De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 19 juli pagina 10

19 juli 1885 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

'v M' ;y. DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. M . aohtjng op neerziet, de stomme e voor een aanvangavokaal niet laat; hooren. Een kiesch voordrager zal wel duidelijk de laatste stomme e in geopende" eenigszina laten doorklinken, als bij zegt: En ziet mij angstig aan, met wijd geopende oogen." . Men schrijft in zoogenaamde jambische en trochaïsche vaerzen eedlen", "?aaadrea" enz., maar er is niet de minste reden om in de uitspraak de midden e geheel te onderdrukken. Daar weten onze jongere dichters van nwête praten: en ik ontken, dat er een essentieel onderscheid zou Eijn tusschen de leer der vaersmaat (van] Maerlant, van Bilderdijk en van... Pol de Mont. . Wil men zelfs den numerus van het proza onder theoretische formnlen brengen, 't is «en onschuldige liefhebberij. Men kan ook namen geven aan al de tihtschakeeringen van een peneeelkunstenaar; maar het groote nut zie ik er niet van in. Alle praktijk kan in theoretische momenten worden verdeeld; maar de kunst zal er meestal weinig door worden gebaat. Hoe 't zij het fraai gedrukte en niet minder fraai geschreven boek van den Heer de Geyter is een welkom verschijnsel, en de frissohe dierfabel van Beinaert de Vos zal, ook in deze redaktie, mét winst voor de kennis van den geest der middeleeuwen gelezen en herlezen worden. A. Th. DISTICHEN. ' Aa n Socialist. Breek nw huis niet af, voordat gij een nieuw hebt gevonden; Werp het bestaande vrjj weg, mits gij iets- beters eerst geeft. Aan Recensent. Waarheid is meestal een bloem, verscholen in waardeloos onkruid Dikwijls werpt ge in uw baast, haar met het onkruid ook weg. Aan Vertaler. Welkom is 't licht der maan, al heeft zij 't ontleend aan de zonnn; Welkom 't vertaalde gedicht, als men den grondtekst niet kent. Liefde en Godsdienst. Beiden oprecht beleden, zijn zij een bron van vertroosting; Beiden gehuicheid, het kleed, waar men zijn harfc mee bedekt. W e n s c h e n. Als de golven der zee zoo zijn onze tallooze wénscben; Rustloos verdringen ze elkaar, de eene brengt do andere voort. . Waarheid en Leugen.' Meng n droppeltje waarheid onder een emmer vol lengen; Aanstonds kleurt zich 't geheel, of het geen leugen meer is. T. Placidus. INHOUD VAN TIJDSCHRIFTEN. : ScJtorers Familienllatt. No. 25?27. Chlorophyl), erzahlnng von J. Niemann Kunz Maller, von Sara Hutzier Die Blume des Glijckes, ErzahUing von Elisabeth Werner. In der Leichenkaramer, ein Stimmungsbild ans der Hauplatadt, von A. Oak&r Klauszmann, Anonyme JBriafe, von Karl Böttger. Zum ediicntnis Alfrei Meiazner, von Frans Hirsch. Dnter Knrbrandenbnrgischer Flagge. Das Buch dor allgemeinen Bildung. Mittellose Officieren, von A. van ersdorff. Die Mamoiren der .Monche, der lotzten Liabe Heinriob Heineg. Der Kefirknznis. Der deuisclw Bildnngsphiliator, Von Em«t Eekstein. Gutenstein, eine Wiener Sommerfrische, von Oskar Welter. Znr Erinnerung au der Heldenprinzen. Unerklarliches aus Vergangenheit nnd Ge« genwart. Bohrsiioger, von Viktor Band. WiederdieUebersehatzung sogênannter Bade-und Bronnen Kuren. Mazeppa. Jfyrtis das Bluinenmadchen. Beim Schnadahüprt-Singa, von Karl von Leistner. Die Preuszenflagge in Afrika, von Fedor van Koppen. Norina, von Wilhelm Henze. Plauderecke. Portefeuille, 18 Juli. Uitvoering van Nederlandse!» Koorwerken. Cantate opening Bijks-Mosenm. De Orkest-YereenigiDg". Hendrik Waelput. Taco H. de Deer, De opening van het Kijksmnseum. De laatste Schilderijen-tentoonstellingen te Parijs en de envois de Bome". Hulde aan Jan van Beers. Tereeniging 't zal wel gaan" Mr. B. Cosman, Een klaverken uit 'a levensakker, door Hilda Eam. Een kwart-eeuw tussehen de keerkringen (laatste gedeelte) van M. P. H. Perelaar. Mr. C. Bal-e, De Nedërlanöseh-Iadische Strafvordering van Mr. J. Lion. P.- W. D., De Stemmen nit de Vrije Gemeente. Lina ScTtneiiler, Duitsehe Brieven, III. Eene GoetheGetellschaft", Jae. f, Qrein (Jack), Londensche Tooneeicanseriën, T. Spectator, 18 Jnli. Berichten en mededeelingcn. Bilcterdijkvieriog (7 Joli 1885,) door F. Smit Kleins. Letterkundige kroniek, door Wolfgang. Vlngmaren. Briewisseling. MILITAIRE ZAK E N. EEN VOORSTEL TOT REGELING ONZER LEVENDE STRIJDKRACHTEN. Welken invloed kan de invoering van den persoonlijken dienstplicht np de samenstelling van het leger uitoefenen?1'/ Onder dezen titel verscheen kort geleden bij den uitgever Slothouwer f e Amersfoort een brochure van de hand van den gepensionneerden kolonel der infanterie De Koff. De geachte S. behandelt in dit vlugschrift e;.n stelsel van legervorming, dat in menig opzicht van het bestaande fvvijkt. Reeds daarom zou het tot op zekere hoogte de aandacht ver» dienen. Doch ook aan den tyd, waarin deze brochure is verschenen, ontleent zij, voor een niet gering deel, het recht eener nadere beschouwing. Op het gebied onzer levende strijdkrachten leven wij thans meer o5an ooit in een tijdperk van voorbereiding. Dat tijdperk, wij moeten het erkennen, telt reeds ettelijke jaren. Do lijdensgeschiedenis onzer strijd krachten is lang. Wie na de behandeling der oorlogsbegrootibg voor het dienstjaar: 1871 had durven voorstellen, dat eenmaal 1885 zon ver schijnen, zonder dat onze strijdkrachten op de hoogte van den tijd waren gebracht, dien zou men beschuldigd hebben van het zwartgalligst pessi misme. En toch zijn wij 1885 ingetreden met een leger van onvoldoend gehalte, met een volkomen onbruikbare reserve; waarover ten overvloede in de ure des gevaars niet kan worden beschikt, met een organisatie, waarvan de grootste fout is, dat zij voor den strijd op Nederlandschen bodem geenszins in alle opzichten geschikt is. Na een groot aantal wisselingen, zijn wij thans het oogenblik gena* derd, waarop het vraagstuk zijn tweede phase belooft in te treden. Reeds is het voorstel van de Regeering tot herziening van de Grondwet in de sectiën behandeld. Zal eindelijk het groote struikelblok nit den weg geruimd worden ? Men gewaagt in den laatsten tijd van toenadering tusschen de partijen op het stuk van art. 194. Komt deze tot stand, d. i. wordt een redactie van dit artikel gevonden, die alle partijen bevredigt, dan neemt de kans op welslagen toe en de hoop op een afdoende rege ling onzer strijdkrachten schijnt eindelijk hare verwezenlijking nabg. Hoeveel waarde wij intusseheh ook hechten aan een gewijzigde redactie van Hoofdstuk VIII, toch is daarmede het doel nog niet bereikt. Zij zoa wel is waar de gelegenheid aan den wetgever schenken, om met meer vrijheid den duur van den diensttijd, den leeftijd van indiensttreding en de sterkte van het contingent te bepalen, maar den zin van de volks* ' vertegenwoordiging te baheerscheu, dat kan de beste redactie niet. Een blik in de verslagen der Kamer gedurende het 15-jarig tijdperk, dat achter ons ligt, leert dat de samenstelling der Kamer aanmerkelijk moet veranderen voor op het Binnenhof de persoonlijke dienstplicht, verlen ging van diensttijd en een oordeelkundige regeling van oefeningen van . hen, die niet tot leger of vloot behooren kans van slagen heeft. En toch, hoe men .zich ook keere of wende, een andere weg is voor de verbetering der strijdkrachten,niet in te slaan. Intusschen, op de'toepassing dier beginselen komt het aan. Meer dan n richting kan men hierbij volgen. Niet alle voeren naar het doel. Dit blijkt vooral bij een nadere beschouwing van de bovengenoemde brochure, die ongetwijfeld de verdienste bezit het maatschappelijk en oeconomisch belang niet uit het oog te verliezen, doch die aan de andere zijde onvoldoende rekening houdt met de militaire eischen. De kolonel De Koff wenscht in zijn vlugschrift den diensttijd uit te breiden tot 14 jaar, en in verband daarmede het militie-contingent tot op 9000 man terug te voeren. Geringe kosten, vermindering van den militairen druk op de bevolking en daarenboven uitbreiding van de legersterkte met 8000 man, bieden aan dit voorstel bij oppervlakkige beschou wing een groote aantrekkelijkheid. Dringt men echter dieper in de ge volgen van de voorgestelde regeling, dan ziet meö, dat tegenover de opgesomde voordeelen ook gewichtige militaire en maatschappelijke be zwaren bestaan, waarvan de laatste op den grondslag der billijkheid moeielijk uit den weg te ruimen zijn. Immers zij, die door den grilligen uitslag van het lot voor den dienst zijn aangewezen, hebbeu slechts het oog op bet feit, dat zij de ouderlijke woning moeten verlaten en .deze gedurende een jaar tegen de kazerne moeten verwisselen. De voordeelen van het eenjarig verblijf in het leger worden door hen niet begrepen. Houdt men hiermede rekening, dan dringt zich de vraag op, waardoor de een vrij komt van zijn militaire plichten met eenige schutter l ijke diensten, waarom de ander gedurende 13 jaar gevaar loopt, om, na een jaar voor eerste oefening, telkens nog bij leger of reserve te worden opgeroepen. Wij zouden de betrekkelijk geringe waarde van het argument erkennen, wanneer het landsbelang den langen diensttijd vorderde. Of het echter geraden is, daarby verder dan 12 jaar te gaan, is aan gegronden twijfel onderhevig. Zelfs in Duitschland, den militairen Staat bij uitnemendheid,' strekken zich de diensten bij de landweer niet boven 32-jarigen leeftijd uit. Het is een onbetwistbare waarheid, dat de dienstplichtige met elk jaar vermeerdering van leeftijd enger aan de maatschappij verbonden is. Gewoonlijk is hij meer gezegend met kroost en kan dus minder gemist worden. Naarmate hij ouder is, treffen derhalve de slagen, door een mogelijken oorlog toegebracht, zwaarder. Ook de vermindering van het militiecontingent schijnt niet geraden. Thans reeds klaagt men, en te recht, bij de oefeningen over de geringe sterkte der eenheden in vredestyd, worden de compagnieën elk nog met acht man verminderd, dan zal die toestand niet weinig verergeren. Vat men een en ander samen, en stelt men zich op het standpunt, dat in de eerste jaren althans aan uitbreiding van het militiecontingent niet kan worden gedacht, dan komt men tot het besluit, dat een contingent van 11000 man met 10 jarigen diensttijd, waarvan 5 jaar bij de reserve, boven het voorstel van den S. de voorkeur verdient. Beter nog zou het echter zijn den diensttijd tot 12 jaar uit te strekken. Hierdoor zou de sterkte der militie met ruim 9000 man toenemen. Door de compagnie infanterie en vestingartillerie op oorlogssterkte met 40 man, de escadrons cavalerie met 20 man te vermeerderen zijn deze 9000 man op eenvoudige wijze geëncadreerd. In verband met de verliezen in het begin van den strijd geleden, in verband met de zelfstandige opdracht, die aan onze tactieche eenheden, zoowel bij de bezetting van sterkten als bij den oorlog In het polderland wacht, komt ons de vermeerdering van getalssterkte geenszins gewaagd voor. Voor de cavalerie zou zij bovendien slechts een ' lang gewenschto verbetering zijn. Herhaaldelijk is door officieren van dit wapen geklaagd over te geringe getalssterkte der eascdrons. De eenige uitgave door de voorgestelde uitbreiding veroorzaakt bestaat in de aan schaffing van ca. 300 paarden. De organisatie, door den geachten S. aan het 63.000 man sterke mili tieleger gegeven, wijkt in eenige opzichten van de bestaande af. Enkele dier afwijzingen zijn verbeteringen, andere kannen daarop geen aan* spraak maken. Een gioote verbetering achten wig de volkomen afscheiding van veld* en vestingloger. Herhaaldelijk la daarop door verschillende schrijvers aangedrongen, zoowel in het belang eener goede organisatie, als ten bate eener oordeelkundige oefening. Meer ea meer is men overtuigd/

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl