De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 19 juli pagina 2

19 juli 1885 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

>f DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 421 \ 'K l tiek meer, maar eene politiek van waardigheid (!) en vastberaden'heid(!J', en eindigt met eene aansporing aan alle republikeinen, om vereenigd te zijn tegenover de monarchalen. Te Parijs werd Dinsdag den 14 Juli het nationale f eest gevierd ter herinnering aan de inneming der Bastille. Het was een feest in den volsten zin des woords; overal heerschte de vroolijkste stem ming overal werd gedanst en in de straten wisselden de optochten met muziek, fakkellicht en Bengaalsche illuminatie elkaar in bonte rij af. De opgewondenheid bij deze groote, nationale demon stratie was zeer groot. * * De Brunswijksche troonquaestie schijnt haar laatste stadium te zijn ingetreden. De aanspraken van den hertog van Cambridge worden, nu de hertog van Cumberland is uitgesloten, blijkbaar niet eens als serieus beschouwd. Tot regent zal door de regeering van Brunswijk wellicht worden benoemd Prins Ileinrich VII van Reusz, tegenwoordig Duilsch gezant te Weenen. Ten einde qüaestiën, zooals thans met den hertog van Cumber land zijn voorgevallen, in de toekomst voor goed te vermijden, zal naar men verzekert een voorstel bij den Rijksdag'wor den ingediend, om de constilutie in dien geest te wijzigen, dat buitenlandsche vorsten voortaan zullen zijn uitgesloten van de uit oefening van soevereine rechten in Duitschland. Men bedoelt met dit voorstel hoofdzakelijk den hertog van Edinburg, den evenlueelen troonopvolger in het hertogdom Saksen-Goburg-Golha, onschadelijk te maken. Verscheidene jaren geleden moet de Duitsche regeering den hertog eene aanzienlijke schadevergoeding hebben aangeboden, indien hij van zijne rechten op den genoemden troon afstand wilde doen. Het aanbod werd echter van de hand gewezen, zoodaf vorst Bismarck nu wellicht langs anderen financieel veel voordeeliger weg zijn doel zal trachten te bereiken. * * * Het ministerieele zuiveringsproces in Spanje is deze week ge indigd. Tot minister van Binnentondsche Zaken, in plaats van Romero Robledo, werd benoemd de heer Villaverde, prefect van Madrid; tot minister van Marine, in de plaats van Antequera y Bobadilla, de admiraal Pezuela y Lobo. De antipathie was algemeen gericht tegen Romero Uobledo, die zich door zijn eigenmachtig optreden en niet het minst door zijne officieele be kendmaking van het epidemisch heersenen der cholera, waardoor hij te Madrid eene ware paniek veroorzaakte, bij alle partijen ge haat had gemaakt. Bijna onmiddellijk nadat het ontslag oan hel aftredende tweetal was verleend, volgde de benoeming van de beide nieuwe functionarissen, waarmede Spanje's conservatief ministerie weder voltallig is gemaakt. ONZE'BLADEN. De dagbladpers is deze week druk in de weer met de Gemeenteraadg. verkiezingen van 21 Juli. Uit het optreden der Kiesvereanigingen blijkt dat hier en daar nog al strijd zal zijn aan de stembus. De'pennenstrijd wordt vooral warm gevoerd in Amsterdam, minder over candidaten dan over den geest waarin de hoofdstad des lauds wordt bestuurd Ons Dagblad ea het Handelsblad voerden daarover polemiek. Eene verlu zingsbrochure van een burgerman" gispte sterk eenige gemeenteraads besluiten van den laatsten tijd. Op het ruimer gebied der algemeene politiek werd de geldelijke ver houding tusschen Kerk en Staat en de wenscheljjkheid eener volledig scheiding ook in dit opzicht beaamd door Standaard en Oranievcwn weersproken door De Tijd. De N. E. CL besprak het ontwerp tot wijziging van art. 240 der gemeentewet. De Tijd behandelde het ontwerp Keekers, betreffende de Zuiderzee -visscherij in twee artikelen. Het Vader land schreef over Grondwetsherziening en defensie. J? */M ffSen>7f*!te!d Kies*evoeff*''** "» ^gemeen Stern-echt behandelde het Handelsblad de groote politieke quaestie van den dag Het Eott. Nblad schreef over verwaarloosde kinderen, en de Werft. mansbode zette hare beschouwingen over de wet op den kinderarbeid voort Het Schoolblad eindelijk bevatte een antwoord van den inspecteur Salverda op de beschuldiging, vervat in den bekenden brief van den Goescaen leeraar Frowein. WARME KADETJES. Een Zaterdag-avond Praatje. LXXXV. 1 Toen ik, na een goedgeslaagde badkuur, de grenzen van het dierbaar vaderland overschreed, door Neêrlands lachende landouwen en beemdeu re.sde en emdelijk de omtrekken van Amsterdam aan den horizont za* opdoemen, toen zwol mijn hart van vreugde en bovenal van vadervreugdc Ik zou Jan da hand weder drukken, Jan, die, gedurende mijne afwezigheid, zoo kloek en ferm mijn taak als kroniekschrijver had vervuld en ik zou hem een lauwerkrans op de slapen drukken, dien ik in Brussel voor grof geld had gekocht. Helaas, helaas! Welke vrecselijke onthullingen wachtten mij! Aan het spoorweg-station stond Sagittarius en tranen biggelden langs zjjne wangen. Ongelukkige vader!" kreet hij, lees," en tegelijkertijd stopte hg mij een paket weekbladen in de hand. Ik las en waande eene flauwte te krijgen, toen ik het geschrijf van mjjn zoon onder de oogen kreeg, toen ik las hoe hij allerlei leugens en gemeenheiïen aan den man. had gebracht, hoe hij een nacht in het politie bureau had doorgebracht en allerlei hatelijkheden had rondgeslingerd. Nog is het mij onbegrijpelijk hoe de redacteur van dit blad Jan heeft kunnen, toestaan op zóó ergerlijke wijze te schrijven. Ik heb echter heden geen tijd om er verder over te praten, en stel mij voor een volgend» maal er iets meer over te zeggen. Slechts dit wensch ik plechtig te ver klaren dat al wat mijn zoon omtrent mij verteld heeft, onwaar is; onwaar is ook de bewering dat ik mij candidaat voor den gemeenteraad wilde stellen, want geen enkel haar op mijn spaarzaam versierde kruin heeft er aan gedacht; onwaar en verdicht is de nietswaardige advertentie, onwaar is het beweren dat ik mijn pels nog niet heb afbetaald. Laat ik echter voorloopig mijn gerechten vaderlijken toorn het zwijgen opleggen en spreken over de feesten ter gelegenheid van de opening van het Rijks-Museum; Brutus deed zijn zonen onthoofden omdat het welzijn van het vaderland zulks vorderde, en ik, ik zal Jan gedurende een weok verloochenen, omdat het belang van mijn geliefde vaderland, bij mij voor alles gaat. Ja ik heb de feesten bijgewoond; ik ben in het Paleis voor Volksvlijt en op het Y geweest en dien er dus over te praten; in het museum was ik niet, om de eenvoudige reden dat ik geene invitatie had ontvangen, hetgeen mij ten zeerste verbaast, daar ik toch van de overtuiging uitga dat men een professor in kur.st-critiek niet te huis had mogen laten; zoude men wellicht voor critiek van mijne zijde bevreesd zijn geweest? Ik kan het haast niet denken, want iedereen weet dat ik een kalm en gemoedelijk man ben en nimmer afkeur of ciïtiseer, maar ^steeds vergoe lijkend praat en aan alle dingen eene goede zijde weet te vinden. Enfin, ik was dan in het Volkspaleis, waar het propvol was; van alle kanten werd ik door bekenden, vrienden en collega's bestormd, die weten wilden of mijn reis mij goed bekomen was en die opgewonden warea over het nieuwe Museum. ., Jo moet nu de Nachtwacht eens zien", riep een professor, tnanlief je zult het doek niet meer kennen," en daarop begon hij een zeer geleerd betoog waarvan ik niets begreep, maar waarop ik toch inging, omdat ik in den Jaa'slen tijd bemerkt heb, dat er meer hooggeleerde heeren zijn, die over dingen praten waar zij geen verstand van hebben; ik praatte over Rembrandt, donker, over malsch en sappig, breed, stout en kloek, over bruin en licht-effecten en over wat al niet meer. Er kwam een kringetje nieuwsgierigen om ons hean staan en ik hoorde fluisteren: dat is professor Aquarius, die pas uit Italiëis teruggekomen, waar hij de musea bezocht, dat is een man van veel talent en studie." Toen luisterden allen eerbiedig naar mijne woorden, maar het werd mij te warm en ik trok naar het gereserveerde gedeelte der zaal, waar de tableausvivants zouden worden vertoond. Hebt u een witte kaart, mijnheer?" werd mij gevraagd. Pardon, mijnheer," zeide ik, maar ik meen tot de uitverkorenen te mogen behooren." 't Spijt mij zesr, maar als u geen kaart hebt, mag ik u niet toelaten." Dat was mij te bar; durfde men aldus klakkeloos, mij, den beroemden schrijver, weigeren? Ik wendde mij nogmaals tot den commissaris die mij te woord stond. Wilt u mij toestaan dat ik mij zelven even aan Zijne Excellentie voorstel, ik ben overtuigd dat dia dan een goed woordje voor mij zal doen." Welke Excellentie, mijnheer?" De minister db daar tien passen verder staat.'' Maak je over anderen vroolijk," zeide de commissaris boos, dat ia een l;ode van het stadhuis." Ik had wel in dea grond willen zinken over den bok dien ik daar gescholen had, maar lieve hemel, waarom zet men die menschen dan ook steken op en waarom hangt men ze kettingen aan het lijf; zij gelyken daardoor op eea afstand 200 precies op een minister als het eene ei op het andere." Ik had deze woorden in verstrooiing luider gesproken en schrikte niet weinig toen ik eensklaps hoorde zeggen: wellicht gelijken ministers en boden in vele andere opzichten ook wel eeus op elkander, mijnheer." Toen ik opkeek zag ik dat ik met den naren vent te doen had die mij zoo duchtig in den stads-schouwburg bad gehinderd, toen men het meesterwerk Marianno" gaf. Ik liep verder en had het geluk een paar vrienden aan te treffen, die mij binnen wisten te smokkelen en een goed plaatsje wisten to bezorgen; ik kwam in de onmiddellijke nabijheid van den prins en de prinses von Wied, den burgemeester en de ministers te staan en men begrijpt hoe ik mij daarbij gevoelde; ik trachtte mij op allerlei wijzen faemerkbaar te maken, in de hoop dat men de aandacht der hooge persoonlijkheden op mij zoude vestigen, want ik calculeerde zeer juist dat het nooit kwaad kan, wanneer men met een prins of een minister een beetje intiem is, en daarop keek ik weemoedig naar mijna knoopsgaten die allen nog ongevuld zijn, hetgeen helaas, met vele Ameterdamsche grachten ook nog het geval is. Het gordijn ging op en ik aanschouwde Bartholemeus van der Helst en zijne gade, maar ik verstond geen stom woord van hetgeen zij zeiden, want in de zaal ontstond eensklaps een rumoer en een spectakel alsof er eene menagerie was losgebroken. Is er brand?" Vroeg ik onrustig aan mijn buurman. Wel neen, het publiek is enkel ontevreden dat het niets zien kan", Maar is het voor het publiek dan niet voldoende om met een prjns,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl