was Victor Hugo noch het onvergelij
kelijk genie, noch de onovertroffen dichter; noch de voortreffelijke redenaar,
of de wijsgeer en romanschrijver. Voor die braven was hij louter eu alleen
een man, die niet rookte en die dus met zijn beroemden naam een uitste
kende reclame kon wezen voor de propaganda vaa den anti-rookersbond.
Dat doet mij denken aan de geestige fabel van een weinig bekenden
schrijver, die hij genoemd heeft De kameel en de gebochelde.
In zekere stad komt voor de eerste maal een kameel. De menigte ver»
dringt zich om dat wonderdier te zien. Iedereen maakt zijn opmerkingen.
De gierigaard prijst vooral zijn sobere levenswijs. Een geleerde is vol ver«
?wondering over zijn deftig en ernstig voorkomen. En 200 vervolgens. Daar
komt een gebochelde aanloopeti en roept uit: wat praat gij toch! Gij ziet
zijn schoonste sieraad over 't hoofd; dio bevallige verhevenheid, welke zulk een
schoone golving verleent aan zijn ruggegraat."
Dat herinnert mij wederom, hoe een hartstochtelijk Wngelaar bij don
dood van Lamartine uitriep: Dat is een groot verlies! want hij schijnt
een verbazend groot hengelaav geweest te zijn!"
Er is weder een nieuw deel der Gonfessions van Arsène Houssaye in
het licht verschenen.
Hij was tegelijkertijd een der meest onvermoeide auteurs en een der
best bevoegde beoordeelaars van het tegenwoordige blijspel.
Allea en nop; wat wordt dan ook door hem besproken en tal van per
soonlijkheden roept hij ons \veder voor den geest.
Mét een enkel hoofdstuk uit dit deel, dat, wat tot opschrift draa<*L'
Qa et la zou men menige kroniek kunnen vullen.
Maar bij voorkeur hebben wij onze aandacht gevestigd op dje beide
roerende bladzijden, die hij aan onzen beminnelijken en diop betreurden
Jules Sandeau heeft gewijd, wiens lofspraak naar allen schijn de Academie
gedoemd is niet to zullen hooren.
Zou het nootlot besloten hebben, dat men aan dezen uitnemend be«
scheiden man ook zelfs na zijn dood geen geweld zou mogen plegen?
Wat toch is het geval ? Sandeau sterft. Als zijn opvolger wordt geko
zen About. Op het oogenblik, dat About zijn discours gereed heeft, komt
ook deze te sterven.
Men wil een plaatsvervanger voor About kiezen, maar de stemmin"
blijft zonder resultaat.
Bij gevolg zal Jules Sanrteau no» een jaar lang op de traditioneela
lofrede moeten wachten. Bovendien zal hem dan nog maar de helft kun
nen worden toegestaan van die rede, omdat er vaa twee overleden
onBterfelijken tegelijk zal moeten worden gesproken.
Maar Sandeau's lof leeft in alle harten, dia hem gekend hebben,
Arsène Hou.<saye spreekt over hem met een hartelijkheid, die aan
stekelijk is. Welk een uitnemend letterkundige was hij! Welk een
beminnelijk karakter!
Op zekeren dag ontmoette ik hem onder de arcades da Rivoli. Hg
scheen zeer veel haast te hebben.
Waar gaat dat zoo naar toe, mijn waarde heer?
Naar de Comédie Franoaise om een jougmensch vol talent aan te
bevelen, die. ...
Altijd even goed en welwillend. ; T .
O, geen vleierijen, alsjeblieft. Ik doe dat alleen voor mijn eigea
genoegen. Als ik voov een debutant het een of ander ga vragen, dao
lijkt bet mij toe, alsof ik zelf weer jong ben geworden.
Ook van Sandeau is de volgende omschrijving, die ik in het album
der vrouw van een mijner vrienden heb gezonden:
Het Huwclyli! Een diner, dat mat het dessert begint.
Nog een andere definitie, aan de Figaro ontleend, voor zijn zakwoordon*
boek bestemd:
Uitvinder Heeft veol overeenkomst met den ezel. Zijn leven lang
wordt hij slecht behandeld, miskend, uitgescholden, en als hij dood is,
gebruikt men zijn huid voor een trommelvel,
A. B.
LETTERKUNDE.
EUPHORION.
J2en gedicht van Ferdinand Gregorovius.
(Fragmenten).
De schrijver van het gedicht, waarvan wij hier enkele fragmenten, in
Nederlandsch kleed gestoken, laten volgen, is een van die rijk begaafde naturen, die
de beoefening vaa wetenschap en kunst op de gelukkigste wijze vereenjgeu.