Historisch Archief 1877-1940
ffo. 422
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
** v
! bebfaa «ImMde onie aandacht getrokken», ofschoon ons Schultz in zijn
Böfisches Leben reeds daarmede bekend had gemaakt.
De vakken worden .opgesomd welke eene adellijke jonkvrouw moest
, kennen. Het schaakspel, het beroemdste en bij de hoogere standen
verbreidste spel-{gelijk de-dobbelsteen hij den burger en den boer) behoor
de tot de kunsten der hovescheit of moraliteit d.i. de ken
nis der regelen van het maatschappelijk vérkeer (Ze comme il faut). De
schrijver bewijst bij deze gelegenheid dat meisjes zonder kennis van lezen,
schrijven, handenarbeid enz. zelden in de kloosters opgenomen worden.
Hierbij hadden wij wel eenige nadere aanduiding van het tijdperk
gewenscnfc
Oo^f verdiende nog verhaald te worden dat de bnrchtjonkvrouwen in
.den rege) in de dertiende eeuw eenige genees- en heelkunde moesten
verstaan, want burgerlijke ziekenhuizen waren tot op de 13e eeuw zeer
zeldzaam. Hospitalen" of .?Gasthuizen" was de naam voor zulke gebou
wen waar voetgangers (pelgrims), kleine kooplieden, enz. een of twee
nachten konden verwijlen (zie P. Alberdingk Thijm, de Gestichten van
Liefdadigheid in den Amsterdammer besproken, blz. 58, vl. 99). Het
waren herbergen" in den eigenlijken zin des woords, logementen, hotels.
Dr. Specht moot het daarom ook -niet vreemd achten dat de voetgan
gers van do jelfde eeuw in het hospitium" van Godehard van Hildesheim
,(199) slechts twee of drie nachten mochten verblijven. Dit was do langste
algemeen aangenomen tijd. Bovendien had de schrijver de scJtolaren Aer
elf de. een w met .die der dertiende eeuw niet in een adem moeten noemen.
De eeden hadden zich in die tweehonderd jaren in vele streken niet
verbeterd. . .
De opmerkingen over de snelschrijfkunst en de studie der muziek heb
ben ons niet minder geboeid. Vooral ook heeft het artikel Schooltucht"
ons aangetrokken. Velerlei merkwaardige bijzonderheden uit verschil
lende eeuwen worden ons daarin medegedeeld.
Alleen vinden wij het palmatoriiim of de -plak niet vermeld. Mijns in
ziens was deze dan ook een bijzonder nedérlandsch wapen en eerst in 't
begin der zestiende eeuw gebruikelijk.. Vóór dien tijd vinden wij daarvan
geene melding gemaakt, 't Is altoos virgiïof flagellis, met de roede, dat
de scholieren gestraft worden, en algemeen gebruikelijk was twee hon
derd jaren lang (1200?1400 of nog iets later) dat de onschuldigen bij de
strafoefeuing tegenwoordig waren, en soms medegeeseklen. Men poogde
met de plak ziel en lichaam te genezen" (zie Arnold Geilhoven,
Sompnium doctrinale en W. Moll's Kertyeschiedeiiis U, 2 bl. 280 n. 2).
Eene laatste opmerking zoudon wij gaarne maken. Evenals het aloude
tltrechtscjie bisdom, heeft de schrijver ook onze nederlandsche Bclirijvers
óver 't onderwijs, Buddingh, Delprat, ook Stallaert en van der Haeghen,
De Vinstruct. puU., zoo ook Schmidt, Geseh. der Padag., Heppe Das
Schulivesen, enz. over het hoofd gezien, waaruit wy nog een en ander
over de macht des scholastera tegenover het domkapittel ia de
Latenunterricht hadden kunnen leeren.
Ondertusschen bestaat er meer dan n grond om met het werk van
400 bladzijden tevreden te zijn.
Het onderwerp is ernstig, uit de oorspronkelijke bronnen bestudeerd,
geeft een uitmuntend overzicht, bevat een grooten schat van onbekende
of weinig bekende bijzonderheden, en is in aangenaam vloeienden stijl
geschreven.
? Behalve de hierboven besproken deelen bevelen wij vooral nog de le
zing aan der verhandeling over het Trivlum en Quadrivium (bl. 81
550) waarin een aantal nieuwe lichtpunten ons den geest van het
middeleenwsche onderwijs verduidelijken.
Dr. P.
HET RECHT DER VROUW.
In het weekblad De Amsterdammer van 5 en 12 Juli werd door Mevr.
M aller-de Grauw met ingenomenheid een Duitseh werk besproken, getiteld
JDaa Recht der Frau. De schrijfster acht den tegenwoordigen toestand
in vele opzichten onhoudbaar en wel tengevolge van: 1. de wettelijke
heerschappij van den man 9ver de vrouw in het huwelijk, eene heerschappij
welke door de opvoeding der meisjes in de hand gewerkt wordt; 2. het
gemis aan politieke rechten, welke de vrouw zelfstandig zou kunnen uit
oefenen; 3. de wettelijke bescherming" der prostitutie. Dit alles moet
veranderd worden, en bij al deze desiderata komt nog ieta anders, gelijk
uit de vojgende zinnen blijkt:
Bij al hetgeen .er gedaan wordt, om den vrouwen een betere positie te
bezorgen, schijt)t men toch het juiste punt niet getroffen te hebben, want
de ongetrouwde vrouw, die eenzaam door het leven gaat, zal toch geen
bevrediging hebben: alle pogingen moeten namelijk van het middelpunt
uitgaan, om de maatschappelijke verhoudingen zoo te maken, dat iedere .
vrouw kan huwen.
Elk volwassen wezen, dat ongehuwd en zonder nakomelingschap leeft,
staat buiten het groote verband der menschelijke maatschappij, waarin
iedereen eene plaats moet willen en kunnen innemen, waut: het leven
van hem, die eenzaam staat en de liefde ontbeert, is gelijk eeu dorre
vrucht, die nooit tot rijpheid komen zal."
Het is alzoo een eenigszins gecompliceerd en heterogeen samenstel van
genietingen, dat de Duitsche schrijfster en de verdienstelijke bewerkster
van het boek voor de vrouw eisenen; gelijke burgerlijke en burgerschaps
rechten, en .het huwelijk voor alle meisjes. De afschaffing van sanitair
toezicht op de huizen van prostitutie, dit toch immers wordt met wet
telijke bescherming" bedoeld? komt hierbij als middel.
Heeft inderdaad de vrouw het in al deze opzichten zoo slecht bij ons,
en ia de wijze, waarop zij verbetering van haren toestand denkt te
vertrijgen, de ware?
Hetgeen de schrijfster het minst vooropstelden dat toch inderdaad de eenige,
een volkomen ideëele en abstracte grond is van haren eisch, is het recht.
Weinigen zullen in onzen tijd meer als rechtsbeginsel durven stellen, dat aan
de vrouw uit hare natuur minder rechten toekomen dan aan den man,
dat j5üeen wezen van lager orde is, dat zij geen ziel heeft, gelijk men ia
?de Middeneeuwen beweerde, dat zg voor de helft den Satan toebehoort, en
dergelijke oudmodische begrippen. Gelijke rechtsbevoegdheid van natuur
mst den man zal men haar niet lang ontzeggen, en de Znribher dame
doet hier, meer dan noodig, aan de kracht van haar betoog te kort, als
zij zegt, dat «de vrouw meer naar instinkt handelt en de man meer zijn
verstand raadpleegt." Dit zullen fijne menschenkenners als Thackeray,
George Sand, George Eliot, of Dickens haar niet dan met tallooze
reservestoegeven. Volkomen gelijkheid van rechten in theoretischen zin zal
men dua op den duur aan de vrouw niet mogen en kunnen weigeren.
Dit theoretische is dan ook al wat haar tot heden geweigerd wordt.
Zouden inderdaad de Duitsche schrijfster en hare kennissen onder de
tyrannie van den man in het huishouden zuchten? Heeft de toestand
der gehuwde vrouw in onze maatschappij iets van dien eener slavin?
Het huwelijk is eene groote zaak, maar het huwelijksleven bestaat uit
kleinigheden. Het huwelijk is nog steeds, naar de definitie der ouden
eene divini ac hvmani juris institutio, eene instelling waarin de
verbindtenis tusschen tnau en vrouw omgeven is van eene menigte zedelijke en
maatschappelijke bijomstandigheden. Men verbindt zich niet alleen juri
disch en physisch, maar eet en drinkt, denkt en handelt, leest en spreekt
en gevoelt gezamenlijk, houdt gezamenlijk elkanders waardigheid tegen
over de buitenwereld op, deelt genoegens en draagt teleurstellingen met
elkander. Welnu, ondanks alle wettelijke heerschappij is, in ieder huwe
lijk diegene de baas," die door takt, beleid en werkelijke superioriteit
deze plaats verdient, en gewoonlijk, daar iedere partij duizende geschre
ven en ongeschreven middelen bezit om zich aan de tyrannie te onttrek
ken, zal de baas" zijne of hare superioriteit vooral daarin tooaen, dat hij óf
zij er geen openlijk misbruik van maakt. Tegen ne groote zaak waar
over- men in het huwelijksleven van gevoelen kan verschillen staan tien
duizend kleinere; volgens de Duitsehe schrijfster zouden bij de heer-,
schappij van den man" tegenwoordig tooneelen veelvuldig moeten voor
komen gelijk het volgende:
Adam: Heb je die roode japon aan? Ik houd niet meer van die kleur,
je moet een andere aantrekken.
Eca: Mijn andere japon is nu wat warm.
Adam: Dat doet er niet toe, ik beveel het je. Alweer spinazie?
Die hebben we verleden weck pas gehad.
Eva: Er is niet veel anders to krijgen; ik heb al zooveel voor afwis
seling gezorgd als mogelijk was.
Adam: Ik wil ze niet meer zien; laat ik je dat niet nog eens moeten
zeggen. Dan neem je maar busjes, tot do jongo dopenvfjes komen.
Eva : Busjes zijn zoo duur voor iederen dag.
Adam: Dat doet er niet toe; ik zie ook niet in, waarvoor je's morgens
een ei zoudt eten en 's middags Stout drinken, dat laat jo dan maar; ik
beveel het je. Heb je de visite bij mevrouw II. al gemaakt?
Eoa. Beste Adam, ik wilde daar hqusch liever niet heengaan. Mevrouw II.
heeft heel onbehoorlijke dingen gezegd over mijn zuster, ik kan die vrouw
geen visite gaan maken.
Adam. Dat doet er niet toe; ik wil er 's avonds gevraagd worden ora
het nichtje van Mevrouw H. te hooren zingen; zij heeft een verrukkelijke
stem. Straks ga jo er hoen, ik b3ve;l het je. Heb je nog geen andere
meid 'i
Eca. Keetje is goed voor haar werk, zij is eerlijk, zindelijk en kookt
goed; ik kan geen betsre krijgen; waarom zou ik haar wegzenden?
Adam. Dat weet je wel, Keetje is loensch; dat bevalt me niet, ik wil
een regelmatig gezicht in de kamer zian. Het dienstmeisje van onze
buren is veel knapper; je moet zorgen dat die hier komt, ik beveel het
je. Wat heb je vandaag uitgevoerd?
Eva. Ik heb voor het huishouden gezorgd, de waech geteld, piano
gespeeld en Le sang llczi van Malot gelezen.
Adam. Alles verkeerd. Morgen ochtend en verder alle dagen zult
ge de handelingen der Staten-Generaal, do werken vau Annie Besant en,
Das Recht der Frau, te Zürich uitgekomen, verslinden; ik beveel het je.
Eva. Daar de wet het voorschrijft, lieve Adam, zal ik alles doen wat
je mij beveelt.
Adam. Dat ia wel gelukkig; je weet het dan ook: anders loop ik naar ?
den kantonrechter.
Dit zou, volgens de Dnitsche dame, ongeveer de sociale toestand der
negentiende eouw zijn. Het natuurlijke gevolg van de heerschappij des
mans is," schrijft zij, dat niet meer het geluk van de ondergeschikte
vrouw, maar het voordeel en het genoegen van den meester in aan
merking konit." En als de man de hulp van den rechter inroept, is
dat nog parlementair; hij kon ook zijn vuisten gebruiken: Door zijn
physieke meerderheid was hij altyd in staat, de vrouw te beheerschen;
met andere woorden haar alle rechten te ontzeggen." Welk een toe-.
stand te Zürich!
Na de tyraunie in het huishouden, komt de politieke bevoegdheid der vrouw, _
het recht om te kiezen en gekozen te worden. Waarom haar dit inder
daad onthouden zou worden, indien zij er iets aan hecht, is niet te be
grijpen. Wat ons land echter aangaat, zal hare belangstelling, naar dia
van hare wederhelft te rekenen, niet groot zyu; indien de sterkere sekse
zich door de zwakkere in hare keus laat overvleugelen, is het hare eigene
schuld. De vrees, dat uitbreiding van stemrecht tot de vrouw, aan de
reactie ten goede zal komen, en aldus de verdere ontslaving" der vrouw
in den weg staan, mag de voorstanders van dien maatregel, dio toch voos
ons beginsel strijden, niet afschrikken.
Het derde punt, een huwelijk voor alle meisjes, een aantal kinderen
voor ieder huwelijk en voldoende inkomsten om al die kinderen te onder
houden, zal men de schrijfster gaarne helpen wenschen. In hoeverre dit
echter zal bevorderd worden door ue afschaffing van bet sanitair toezicht
op de prostitutie, is niet duidelijk. De schrijfster gaat van de zonderlinge
en voor de vrouw niet zeer vleiende onderstelling uit, dat een man, dia
een meisje ten huwelijk vraagt, daarbij door dezelfde overwegingen ge*
leid wordt, als waarmede h>j een huis van ontucht bezoekt. De waardo
van de vrouw wordt, door de reeds meermalen genoemde inrichtingen.