De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 26 juli pagina 5

26 juli 1885 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. ft Vroohjk midden in 't laven, in d' aardscbe, gezellige woning. Zuster der nwe ia «ij «n elkander verleenen zij gaven; Hoogheid verleent nw kunst, bekoring1, aetherische klaarheid; Doch de mijne schenkt frissche kracht en jeugdige schoonheid. Streng bindt Gij uwen vorm; mijn kunst, de lieflijk', ontboeit hem. Phantasus laat zij vrij, betooverend, vindingrijk, geestig. '» Spel der natuur bespiedend, aan haar slechte vormen ontleenend. Vlecht zjj het menschenbeeld sierlijk met dieren en planten te zamen; Geestvol weerspiegelt in haar zich het wonderlijk raadsel des levens. Schoon kan het aardsch' óók z\jn, ons door d' eischen des levens geboden, Als de bezielende mensen het aangrijpt en 't leven en vorm geeft, Ook op de ruwste stof den stempel der godd'lijke vrijheid Drukkend en daag'lijksche nooddruft tot hemelschen wellust vervormend. Zeg, welk verstandig man houdt de kunst voor onedel of treurig, Die in 't gezellige huis zich lieflijk en ord'nend doet gelden ? Al wat bet leven vereischt tot genot, tot verkwikkende laaf'nis, Raakt hare hand daar aan, als met tooverstaf het vereed'lond. 't Alledaagsche zelfs maakt zij zeldzaam en kostbaar 't gewono, 't Noodigste zinrijk en 't meest algemeene poëtisch bekoorlijk. Zie, daar reikt zij Pomona's vruchten op zilveren schalen, Giet in den drinkhoorn den wijn uit de schenkkan, met bloemen omwonden, Biedt in het teêre kristal de roos aan uw blik ter bewond'ring. Zie, daar hangt zij hét licht aan den luchter, dien velerlei kunst schiep, Om tot dubbele vreugde de vroolijke zinnen t' ontvonken. En thans ??-zie dit bezielende werk; als de geurige olie Iedere lamp heeft gedrenkt en z' in zwevende rijen ontvlammen, Zal 't bjj geen vroolijke blikken, geen wijze gesprekken dan schijnen ? Of b(j den klinkeuden dans, bij de tonen der jub'lende fluiten ? Lang moog' het vreugde beschijnen! den gastvrijen maaltijd bewaken! Lang nog verkonde 't geluk u, lone, en tallooze feesten! (Slot volgt.) p-i DE STAAT EN DE SCHOOL. I/état ot l'école ou dos devoirs et des droits de l'état on initière d'ensoignemeut et d'cducalion par Louis Wuaun. (Mémoiro auquol l'Académie des Sciences ruoralea et politiques do Paris a, acoqrdó la première róeomponse dana un de sos concours.) Paris, 1885. De strijd over het onderwijs neemt in ons land steeds grootere afme tingen aan en herhaaldelijk verschijnen brochures en artikelen, in wolke de eene of andere oplossing aan de hand wordt gedaan. Het kan daarom zijn nut hebben hier de aandacht te vestigen op het geen over dit onderwerp onlangs door een buitenlander geschreven is. )f Académie des Sciences morales et politiquos te Parijs heeft in 1882 ?de volgende prijsvraag uitgeschreven: Des devoirs et desdroitsdel'£tat «t de la familie en matière d'enseiguement ot d'éducation." liet ant woord, door den heer \Vuarin ingezonden verwierf den hoofdprijs, ofschoon de schrijver slechts uitsluitend de taak van den Staat ten ? opzichte 'van het onderwijs bad nagegaan. Verkort heeft dat ant woord dezer dagen 't licht gezien, onder den titel, welke boven deze regéleüi» afgedrukt. De heer.Wuarjn heeft uitsluitend het oog op het lager onderwijs, en gaat daarbij uit van de volgende beginselen. L'État moderne respecto la libertéde l'individu; il n'y apporte d'autrcs resirictioni que celles qui sont absolument nécessaires pour r CD dr e possiblo l'exereice du ponvoir. L'État moderne abandonuc a. l'jnitiative privéo les entreprises dans leiquelleg les efforts de [l'individu ou de i'association peuvent rendre sa propre action inutile. L'État moderne ne reconnait pas a certaines classes de la soeiétéIe droit de tenir les autres sous leur sujétion comme tant, ou moins bien dotées .sous U rapport de la fortuue ou do i'instruction, ou moins capables de Be diriger. Dans nos idees démocratiques, les droits do l'homme sont les mêmes pour tous. L'État moderne est laïque; iln'a pas & s'occuper des opinions religieuses des membres de la communautéet & se faire Ie gendarme des esprits. 11 doit de même rcster neutre dans les débats politiqucs ou autres qui diviaent les citoyens, et les minorités, aussi longtemps qu'elles ne font qu'une opposition legale, ont droit aux mêmes egards de sa part que la majorité. L'État moderne ne s'attribue pas sur la personne de l'enfaut une autoritéabsolue: il reconcait a la ?familie Ie droit de dormer a, ses jeunes membres la direction religieuse et morale qui lui parait la meillcure. In de eerste plaats behandelt de schrijver nu de vraag of het onder wijs wel een voorwerp van staatszorg kan zijn. Zijn antwoord luidt zeer stellig bevestigend. De meening van hen, dia den Staat het recht ont zeggen, het onderwijs binnen den kring zijner bemoeiingen te trekken, .wijl faq evenmin schoolmeester als linnenfabrikant of broodbakker moet zijn en omdat ook hier volledige vrijheid de beste resultaten zal opleveren, bestrijdt de heer Wuarin op grond der ervaring. Hij wijst bv. op Engeland. Ofschoon de Kerk en particulieren zich bijzonder veel aan bet onderwijs lieten gelegen liggen, moest de Staat ook daar ten slotte handelend optreden, omdat het aantal van hen, die van alle onderwijs verstoken waren, toch nog onrustbarend groot bleef, hoofdzakelijk uit gebrek aan scholen. Daarbij is het denkbeeld, dat waar voldoende gele genheid tot verkrijging van onderwas geboden wordt, de onkunde van ^elve verdwijnen zal, een lusie, daar velen uit nalatigheid hunnen kin deren het onderricht onthouden. Is eenmaal aangenomen, dat de Staat zich wel degelijk het onderwijs beeft aan te trekken, dan kan hödaarbij drieërlei wegen inslaan. Ten «erste kan de Staat, zonder zelf scholen te stichten, de bestaande onder Bekere voorwaarden finantieël ondersteunen en overal het oprichten van echolen door vereenigingen of particulieren in de hand werken. Of de Staat neemt het onderwijs geheel in handen en richt zelf overal scholen op. Beide methoden hebben hunne bezwaren, waarbij wat laatstgenoemde niet gerjpg is te achten.» dat da vrachten, der concqrre.njtie verloren gaan, daar deze voor vrije scholen bijna onmogelijk zal zijn. De schrijver geeft de voorkeur aan een andere wijze van handelen, die bijl aldus omschrijft: Entre les deux régimes qui vienneut de nous occuper se placeraient un certain nombre de systèmes intermédiaires se distin?guant les uns des autres par des points de détail. C'est ainsi que l'Etafi ponrrait, par exemple, tablir sur toute l'étendue du pays des eoles publiques entièrement a sa charge, et décider cependant que dans les localitt'3 oüil y a place pour plusieurs eoles, toute libertéscrait laissée aux parents da se grouper et d'organiser les tudes comme il leur plairait. Chaque fois que des families représentant un certain chiffre d'élèves auraL-nt déclaré! ?vouloir confier leurs enfants a un instituteur designépar elles, la caisso1 publique, sous certaines conditions aussi larges que possible, ferait les frais de l'école. Il serait assez naturel que l'Etat soutint les tablissements fondés dans ces couditions, puigqu'en définitive, il ne ferait qua rendre aux pareuts l'argent qu'il leur demande pour Ie budget de l'in-' struction publique. Cette combinaison réaliserait les avantages de l'école libre en ce qu elle permettrait a l'initiative des citoyens de se doener carrière, et obligerait en quelque maniere les parents a se préocquper davantage qu'ils ne Ie font de I'instruction, et plus encore de l'éducation de leurs enfants; elle favoriserait en outre^ la concurrence entre les divers tablissements scolaires, en sorte que l'Etat serait forcéde tenir sea propres tablissements au niveau des meilleurs qui existent dans IQ pays. Enfin les parents qui ne se soucient pas, pour une raison ou pour une autre, de confiar leurs enfants a l'instituteur de l'Etat et qui les font instruire a leurs frais, n'auraicnt pas a payer deux maitres, ce qui serait plus qnitable". ' Do schrijver ontwikkelt nu verder dat het onderwijs moet eijn ver plicht, neutraal, kosteloos, vrij. Ten einde te zorgen, dat de ouders werke lijk aan hunne verplichting om hunnen kinderen onderwijs te doen geven, voldoen, heeft de Staat slechts nauwkeurig toezicht te houden. Op de Btaats-scholen is dit gemakkelijk, daar de onderwijzers aanteekening kunnen houden van het schoolverzuim. Maar ook het toezicht op de bij zondere scholen heeft geen bezwaar. In de eerste plaats kan men van ouders, die aan een bijzondere school de voorkeur geven en die daardoor toonen, dat zij in de zaak van het onderwijs belangstellen, verwachten, dat zij hunne kinderen niet buiten de school zullen houden. Maar verder heeft de Staat het in zijn macht, door exameus zich te overtuigen, dat de kinderen op die scholen voldoende onderricht ontvangen. Het doel der examens, die men de kinderen laat ondergaan, moet niet zoozeer zijn om te onderzoeken of zij een zekere hoeveelheid kennis hebben verworven, als wel eenvoudig een zaak van toezicht. Ook is het langs denzelfden weg gemakkelijk uit te maken, of kinderei), die geen scholen bezoeken, maar huis-ondcrricht ontvangen, werkelijk op voldoende wijze worden onderwezen. Nadat de schrijver heeft nagegaan, op welke wijze in de verschillende lauden, waar verplicht onderwijs is ingevoerd, door de overheid aan de uitvoering dezer bepaling do hand wordt gehouden, staat hij uitvoerig stil bij de kwestie der neu traliteit. Wellicht zal menig lezer dit punt van bijzonder belang achten; toch laat dit hoofdstuk ons onvoldaan. Het handelt voornamelijk over het godsdienst-onderricht op school, en de Hollandsche lezer zal den schrijver wel gereedelijk toegeven, dat dit onderricht, hoe alge meen ook opgevat, door den onderwijzer in de schooluren gegeven, in strijd is met het karakter eener neutrale school. Tegen onderricht in den godsdienst buiten den schooltijd in de schobllokalen heeft de schrijver geen bezwaar. Hij voegt er evenwel de juiste opmerking aaa toe, dat de Staat hier geen onderscheid mag maken. De toestemming tot het gebruik der schoollokalen moet niet enkel gegeven worden aan de geestelijken of voorgangers van officieel erkende kerkgenootschappen, maar aan elk, die daartoe door een gr «p ouders van schoolgaande kinders wordt aangewezen, De Staat heeft hier geen partij te kiezen. Wel zou zich daarbij het geval kunnen voordoen, dat iemand werd aangewezen, wiens leerstellingen voor de maatschappelijke orde gevaarlijk zijn men denlce aan de fransche aifarchisten, maar dit zal uitzondering blijven. en zoolang niets tegen de orde geschiedt, kan de Staat zijn toestemming blijven geven. Terecht merkt de schrijver daarna op, dat evenmin alg het onderricht in den godsdienst, de zedenleer leervak op de neutrale school kan zijn. Iemands opvatting der zedeleer staat in nauw verband met zijne wereld beschouwing en al naar mate deze meer of min godsdienstig is gekleurd, zal dit ook met zijne beschouwing der moraal het geval zijn. Degelooviga ouders zullen echter voor hunne kinderen niet gediend zijn van een onderwijs der zedeleer dat de morale indépendante tot grondslag heeft, terwijl omgekeerd vrijdenkers hunne kinderen liefst niet zullen zien Opge voed in een b. v. specifiek christelijke moraal. Zij, die weten hoeveel er in ons vaderland reeds gesproken engeschre» ven is over het neutraal karakter dat het onderwijs in de geschiedenis op de openbare school hebbsn moet, zullen zeker met mij van oordeel zijn, dat de schrijver zich van dit zoo gewichtige punt wel wat heel ge* makkelijk afmaakt. Hij schrijft hierover 't volgende: ....... les manuels employés dans l'école publique seront, comme l'école elle-même, neutres au point de vue religieux, c'est-a-dire qu'ils na renfermeront rien qui puissa froisser un croyant, et rien non plus dont un libre penseur ait sujet de se plaindre. La seule difficultó réelle qui s'offre ici concerne les ouvrages d'histoire, dans lesquels l'enfant pourrait retrouver sous un jour nouveau les enseignetnenta religieux qui lui sont donnés dans la familie ou du haut de la chaire. Si, par exemple, on lui faisait tudier l'histoire du peuple juif ou cella de l'Église dans un manuel rationaliste, oüIe surnaturel serait pris i partie, les parents qui ee rattachent a l'orthodoxie auraient lieu de s'émouvoir. Mais rien n'oblige a introduire ces matières dans un programme d'instruction primaire, ou, si elles y figurent, elles dcivent y tre traitées d'une maniere si sommaire que les questions qui prêtent a la controverse n' y soient pas même soulevées incidemment". Nog daargelaten dat de schrijver meent, dat voor andere vakken als»' 4e hier genoemde, de voorgeschreven neutraliteit geen uioeieüjkieid kaoj

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl