Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
ft
Vroohjk midden in 't laven, in d' aardscbe, gezellige woning.
Zuster der nwe ia «ij «n elkander verleenen zij gaven;
Hoogheid verleent nw kunst, bekoring1, aetherische klaarheid;
Doch de mijne schenkt frissche kracht en jeugdige schoonheid.
Streng bindt Gij uwen vorm; mijn kunst, de lieflijk', ontboeit hem.
Phantasus laat zij vrij, betooverend, vindingrijk, geestig.
'» Spel der natuur bespiedend, aan haar slechte vormen ontleenend.
Vlecht zjj het menschenbeeld sierlijk met dieren en planten te zamen;
Geestvol weerspiegelt in haar zich het wonderlijk raadsel des levens.
Schoon kan het aardsch' óók z\jn, ons door d' eischen des levens geboden,
Als de bezielende mensen het aangrijpt en 't leven en vorm geeft,
Ook op de ruwste stof den stempel der godd'lijke vrijheid
Drukkend en daag'lijksche nooddruft tot hemelschen wellust vervormend.
Zeg, welk verstandig man houdt de kunst voor onedel of treurig,
Die in 't gezellige huis zich lieflijk en ord'nend doet gelden ?
Al wat bet leven vereischt tot genot, tot verkwikkende laaf'nis,
Raakt hare hand daar aan, als met tooverstaf het vereed'lond.
't Alledaagsche zelfs maakt zij zeldzaam en kostbaar 't gewono,
't Noodigste zinrijk en 't meest algemeene poëtisch bekoorlijk.
Zie, daar reikt zij Pomona's vruchten op zilveren schalen,
Giet in den drinkhoorn den wijn uit de schenkkan, met bloemen omwonden,
Biedt in het teêre kristal de roos aan uw blik ter bewond'ring.
Zie, daar hangt zij hét licht aan den luchter, dien velerlei kunst schiep,
Om tot dubbele vreugde de vroolijke zinnen t' ontvonken.
En thans ??-zie dit bezielende werk; als de geurige olie
Iedere lamp heeft gedrenkt en z' in zwevende rijen ontvlammen,
Zal 't bjj geen vroolijke blikken, geen wijze gesprekken dan schijnen ?
Of b(j den klinkeuden dans, bij de tonen der jub'lende fluiten ?
Lang moog' het vreugde beschijnen! den gastvrijen maaltijd bewaken!
Lang nog verkonde 't geluk u, lone, en tallooze feesten!
(Slot volgt.) p-i
DE STAAT EN DE SCHOOL.
I/état ot l'école ou dos devoirs et des droits de l'état on
initière d'ensoignemeut et d'cducalion par Louis Wuaun.
(Mémoiro auquol l'Académie des Sciences ruoralea et
politiques do Paris a, acoqrdó la première róeomponse dana un
de sos concours.) Paris, 1885.
De strijd over het onderwijs neemt in ons land steeds grootere afme
tingen aan en herhaaldelijk verschijnen brochures en artikelen, in wolke
de eene of andere oplossing aan de hand wordt gedaan.
Het kan daarom zijn nut hebben hier de aandacht te vestigen op het
geen over dit onderwerp onlangs door een buitenlander geschreven is.
)f Académie des Sciences morales et politiquos te Parijs heeft in 1882
?de volgende prijsvraag uitgeschreven: Des devoirs et desdroitsdel'£tat
«t de la familie en matière d'enseiguement ot d'éducation." liet ant
woord, door den heer \Vuarin ingezonden verwierf den hoofdprijs,
ofschoon de schrijver slechts uitsluitend de taak van den Staat ten
? opzichte 'van het onderwijs bad nagegaan. Verkort heeft dat ant
woord dezer dagen 't licht gezien, onder den titel, welke boven deze
regéleüi» afgedrukt. De heer.Wuarjn heeft uitsluitend het oog op het
lager onderwijs, en gaat daarbij uit van de volgende beginselen. L'État
moderne respecto la libertéde l'individu; il n'y apporte d'autrcs
resirictioni que celles qui sont absolument nécessaires pour r CD dr e possiblo
l'exereice du ponvoir. L'État moderne abandonuc a. l'jnitiative privéo les
entreprises dans leiquelleg les efforts de [l'individu ou de i'association
peuvent rendre sa propre action inutile. L'État moderne ne
reconnait pas a certaines classes de la soeiétéIe droit de tenir les
autres sous leur sujétion comme tant, ou moins bien dotées .sous
U rapport de la fortuue ou do i'instruction, ou moins capables de
Be diriger. Dans nos idees démocratiques, les droits do l'homme
sont les mêmes pour tous. L'État moderne est laïque; iln'a pas
& s'occuper des opinions religieuses des membres de la communautéet
& se faire Ie gendarme des esprits. 11 doit de même rcster neutre dans
les débats politiqucs ou autres qui diviaent les citoyens, et les minorités,
aussi longtemps qu'elles ne font qu'une opposition legale, ont droit aux
mêmes egards de sa part que la majorité. L'État moderne ne s'attribue
pas sur la personne de l'enfaut une autoritéabsolue: il reconcait a la
?familie Ie droit de dormer a, ses jeunes membres la direction religieuse
et morale qui lui parait la meillcure.
In de eerste plaats behandelt de schrijver nu de vraag of het onder
wijs wel een voorwerp van staatszorg kan zijn. Zijn antwoord luidt zeer
stellig bevestigend. De meening van hen, dia den Staat het recht ont
zeggen, het onderwijs binnen den kring zijner bemoeiingen te trekken,
.wijl faq evenmin schoolmeester als linnenfabrikant of broodbakker moet
zijn en omdat ook hier volledige vrijheid de beste resultaten zal
opleveren, bestrijdt de heer Wuarin op grond der ervaring. Hij wijst bv.
op Engeland. Ofschoon de Kerk en particulieren zich bijzonder veel aan
bet onderwijs lieten gelegen liggen, moest de Staat ook daar ten slotte
handelend optreden, omdat het aantal van hen, die van alle onderwijs
verstoken waren, toch nog onrustbarend groot bleef, hoofdzakelijk uit
gebrek aan scholen. Daarbij is het denkbeeld, dat waar voldoende gele
genheid tot verkrijging van onderwas geboden wordt, de onkunde van
^elve verdwijnen zal, een lusie, daar velen uit nalatigheid hunnen kin
deren het onderricht onthouden.
Is eenmaal aangenomen, dat de Staat zich wel degelijk het onderwijs
beeft aan te trekken, dan kan hödaarbij drieërlei wegen inslaan. Ten
«erste kan de Staat, zonder zelf scholen te stichten, de bestaande onder
Bekere voorwaarden finantieël ondersteunen en overal het oprichten van
echolen door vereenigingen of particulieren in de hand werken. Of de
Staat neemt het onderwijs geheel in handen en richt zelf overal scholen
op. Beide methoden hebben hunne bezwaren, waarbij wat laatstgenoemde
niet gerjpg is te achten.» dat da vrachten, der concqrre.njtie
verloren gaan, daar deze voor vrije scholen bijna onmogelijk zal zijn. De
schrijver geeft de voorkeur aan een andere wijze van handelen, die bijl
aldus omschrijft: Entre les deux régimes qui vienneut de nous occuper
se placeraient un certain nombre de systèmes intermédiaires se
distin?guant les uns des autres par des points de détail. C'est ainsi que l'Etafi
ponrrait, par exemple, tablir sur toute l'étendue du pays des eoles
publiques entièrement a sa charge, et décider cependant que dans les localitt'3
oüil y a place pour plusieurs eoles, toute libertéscrait laissée aux parents da
se grouper et d'organiser les tudes comme il leur plairait. Chaque fois
que des families représentant un certain chiffre d'élèves auraL-nt déclaré!
?vouloir confier leurs enfants a un instituteur designépar elles, la caisso1
publique, sous certaines conditions aussi larges que possible, ferait les
frais de l'école. Il serait assez naturel que l'Etat soutint les
tablissements fondés dans ces couditions, puigqu'en définitive, il ne ferait qua
rendre aux pareuts l'argent qu'il leur demande pour Ie budget de l'in-'
struction publique. Cette combinaison réaliserait les avantages de l'école
libre en ce qu elle permettrait a l'initiative des citoyens de se doener
carrière, et obligerait en quelque maniere les parents a se préocquper
davantage qu'ils ne Ie font de I'instruction, et plus encore de l'éducation
de leurs enfants; elle favoriserait en outre^ la concurrence entre les divers
tablissements scolaires, en sorte que l'Etat serait forcéde tenir sea
propres tablissements au niveau des meilleurs qui existent dans IQ pays.
Enfin les parents qui ne se soucient pas, pour une raison ou pour une
autre, de confiar leurs enfants a l'instituteur de l'Etat et qui les font
instruire a leurs frais, n'auraicnt pas a payer deux maitres, ce qui serait
plus qnitable". '
Do schrijver ontwikkelt nu verder dat het onderwijs moet eijn ver
plicht, neutraal, kosteloos, vrij. Ten einde te zorgen, dat de ouders werke
lijk aan hunne verplichting om hunnen kinderen onderwijs te doen geven,
voldoen, heeft de Staat slechts nauwkeurig toezicht te houden. Op de
Btaats-scholen is dit gemakkelijk, daar de onderwijzers aanteekening
kunnen houden van het schoolverzuim. Maar ook het toezicht op de bij
zondere scholen heeft geen bezwaar. In de eerste plaats kan men van
ouders, die aan een bijzondere school de voorkeur geven en die daardoor
toonen, dat zij in de zaak van het onderwijs belangstellen, verwachten, dat
zij hunne kinderen niet buiten de school zullen houden. Maar verder heeft de
Staat het in zijn macht, door exameus zich te overtuigen, dat de kinderen
op die scholen voldoende onderricht ontvangen. Het doel der examens, die
men de kinderen laat ondergaan, moet niet zoozeer zijn om te onderzoeken of
zij een zekere hoeveelheid kennis hebben verworven, als wel eenvoudig een
zaak van toezicht. Ook is het langs denzelfden weg gemakkelijk uit te maken,
of kinderei), die geen scholen bezoeken, maar huis-ondcrricht ontvangen,
werkelijk op voldoende wijze worden onderwezen. Nadat de schrijver
heeft nagegaan, op welke wijze in de verschillende lauden, waar verplicht
onderwijs is ingevoerd, door de overheid aan de uitvoering dezer bepaling
do hand wordt gehouden, staat hij uitvoerig stil bij de kwestie der neu
traliteit. Wellicht zal menig lezer dit punt van bijzonder belang achten;
toch laat dit hoofdstuk ons onvoldaan. Het handelt voornamelijk over
het godsdienst-onderricht op school, en de Hollandsche lezer zal den
schrijver wel gereedelijk toegeven, dat dit onderricht, hoe alge
meen ook opgevat, door den onderwijzer in de schooluren gegeven,
in strijd is met het karakter eener neutrale school. Tegen onderricht
in den godsdienst buiten den schooltijd in de schobllokalen heeft de
schrijver geen bezwaar. Hij voegt er evenwel de juiste opmerking aaa
toe, dat de Staat hier geen onderscheid mag maken. De toestemming
tot het gebruik der schoollokalen moet niet enkel gegeven worden aan
de geestelijken of voorgangers van officieel erkende kerkgenootschappen,
maar aan elk, die daartoe door een gr «p ouders van schoolgaande
kinders wordt aangewezen, De Staat heeft hier geen partij te kiezen. Wel
zou zich daarbij het geval kunnen voordoen, dat iemand werd aangewezen,
wiens leerstellingen voor de maatschappelijke orde gevaarlijk zijn men
denlce aan de fransche aifarchisten, maar dit zal uitzondering blijven.
en zoolang niets tegen de orde geschiedt, kan de Staat zijn toestemming
blijven geven. Terecht merkt de schrijver daarna op, dat evenmin alg
het onderricht in den godsdienst, de zedenleer leervak op de neutrale
school kan zijn.
Iemands opvatting der zedeleer staat in nauw verband met zijne wereld
beschouwing en al naar mate deze meer of min godsdienstig is gekleurd,
zal dit ook met zijne beschouwing der moraal het geval zijn. Degelooviga
ouders zullen echter voor hunne kinderen niet gediend zijn van een
onderwijs der zedeleer dat de morale indépendante tot grondslag heeft,
terwijl omgekeerd vrijdenkers hunne kinderen liefst niet zullen zien Opge
voed in een b. v. specifiek christelijke moraal.
Zij, die weten hoeveel er in ons vaderland reeds gesproken engeschre»
ven is over het neutraal karakter dat het onderwijs in de geschiedenis
op de openbare school hebbsn moet, zullen zeker met mij van oordeel
zijn, dat de schrijver zich van dit zoo gewichtige punt wel wat heel ge*
makkelijk afmaakt. Hij schrijft hierover 't volgende:
....... les manuels employés dans l'école publique seront, comme
l'école elle-même, neutres au point de vue religieux, c'est-a-dire
qu'ils na renfermeront rien qui puissa froisser un croyant, et rien
non plus dont un libre penseur ait sujet de se plaindre. La seule
difficultó réelle qui s'offre ici concerne les ouvrages d'histoire, dans lesquels
l'enfant pourrait retrouver sous un jour nouveau les enseignetnenta
religieux qui lui sont donnés dans la familie ou du haut de la chaire.
Si, par exemple, on lui faisait tudier l'histoire du peuple juif ou cella
de l'Église dans un manuel rationaliste, oüIe surnaturel serait pris i
partie, les parents qui ee rattachent a l'orthodoxie auraient lieu de
s'émouvoir. Mais rien n'oblige a introduire ces matières dans un
programme d'instruction primaire, ou, si elles y figurent, elles dcivent y tre
traitées d'une maniere si sommaire que les questions qui prêtent a la
controverse n' y soient pas même soulevées incidemment".
Nog daargelaten dat de schrijver meent, dat voor andere vakken als»'
4e hier genoemde, de voorgeschreven neutraliteit geen uioeieüjkieid kaoj