Historisch Archief 1877-1940
l|il«SP--r '"" -' "*
?r
F NSST^v " VK
R'»iSöt.*
AMSTE
R-DAMMER,
WEEKBLAD
p"-'*)»" ? .... ""? ",.." ".' .?.'.".. .......
VOOR
NEDE
RLA
N D.
Nö.
421
?"?^ ???"?? »-., . - ..
vurige tongen bestrooit; waar Persephoneia's
nopte granaat in vulkanischen bloemengloed schittert
B,}» rees uit de zee op nieuw het gloren des avonds,
> ward hemel en aarde getint door Vesuvius' gloeien. '
4dH ingang van het landhuis wordt Euphorion door Ion ontvangen,
froohjk dringt om binnen te komen. Arrius is met zijn vriend
"uitgegaan, om te onderzoeken of de bedenkelijke geruchten
omde veranderingen in de krater des vulkaans al of niet waarheid
'bevatten. Maar de schoone lone is te huis en leert de verzamelde meis
jes sierlijke dansen uitvoeren
. ,1. daar ginds uit de zaal deden vroolijke klanken zich hooren.
't Castagnetton-geklepper, der fluiten lieflijke tonen,
*t Lachend fluist'ren van meisjes, de rhythinus der dansende voetjes.
Zjjn nog dralenden vriend bracht Ion rechtstreeks naar binnen;
Zelf echter wipte de schelm met vluchtige sprongen naar buiten,
?' {Wordt vervolgd.) «»
?t f_
; : EEN LATE HULDE.
r- De WerJcm van Willïam Shalcespeare,
' vertaald door DR. L. A. I. BURGERSDIJK.
Deel II, III en IV, Leiden, lij E. 3,
JBrill. 1884 en 1885,
_
'"- Maar 'k voele mijn lust van verder uitschrijven wat
dewql onder een deel Engelsche Digters, die ons Hollanders niet
raken, gelijk ala B. Johnson, J. Milton, W. Shakespeare,
... en andere, meest alle degene, die hier onder genoemd
wórden, oude en nieuwe Digteren, Grieken, Latijnen en Italianen, van
- onJterffeljjkfl namen zijn."
Bffc Zou inderdaad nog honderd jaar duren eer onder deze grooten de
grootste van allen ons Hollanders eenigermate begon te raken. Geen ijver,
,nö« sterk ook, bij den schrijver der Boekzaal voor Europe in het deel
'van Mei en Juni des jaars 1695, zou in staat geweest zijn den naam van
Shakespeare bjj zijn landgenooten in eere te brengen. Het is al wel, dat
'Bet "boekje van Sir Thomas Pope Blount. reeds in het volgende jaar na
S$n vetschöning in Londen de aandacht trok van onzen Amsterdsmsehen
critiou». Niet, dat de bladzijden, diéSir Thomas zich onledig had
geté, vullen met uitspraken van nieuwere en oudere beoordeelaars
Engelsche en vreemde auteurs, de moeite van een uitvoeriger
aankondiging voor Hollandsche lezers niet waard zouden geweest zijn. Het
"boek is nu nog even leerzaam als voor twee honderd jaar, en niet ieder
4»«eft de Ijchrüvers, waaruit geciteerd wordt, bij de hand. Maar het is
al iets zeer modems, zoo spoedig in een tijdschrift over buitenlandsehe
perkeu t$' Spreken, en de geheele uitgave der Boekzaal bewijst, dat men
Oij den goeden weg was. Zij kenmerkt een streven om vreemde litera
turen bekend te maken, en alleen vertrouwdheid met uitheemsche kunst
kan.de vooroordeelen en dwalingen verdrijven, waaronder eigen productie
en kritiek gebukt gaan. ?
. Welke b^j ons omtrent het genoemde jaar die vooroordeelen en die
dwalingen waren, is genoegzaam bekend. Eerst langzaam en met de hard
nekkigheid dat literair bijgeloof pleegt te bezitten, maakten zij plaats voor
ruimere n euiverder begrippen. Volkomen overwonnen waren zij pas in
de dagen van den Tiendaagschen Veldtocht, die tegelijk eindigde met dion
anderen, den letterkundigen strijd, die twee eeuwen had geduurd.
.- Want al «en goede vijftig jaar vóórdat de Boekzaal van Europe
vertóaarde, dat de beide beste Bngelsche tooneeldichters in Nederland al
6vójj weinig bekend waren als de poëet van Paradise Lost en die van
?HtS Fawfy Queen, had men hier een beweging beleefd, die, wanneer zij
baèr g&ag was blyveu gaan, een heel anderen staat van zaken zou
teweeggehBicht hebben. Een beweging, die de tooneelstukken van Coster,
Kodenbnrg en Bredero had voortgebracht, die Vondel slechts matig had
tegengewerkt en waaraan twee oorzaken een eind maakten. En wel
twef oorzaken, die, met elkaar verbonden, verderfelijk zijn en bij machte
ejifr oorspronkelijke kunst want dat was in den grond het werk van
EB straks genoemde schrijvers te vernietigen. Gebrek aan
oorspronkeSjfëschrijvers is de ne oorzaak; de andere: de algemeene, aan de
'kunst vijandige richting van den tijd. Noodlottiger eendracht laat zich
niet denken. Bij de Franschen onder Lodewijk XIV werkte alleen en
wei zeep sterk de laatste kracht, maar zij hadden groote geesten die het
tegen deïi nadeeligen invloed in zoo verre uithielden, als uit hun nalaten
schap fe gebleken. Holland heeft na de mannen die in 1630 oud, uitgepraat
ófSöQk reeds dood waren, geen dramatische dichters van talent voortgebracht.
Dia nog probeerde vo or het tooneel tej schrijven, had te worstelen met be
zwaren, Waarvan wij ons nauwelijks een denkbeeld kunnen maken. De groot
ste helft der natie, afkeerig van den schouwburg; de kritiek een bijgeloovig
vasthouden aard een stelsel van bekrompen kunst, dat doorging voor
de wétten van Aristoteles; de vrijheid van den tooneeldichter beperkt
doop -een Strenge deoentie, die algemeene en dierbare belangen als poli
tiek, godfdienst, maatschappelijke toestanden, van de planken verbande,
ala te heilig of te gevaarlijk. Men zal erkennen dat alleen een reus
(tegen «en zulk vervaarlijk verbond opgewassen zou geweest zijn, en van
reuzen Weet de geschiedenis van onze literatuur niet af. Jan Vos, wien
niemand groote gaven ontzegt, viel te zwak en kwam bovendien te laat.
De teerUng werd spoedig na zijn optreden geworpen, en over de Maas
trok, als Cezar zegepralend, een schaar van nieuwe begrippen en nieuwe
voorbeelden deze provinciën binnen. Wonderwel voegden deze uitheemsche
ideeën bij de oude; inderdaad waren zij van een en dezelfde soort: dwang
?vaa allerlei slag, deoentie, verslaafdheid aan de stijve kunstwetten. Een
V»B de beide oorzaken die wij straks onderscheiden hebben, werd dus
nog versterkt door de intieme kennismaking met het Fransche drama;
to.l. de aJgemeene richting van den tijd. Maar ook de andere, alsof het
1 de Goden vermaakte de arme Nederlandsche Kunst om hals te helpen,
kreeg frissche kracht door de nieuwe vriendschap. Want na werden da
inheemsche dichters, die, hoe weinig uitnemend ook en hoe ver van de
hoogte, die het Hollandsche drama eens beloofd had te zullen bereiken,
toch nog steeds als modellen gegolden hadden, verdrongen door een
groep vreemdelingen, die op de landgenooten alles vóór hadden, dio
beroemd waren als voorname sieraden van het machtigste en schitterendste
hof van Europa; die omstreeks den'tijd dat zij in onze landen goed
bekend raakten, omstreeks 1660, in den bloei van hun talent verkeerden of
als Corneille, een geëerden ouden dag genoten, als Racine, een gouden
toekomst open zagen. Op de landgenooten, die dood, half vergeten, ea
Voor de andere helft maar kwalijk in tel waren.
Wat er nog leefde aan oorspronkelijke neigingen in het Hollandscho
drama ging te loor en stierf weg. De navolging van het Fransche
klassicisme overwon, en bleef heerschen, ineer dan een eeuw achtereen en
ongestoord.
En het spreekt dus van zelf dat in 1695 Shakespeare tot die dichters*
behoorde, die ons Nederlanders weinig raakten.
II.
Er zijn bewijzen te over, dat-- het verfranschte treurspel bij het Amster»
damsche publiek nooit recht ingang heeft gevonden. De groote menigte
hield zich buiten de beweging die ouder de letterkundigen plaats greep.
Wat den schouwburg op de Keizersgracht vulde, waren de nastufcjes, de
kluchten en de fraaie vertooningen, het kunst- en vliegwerk, waarmede
vele treurspelen gegeven werden. De eenige werken van Vondel, die na
1700 nog op het tooneel waren, deden dienst als spektakelstukken. Indien.
enkele fransche tragedies een korte populariteit genoten, was het te dankeu
aan den grooten naam, dien een acteur of actrice zich af en toe in een
rol van Racine of Corneille wist te verwerven. Vreemdelingen, die uit nieuws
gierigheid kwamen; boeren en buitenlui, die een vroolyken avond door
brachten na een prettigen dag; klootjes-volk, dat zich op de galerijea
vermaakte door met nootedoppen en appelschillen in den bak te mikken,
en in dien bak een kleine schaar van kenners; een publiek van te
verschillende beweging om eene degelijke kunst te begeeren en te besehermen.
Men bespeurt eenige verbetering toen de stroom, dien men den vooruit
gang der 18e eeuw noemt, ook ten onzent merkbaar werd. :De toename
der algemeene kennis, die de onhoudbaarheid aantoonde n van de oude
maatschappelijke toestanden, n van de heerschende kunsttheorieën, gaf
het leven aan een nieuwe soort in de tooneelpoëzie, die men kortaf
drama noemde. Drama, ter onderscheiding van de oude verdeeling, ia
blijspel en treurspel. Geheel nieuw, en het voortbrengsel van verzet tegen
al het bestaande, is deze soort een revolutionnaire proeve, die in de ge
schiedenis der beschaving een gemakkelijk aan te wijzen plaats bekleedt.
Nieuw in den vorm, daar zij de rijmende alexandrijnen verving door proza,
en den band der eenheden van plaats, tijd, en handeling aanmerkelijk
verzwakte. Nieuw ten opzichte van den inhoud, want de aristokratischa
liefde voor koningen en vorsten maakte plaats voor de burgerlijke be
geerte, do nooden en de deugden van zijn evenmensch, van zijn buurman
op het tooneel te beweenen en te bewonderen. Het drama" is het kort
begrip van de zucht naar vrijheid, die de 18e Eeuw doortrilde. Het
is ontstaan uit da zelfda groote oorzaak, die deze begeerte voortbracht:
uit vermeerdering der kennis van het menscheüjk geslacht.
In de literatuur is de nuttigste aanwinst van kennis de vertrouwdheid
met vreemde kunst. De kennismaking met de Engelsche letterkunde
heeft in Frankrijk den uitgebreiden invloed gehad, die aanvankelijk den
scheldnaam kreeg van augloraanie". Shakespeare raakte in Frankrijk
goed bekend tusschen 1770 en 1780. In het verzet tegen de nieuwe rich
ting, die zich daar in de letterkunde ontwikkelde,Meelde bet geleerde
Nederland. Het drama" vond hier aanhangers en wekte bij het publiek
een mate van geestdrift, zooals de Amsterdamsche schouwburg in lan
ger clan honderd jaren niet binnen zijn muren had aanschouwd. Maar
slechts weinig geletterden van naam waagden het de nieuwe soort bij
te vallen. De traditie der klassieken was hier nog te sterk; de macht
van het monsterverbond, dat wij boven beschreven, nog geenszins ge
broken.
Wat hier van Fransche zijde in literaire kringen werd ingevoerd, droeg
het merk Racine en Voltaire. Het was de Duitsehe literatuur, die betere
dagen voor de onze aankondigde en voorbereidde. Gellert en Kiopstock
werden spoedig familiaire namen. Ook Lessing kreeg, tegen 1780, ia
Nederland een reputatie. Emilia Galotti, een burger-drama op Franschen
trant, werd een geliefd nummer van het Amaterdamsche repertoire. De
kritiek van Lossing evenwel bleef voor de Nederlanders lang onverstaan
baar, wederom een gevolg van de bijna onomstootbare heerschappij der
fransche leer. Oorspronkelijke dichters of eigen kritici om de beweging
aan te wakkeren, bleven uit. Men moest alles van over de grenzen
hebben. De golven van den stroom bruischten daar buiten, deze kusten
bespoelde slechts een lichte kabbeling. Hoe langzaam ook, zou echter
ook in Nederland de ontwikkeling zeker zijn gegaan, indien de reactie
na de omwenteling, die koningschap en geestelijkheid elkaar de hand
reikten om te bevorderen, niet binnen weinige maanden had verwoest,
wat vele jaren nauwelijks hadden tot stand gebracht. De terugkeer tot de
natuur, de vordering der vrijheid in alle zaken, was bij ons nog verre
van voltooid, toen deze krachtige reactie intrad en, eenmaal gekomen,
overwon nog vóór zij goed gezien had. v
Zoo sterk was bij ons de achteruitgang in de letterkundige begrippen,
dat men de laatste twintig jaar vóór 1800 veilig kenmerken kan als veel
liberaler dan de eerste twintig jaar daarna.
Tot de teekenen van een voorwaartsche beweging in het laatete kwart
der ISe Eeuw bshoort de vertaling van de werken van Shakespeare, waarvan
'het eerste stuk in Juni 1778 het licht zag.
Voorheen, schrijft de uitgever in zijn BericJit eener InteJcenïng,
voorheenwas het algemsene denkbeeld dat geen Toóneelspol, dan uit het Fraasch
vertaald, den Nedölanderen zou kunnen behagejj; doch die waan ia
vardreven."