De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 26 juli pagina 3

26 juli 1885 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

<W ?f* Jp. ?^^Mnlial «fKfêfP^ *? . -tl " l ( !|:;4 , ' s iffl» " 1 ' W -*v 3* -f V < ' J>1 AMSTERDAMBIER, WEEKBLA . l D vboR NEDERLAND. 3 " l , w «al in eene bug geroeide behoefte vooreien; het tl toch overbekend dat de huismoeders er slechts daarom zooveel op tegen 4VfMMn dit de heena der schepping in vertrekken sigaren rooken, omdat -*i overal met «wh nonen «n tafelkleeden, tapijten en «da-overtrekken ?r mede worden bezoedeld. Dit kan niet meer het geval zijn vanneer d» dames besluiten om voor aschbakjes te fungeeren, hetgeen zeer tot de gtteiügheid :kan bedragen, want men behoeft, wanneer men om een fffasrfge ««degen is, slechts te zeggen: och Marie, of Mina,ofBetje, kom e*n* even hier; 'er zit zooveel asoh aan mjjn sigaar," dan komt de be vallige toornare-draagster natuurlijk aanzweven en in een pogenblik tijds ia het discours in gang. De' osch-baktournnre heeft enkel bezwaar voor geëngageerde paren, dip' wat heel' verliefd zijn uitgevallen; ik ben echter aan de samenstel ling eener hermetische sluiting bezig, die geheel beletten zal dat er meer asch gemorst wordt dan in vroeger tijden het geval was. : Het pronkstuk maner vindingen is echter de tournure défensive; het gebeurt maar al te vaak, in onze booze dagen, dat jeugdig'e scboonen, die langs de straten wandelen, door onbescheiden mannen worden lastig gevallen en don geen middelen van verdediging hebben; zij moeten het weerloos dulden dat de Don Juan's naast haar loopen, haar zoete woord jes influisteren, ja het wagen haar aanteraken. Met de tournure défensive zjjn al deze zaken onmogelijk, de lastig ge vallen schoone behoeft slechts een rukje te geven en haar tournure neemt reusachtige afmetingen aan, breidt zich rechts en links uit, slingert zich om het .geheele lichaam heen en binnen een paar seconden is een on overkomelijk bolwerk tussciien haar en haren vervolger tot stand ge bracht; het spreekt van zelf dat men deze tournure in alle afmetingen kan krggen; acht. .men eene beschermings-kring van een meter lengte niet voldoende, dan kan men er een, van twee of meerdere meters nemen. ot nog toe gelukte ; het mij niet eene .tournure samen te stellen dio dienst kan doen tot voorkoming van spoorweg-onheilen; mijne gedachte is deze: ik zoude wanneer een ramp onvermijdelijk is, twae dames die elkander'omarmd houden, tuaschen de op elkander aansnellende treinen willen plaatsen en wel op zulk eene wijze dat hare tournures naar de naderende locomotieven zijn gekeerd. Proefnemingen hebben aangetoond dat mijn plan levensvatbaar is en het gevaar voor de treinen geweken zdUti»; zon, maar ik heb . er tot mjjn spijt, nog niets op kunnen vinden om verplettering der dames te voorkomen. Enfin, ik aal mijne proefne mingen voortzetten en twijfel niet aan bet welslagen er van. Uit al het gezegde, waaraan ik nog zeer veel zoude kunnen toevoegen, ziet men dat de- tournure die, ten onrechte, zoo vaak veroordeeld en beschimpt ie, eene zegening voor het mens^hdom kan worden. Ik aarzel geen oogenblik om te verklaren dat mijne uitvinding mij het recht geoft om mjj zejben onder de groote mannen te rangschikken die, in den loop der eeuwen zich door grootsche en nuttige ontdekkingen onderscheiden hebben en dank en hulde van een dankbaar nageslacht overwaardig zijn. /Wellicht komt de tijd dat aan de Da Costa-kade of in de schilderachtige omstreken van devMuiderpoott een standbeeld verrijst, met de opschriften: aan professor Aquarius, het dankbare vaderland" en hij verwierf zich de dankbaarheid van tijdgenoot en nageslacht door de uitvinding der nniverseeïe tournure." Als ik nu maar reeds van te voren wist dat dit standbeeld zal worden vervaardigd doos een man die den modernen bouwstijl huldigt, dan zoude ik mijn einde met gerustheid tegemoet zien. Aquarms. BKIEVEN VAN JAN VAN 'T STICHT. 't Is hier kermis, en zoo befaamd als de Utrechtsche kermis vroeger was, thans is het de reinste misère. Dat beestje sterft zoo langzamer hand zyn eigen dood. Versterkende middelen worden het onthouden en de uitputting waaraan hét lijdende is, en die steeds meer en meer merk baar wordt, zal het binnen weinigen tijd van ons wegnemen zonder dat iemand er om treurt. De mallemolens zijn nog de grootste aantrekkelijk heid van die verslotende volksfeesten en och arme! om half elf kijkt het grootste deel der leeuwen al zoo droevig naar een berijder uit, dat men er medeljjdeh mede krijgt, als men zich herrinnert hoe dezelfde die ren nog voor weinige jaren tot op hun kop minnende soldaten en boeren torsten. Zoo vergaat ook de roem der mallemolen-leeuwen. Met' de kermis mag men dwaasheden uithalen. Dan neemt men niemand iets kwalijk! Ook op ander gebied schijnt men dezer dagen op toegevendbeid gerekend te hebben, anders is het waarlijk niet te begrijpen hoe een commissie van verstandige mannen eene oproeping in de Courant heeft kunnen plaatsen als we er onlangs eene lazen. Wij hebben hier namelijk sedert eenige jaren het voorrecht als stadgenoot te noemen den heer Volck, van de Marine, gedetacheerd bij het Meteorologisch Observatorium alhier. Die heer heeft een zeer goeden naam als musicus, hij heeft als zoodanig een paar compositiën geleverd, die zeer in den smaak vielen en in een vroolijk gezelschap moet bij gewoonlijk een eerste plaats innemen. Ik heb geen verstand van muziek en nooit het genoegen gehad den heer Volck te ontmoeten, maar ik neem alles goeds, wat men van hem vertelt, gaaf aan; ik geloof dat hij ook voor de taak, waarvoor hij hier geroepen was, zich een uitstekend bekwaam man getoond heeft en ik wil op de belangrijkheid der brieven, die hu indertijd over Snellen's Noordpoolexpeditie geschreven heeft, niets afdingen. Maar wat ter wereld een aantal heeren kan bewogen hebben zich tot een commissie te vor men en trecht's ingezetenen uit te noodigen om den heer Volck, nu hij weer in actieven dienst geroepen is en dus onze stad zal verlaten, een hulcteblnk aan te bieden, dat is mij, en waarschijnlijk ook den heer Volck, als hij werkelijk zoo verstandig is als men zegt en als ik gaarne aan neem te geleevd. Een huldeblijk namens trecht's ingezetenen aan een aan die knap in z«o vak en vroolijk in gezelschap is, maar die toch die feekwaamheid en vrooljjkheid slechts in beperkten zin heeft kunnen beJBn wat het zonderlingste van de commissie is: het moet een zon, want de bijdragen mogen niet hooger dan een gulden zgn. 't Ia waarachtig of men een nationaal gedenkteeken wil stichten, waar ieder burger het zjjne aan moet bijdragen of een geschenk aan een vorst .of eene vorstin, dat uit het hart en het bloed der natie komt. Ik ben zoo 'vrij het Bespottelijk te noemen! Men bewijst zeker den heer Volck met zulke geurmakerq geen dienst, want zijn afkeer daarvan moet ook al een zijner beste eigenschappen zijn. Maar 't is de echt Utrechtsche kliekgeest! Er vormt zich een clubje, dat met het een of ander ingenomen is en klaar is het een of ander. Dat clubje draait de heele stad om den vinger, maar ik vrees dat men zich bij deze gelegenheid toch deerlijk in trecht's inge zetenen zal hebben vergist en als men zich werkelijk aan den veelbeteekenenden uen gulden gehouden heeft, het huldeblijk niet zoo heel groot zal zijn. Want, dat hebben de Utrechtschen met hunne landgenooten gemeen, van hun, geld stappen ze nu ook niet zoo heel gemakkelijk af. En we hebben toch tegenwoordig al jubilée's genoeg, die geld kosten. Er] kan geen diender 25 jaar diender zijn geweest of wij lezen dat hij een geschenk kreeg maar dat blijft gelukkig nog onder de dienders. Doch 't is te vreezen, als de heeren" zoo'n slecht voorbeeld gaan geven, dat die huldeblijken" ook van] het al gemeen zullen worden verlangd en als ieder in eigen kring doet wat in dat opzicht zijne hand vindt om te doen" dan heeft hij waarlijk al genoeg. De vrienden van den heer Volck hadden aan het huldeblijk zeker hoogere waarde gegeven, als zij het niet namens trecht's ingezete nen maar namens Volck's vrienden, aa^ dien biunen kort onze stad ver latenden heer hadden komen aanbieden. Ik zon het vorenstaande niet geschreven hebben als de lijst van inschrij ving voor dit huldeblijk niet reeds gesloten was. Maar gisteren was 't de laatste dag dat de ingezetenen hun gulden konden offeren en als zij dit lezen kan het dus geen invloed meer op hunne offerlievendheid uitoefenen. Op de gemeenteraadsverkiezing en wat daaraan vooraf ging schijnt de kermis haar invloed ook te hebben doen gevoelen. Alle liberale candidaten z\jn gekozen, beter gezegd, alle candidaten der libe rale kiezersvereeniging hebben gezegevierd. Want in onze opvatting van bet woord liberaal verschillen we hier heel wat met de andere Nederlanders. Daar hebt ge bijvoorbeeld prof. de Geer! Over dezen heer is men, als ik mij niet vergis, het in ons dierbaar vaderland nogal vrij wel eens, dat zijn liberalisme niet geheel onvermengd is, ja, dat wanneer men voor die partij de kleur rood stelde, daarvan dan toch in des professors banier niet meer dan l deel op 1000 deelen blauwzwart en 10000 deelen pik zwart voorkomt. Zoo'n nuance noemen ze hier, als het in hun kraam te pas komt namelijk, gematigd liberaal. Eigenlijk is het niet anders dan politiek van 't succes. Liberale candidaten, die kans van slagen hebben, weet men niet te vinden en liberalen, die dat wel zouden hebben, be danken voor de eer om candidaat te worden gesteld. Dus, men neemt dan maar candidaten, die ook door de tegenpartij het meest gewenscht1 worden, dan kan do juichtoon weergalmen: onze candidaten, de liberalen, hebben weer gewonnen! Zoo behoudt men zijn invloed en macht, en daar is het toch eigenlijk maar om te doen. Dat drijft ook de andere partijen en hoe men zich door de zucht om die te behouden of te versterken tot allerlei onzin kan laten drijven, bewees dezer dagen weer De Oranjevaan, het orgaan der anti-revolutionaire partij. In een extranommer bestreed dat blad de door de liberale kiesvereeniging gestelde candidatuur van dr. Van Eeten. Onder aanroeping van de getuigenis der liberale Nieuwe Rotterdamsche werd betoogd dat de heer v. E. eigenlijk veel te weinig verstand had om ge meenteraadslid te zijn en daarom geweerd moest worden. En een bladzijde verder, besprekende de candidatuur van den, niet alleen naar de liberale kies vereeniging, maar naar hart en ziel liberalen heer B. Reiger, worden diens bekwaamheden hemelhoog geprezen, maar juist die bekwaamheden, ziet u, aangegrepen als een motief om dien heer uit den Raad te verwijderen. Wij zoudon wel dwaas zijn als wij zulk een kundig tegenstander onze stem gaven." De een te dom, de ander te slim, maar allebei er uit. Ik zou gaarne Dr. van Eeten den raad ge ven uit dat tegenstrijdige gebrabbel den troost maar te putten, dat het met gijn bekwaamheden toch nog zoo slecht niet gesteld zal zijn, maar wat zou ik dan wel tot den heer Reiger moeten zeggen. Intusschen, de kudde ia weer bij elkander gebleven. Alle aftredende leden zijn herkozen en voor een bestaande vacature kregen we den heer Coblijn een man van goede verwachtingen. Moge hij ze niet beschamen. LETTERKUNDE. EUPHORION. Een gedicht van Ferdinand Gregorovius. (Fragmenten). III. Eenige «ogenblikken blijft Eaphorion alleen in het voorvertrek van zija meester, de komst van lone afwachtend. In deze weelderige omgeving is aan sieraden geen gebrek. Doch het tafeltje, dat vlak onder de hanglamp is geplaatst, draagt slechts n kleinood, eene kunstig bewerkte doos voor reukwerken, in den vorm van een bloemkelk, door eene sierlijke Pandora gedragen. Euphorion herkent het kunstwerk; het was zijn afscheidsgeschenk geweest aan lone,toen zij voor weinige jaren als kinderen van elkaar gingen. Hij neemt het werk, de vrucht van uren vol ernstige inspanning en liefdevolle toewijding, in de handen en verdiept zich ia liefelijke herinneringen van het verleden dat, helaas! nooit meer kan terugkeeren. Daar treedt lone binnen. Ook voor haar wordt het Pandora-beeld onge zocht een aanknoopingspunt aan den zonnigen tijd, die reeds zoo lang achter haar b'gt, aan de dagen toea men het bevallige tweetal, wedijve

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl