De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 26 juli pagina 11

26 juli 1885 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

WJJV5.W*'1?'.'''- - " > ,8' '"'-**fST &ft D A « »* R, W E E«« L A B <T0 OR tf! D E R LAN R verbannen, worden hier noodeloos nieuwe betrekkingen in het leven ge roepen. " ;'; ? ? ;' ., ;-...... r. Voor een goede aanvulling in oorlogstijd is het bestaan van depots ' «amubww. De geachte S. wenacht echter reeds in vredessterkte depots van de halve sterkte als de overeenkomstige afdeelingen van het veldleger. Wg geluoven gaarne dat de tegenwoordige regeling in oorlogstijd aanvankelijk wel eenige moeite en- bezwaren zal opleveren. Door de Kjfginjf der depots achter de Noord-Hollandsche waterlinie zal echter wel tijd gevonden kunnen worden, om de moeilijkheden te boven te komen. Déaderlating, die de Minister Reuther het leger door.de opheffing der depots deed ondergaan,, wordt dan ook minder afgekeurd om het ver lies dier aanyalliogskorpsen, als wel om- de sterktevermindering, dia het ' leger daardoor voor langen tijd heeft ondergaan. Zoo lang niet de toe stand van de schatkist een aanzienlijke verbetering wacht, is aan uitbrei ding van hét leger, door verhooging van contingent, niet te denken." - ?' Uit het bovenstaande blijkt, dat depots door ons niet volstrekt noodig ? geacht worden. Tasten wij hierin niet mis, dan ii dus ook de aanwinst in het stelsel De Koff niet groot, te meer niet, daar deze afdeelingen Verkregen zijn, in verband met het geheele stelsel, door een zeer geringe vredessterkte aan de'tactische eenheden te geven. Het vestingleger van den geachten S. bestaat uit l divisie van 2 regi menten, elk van 3 bataljons, samen vormende 48 compagnieën, d. i. 8 compagnieën meer dan bij de bestaande organisatie. Voor de vesting artillerie z\jnJjestemd 4 regimenten van 3 bataljons; als hulpwapens dienen 3 compagnieën genietroepen, l torpedocompagnie, d. i 8 compa gnieën-"vestingsrtillerie meer, l toi'pedocómpagnie minder dan thans. Waarloe de laatste vermindering dient is ons niet duidelijk. Meer en Weer wordt in den laatslen tijd de groote waarde van torpedo's vooral voor kleine Staten op den voorgrond geplaatst. In plaats van inkrim ping zou uitbreiding eer gewenscht zijn. . Ook het divisie brigade en regiméntsyerband bij de infanterie, het regimentsverband bij de vestragartiHerl* komt ons weinig aanbevelenswaardig voor Waar toe deze weelde in vredestijd, wanneer met het uitbreken van den oorlog al deze organieke banden worden verbroken en de com pagnieën met eenen, hoogstens met drieën en vieren over do forten en sterkten verdeeld worden. Voor de bevelvoering in vredestijd is zulk een kostbare organisatie bepaald overbodig. Sinds wij in het bezit zijn van bevelhebbers in de N. H. waterlinie, en de Amsterdamsche linie, behooren do vestingtroépen over de! Ihiiëh verdeeld en ouder het rechtstreekse}) bevel van.bedoelde 'bevelhebbers te worden gesteld. Vreest men voor overla ding van arbeid, dan zou zonder bezwaar in de voornaamste limën een kolonel commandant van de infanterie en een kolonel commandant van de artillerie benoemd kunnen worden. Zulk een organisatie, reeds voor gesteld door Mavors in de NOS. 409 en 412 van dit Weekblad, gepaard met een groote mate van zelfstandigheid der commandanten van de ba taljons infanterie,én vestingartillerie, zou naar onze overtuiging, ook verre de voorkeur boven de bestaande regeling verdienen. Daardoor zou de grootst mogelijke eenheid worden verkregen. Het schijnt inderdaad niet meer dan natuurlijk, dat de bevelvoerder eener linie ook de volle be schikking heeft over zijne troepen, daarvan de bewapening, uitrustingen oefening regelt. Om tot dit doel te geraken zou de voorloopige instructie van de linie-commandanten moeten worden uitgebreid, zoodat de macht van bedoelde autoriteiten zich verder uitstrekt dan tot de leiding der oefe ning in de verdediging der linie." Het beginsel, dat bij de voorgestelde regeling voorzit, kan en moet ook uitgebreid worden met betrekking tot de uitrusting, bewapening en inrichting der linie, waarover blijkens art. 3 der voorloopige instructie aan bedoelde bevelhebbers het toezicht is opgedragen. Om zich van hun taak te kwijten verzoeken zij blijkens art. 2 dierzelfde instructie inlich tingen bg de inspecteurs der wapens of direct van autoriteiten van lager en rang. Die autoriteiten zijn de commandant der vestingartillerie en de bevelhebbers in de genie- en artillerie commandementen. Al deze bevel voerenden hebben dus het toezicht over een gedeelte der linie, of zijn daarbij nauw betrokken. Waar is onder die omstandigheden de zoozeer gewenschte arbeid, de, veïanfrwoordjjiijka, handelende alles overziende be velvoerder? Zooals thans de organisatie is ingericht behoorde dit de bevelhebber in1 de linie te zijn; toch is daarvan blijkens het bovenstaande geen sprake. Om hierin verandering te brengen behoort een regeling getroffen te worden, waarbij een of meer hoofdofficieren van de genie en artillerie beneyens van d,e intendance en den geneeskundigen dienst recht streeks onder den bevelhebber der linie werkzaam zijn, alzoo in diens staf worden opgenomen. Let men op ons voorstel met betrekking tot de opheffing van het regimentsverband bij de vestingartillerie, dan is daar aan geen ons bekend overwegend bezwaar verbonden. Bij invoering van een dergelijke organisatie, zouden eenige instructiën wijzigingen moeten ondergaan, zouden de artillerie en geniecommandementen, benevens de betrekking van commandant der vesting-artillerie opgeheven moéten worden,' zonden echter óók commandanten benoemd moeten worden in het zuidelijk frontier van Holland, in de stelling van de monden van de Maas en hét Haringvliet, en in de stelling van den Helder. Vooreerst, vreezen wy, zal het daartoe echter niet komen. Zulk een wijziging zou voor ons legerbestuur te ingrijpend zijn, al zijn de gronden, waarop zij berust, nog zoo rationeel. Evenmin heeft ook het voorstel de Koff 'niet veel kans van spoedig te worden ingevoerd, al zijn daarin ook zeer aannemelijke beginselen neergelegd, zooals de schepping van officieren ter beschikking en verdeeling van het land in militie-districten. Op beide onderwerpen hopen wij later terug te komen. Cambreaux. BEPETEER-PISTOLEN. Het vraagstuk dor repeteer-geweren is in de laatste jaren zeer dikwijls besproken geworden, terwijl het in bijna alle beschaafde staten aanban» gig is, zoodat weinigen er onkundig van zullen zijn, dat het repeteer* geweer een wapen is, waarmede men verscheidene schoten achtereen kan doen zonder :het bij ieder schot op nieuw te laden. Daarentegen is het minder bekend dat er ook repetéer-pistolen bestaan, en, evenals het repeteer-geweer van zeer klein kaliber het wapen der . toekomst is, zal de tegenwoordige revolver mettertijd verdrongen worden , door de repeteer-pjatool van zeer klein kaliber. To-revolve bëteekent omwentelen, omdraaien. De revolver is een kort vuurwapen me.t n loop, en een cylinder, die om zijne as beweeglijk is, terwijl bij .vijf a zes kamers voor evenveel ladingen bevat. Bij het gebruik der revolver wentelt de cylinder en beurtelings komt, alvorens gevuurd wordt, n kamer voor den loop. Hoe nauwkeurig ook vervaardigd, er bestaat bij de revolver een kleine tusschenruimte tusschen het achtervlak van den loop en het voorvlak van den cylinder, waardoor bij het schie ten gasontscapping plaats heeft. Aangezien kamer en loop niet een geheel vormen, moet het projectiel bij het in den loop komen een schok ontvangen. Zoowel de gasontsnappiug, die bg revolvers plaats heeft, als de schok, dien het projectiel krijgt, hebben een nadeeligen invloed op de ballistische eigenschappen van dit wapen. Repetéer-pistolen zijn korte vuurwapenen, waarmede men verschei dene schoten achtereen kan doen, zonder büieder schot op nieuw te laden, terwijl kamer en loop een geheel uitmaken. Onder overigens gelijke ge gevens moet de repeteer-pistool dus beter schieten dan de revolver. Omstreeks 1837 werd in Amerika met goed gevolg gebruik gemaakt, in de oorlogen tegen de Indianen, van voorlaad-revolver-karabijnen en revolver-pistolen, ontworpen door den Amerikaanschen kolonel S. Colt. In 1842 bracht A. Mariette, wapen-fabrikant te Luik, voorlaad-repeteerpistolen in den ;handel, bestaande uit vier a achttien loopen, die zoodanig in een bodamstnk.geschroefd worden, dat zij een geheel vormen. Het bodemstuk heeft evenveel zundkanalen en slagschoorsteentjes als er loopen zijn, natuurlijk gelegen in het verlengde der loopassen. Dit samenstel van loopen kan om een door het midden gaande as wentelen, terwijl beurte lings de loop, dio boven is, afgevuurd wordt. In den handel kan men thans aphterlaad-repeteer-pistolen verkrijgen, vervaardigd naar hetzelfde denkbeeld. Dergelijke pistolen zijn geen oorlogs- maar luxe-wapenen, aangezien zij een groot gewicht bezitten. De bekende achterlaad Lefaucheux-revolver met dubbele beweging (d. L het spannen van den haan kan geschieden door tegen den trekker te drukken) en eenheidspatroon, dagteekent van 1853. Dei» 14 Februari 1654 nam de Volcanik repeating arms Co. te Newhaven Conn." patent voor de Amerikaansche repeteer-pistool. Dit wapen heeft een kaliber van 11 m .M. en onder den loop een magazijn dat 8 ladingen kan bevatten, zoodat als er n patroon in den loop is, en n op den aanbrenger, men met deze pistool 10 schoten achter elkander kan doen. Het repeteer-mechanisme werkt door den beugel naar bene den en opwaarts te brengen. De beugel is van een ring voorzien waar in de middelste vinger komt, terwijl de voorste vinger tegen den trek« ker rust. Na eenige oefening kan men deze repeteer-pistool met n hand behandelen; gewoonlijk echter geschiedt zulks met beide handen. De kogel van dit wapen is van achteren uitgehold, en bevat zoowel de lading als de ontstekingssas. Als pistool is zij minder geschikt dan de revolver; zij is echter de voorlooper geweest der repeteer-gcweren. Het eerste repeteer-geweer, dat te velde practisch beproefd werd en voldeed, is ontworpen door den Amerikaan M. Spencer, en dagteekent van Maart 1860. Na 1854 heeft men zich bij de fabrikatie van korte vuurwapenen in hoofdzaak toegelegd op de verbetering der revolver-pistolen. In den laatsten tijd is het denkbeeld weder bovengekomen om repetéer-pistolen te vervaardigen. Josef Schulhof te Weenen heeft den 24en April 1884 in Duitschland patent genomen voor een vuurwapen met cyliudersluiting en magazijn in de kolf. Deze uitvinding kan evengoed toegepast worden op geweren als op pistolen. Het magazijn in de kolf wordt van boven gevuld, en daar gesloten door een klep. De patponen bewegen zich, evenals bij verscheidene andere stelsels, voorwaarts door middel eener getande veer. De trekker heeft de gedaante van een ring; door hem met den vinger achteruit te halen werkt het repeteer-mechanisme, komt een patroon in den loop, en wordt deze daarna afgevuurd. Zoodra de druk van den vinger ophoudt, gaat de trekker door de werking der trekkerveer naar voren, terwijl tevens de huls der verschoten patroon uitgeworpen wordt. In dozen stand van het wapen kan de pistool als enkellader ge bruikt worden, door het van boven inbrengen eener patroon in de geopende kamer. Eindelijk bevindt zich een inrichting aan hot wapen, waardoor het .mechanisme buiten werking gesteld kan worden, om zoodoende ongelukken onder het dragen te voorkomen. Uit het voorgaande valt af te .leiden, dat deze jongste uitvinding van den heer Schulhof te Weenen, zich beter eigent voor pistolen dan voor geweren of karabijnen, omdat het te vermoeiend is dikwijls achtereen het repeteer-nieQoanisme te doen werken, slechts door den druk van n vinger. Practisch onderzoek kan alleen uitmaken 'of deze repeteer-pistool in alle opzichten voldoet. Zooals wij echter gezegd hebben, is de repeteer^ pistool van zeer klein kaliber, de pistool der toekomst. Herhaaldelijk brachten wij in dit blad de draagbare wapenen ter sprake,' en hebben er steeds op gewezen hoe verkeerd het is, dat men bij ons zoo weinig gewicht hecht aan de talrijke, verbeteringen, die op dit gebied; plaats grijpen. Behalve in Rusland, vindt men geen beschaafden staat, waar zooveel aanhangers zijn van het gevecht met blanke wapenen, als in ons land. Het voortdurend hebben der bajonet op 't geweer, en het feit dat ouder-adjudanten, sergeant-majoors, benevens tamboers en hoornblazers, slechts een sabel bezitten om zich te verdedigen, zijn evenveel bewijzen der waarheid van ons gezegde. Niet lang geleden verklaarde zelfa ean ministervan Oorlog bij OES, dat hij het nut er niet van inzag, om dergelijke persqafi» van een vuur wapen te voorzien. Ons, bepalende tot onge

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl