De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 26 juli pagina 9

26 juli 1885 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

?-JPB AMSTERDAMMER, WERKBLAD VOOR NEDERLAND. 9 t 3ai wg taf AtawerpSctèLledótboek hadden, lazen «Q de eerste w d»*ria.t«YJwUöUedacea met een hartstochtelijke begeeriyktjjitbeid; maar ik moet bekennen de meeste liederen beandwoordden - Bidt MO d* hooggespannen verwachting; en daar zijn in onze geheele niddeleeuwsche literatuur maar weinig liederen, die de vergelijking kunnen met do Loverkens", of gefingeerde volksliedtjens, door Hoffgemaakt en den Professoren van de oude school voorgezongen, om Bé» door dit bedrog, te straffen voor de schuldige onverschilligheid, waarmede zij de ontdekking der volkspoëzie door onze Diütscbe naburen fugdan aangehoord. Ofschoon de katagoriën, door don Heer Kalfi vastgesteld, hier en daar fn fikander loopeo, heaft hu toch-met veel takt telkens het merkwaardigste element op den voorgrond weten te plaatsen, en vat hu uit da liederen distilleert voor de kennis van het Huiselijk en Maatschappelijk leven is verre van onbelangrijk. De vergelijkingen, die hij instelt, tusschen het, meer dramatisch» en het zuiver lyrische van sommige liederen, tusschen de behandeling der «tof in hare oorspronkelijke epische kracht en hare verstandelijke uitbreiding onder den invloed van bet didaUUsme, gijn zeer leerrijk. Behalve een geloerde, betoont da Heer Ealff eich, in dit werk, ook een kunstenaar en een wijsgeer, al ligt het zwaartepunt van zijne fntellektneele gaven niet in gload van stijl en al kan men met hem om trent de waarde van Bekere maatschappelijke verschijnsels in oordeel verechlllen. Niet onaardig KOU bjjv. zijn te onderzoeken, wie gelijk heeft: Busken Hnet, die in zyn Land van Ecmbrand betoogt, dat er zoo heel Veel verschil niet is tnsschen de Hollanders van voor en na de Refor matie, en Dr. Kalff, die onze vaderen door het Kalvinisme" en door den BO-jarigen oorlog, op een andere baan" gebracht vindt (bl. 328). Mocht ik, voor dit woord van waardeering, over grooter ruimte beschik» ken, dan zou ik nog op meerdere punten aantoouen, dat de Heer Kalff ons een voortreffelijk boek geleverd heeft, en dat de uren aan de doorlezing er van te besteden, door jonge beoefenaars onzer letterkunde, vruchtbaar en weldoende voor hen zullen zijn, 23 Juli '85. Alb. Th. NB. In m\jn vorig artikel spreek ik van Willem (?die Madoc maecte") en van (J. F.) Willema. £ene welgezinde, maar onberaden hand heeft (bl. 9, reg. 2 onder de vaerzon) Willem ten onrechte in Willems veranp, rag. 2 «taat: duidelijk, lees: deugdelijk. EEN LATE HULDE, (Vervolg). De Werlten van Wïllïam SJidkespeare, vertaald door DB. L. A. I. BUKGEBSDIJK.' Deel II, III en IV, Leiden, &(/ E. J. Brill. 1884 en 1885. In bet v'óvigo gedeelte is een overzicht gegeven van de omstandigheden die samen hebben gewerkt, om de eerste tachtig jaar der 19e eeuw van een volledige Shakespeare vertaling verstoken te houden. De eenige maaier waarop in deze kolommen, bestemd voor het alge* mcene publiek, zaken als deze behandeld kunnen worden, is met den franschen slag; maar, hoe ruw de omtrekken der beweging, die thans in de vertaling van Burgersdyk een voorloopig niet te overschrijden grena beeft bereikt, geschetst zjjn, aan déze belangrijke waarheid meen ik herinnerd te hebben, dat het geenszins het talent van eenig persoon of een voorliefde, gesproten uit zijn bizondere geaardheid en omstandig heden, maar dat het algemeeue oorzaken gijn, boven het bereik van indivi duen, die de groote verschijnselen in de literatuur to weeg brengen. De gevolgtrekkingen uit deze waarheid zijn talrijk on gewichtig; voor het oogenblik wilde ik slechts komen op die ne conclusie, dat men den heer Burgersdijk kan prijzen, zonder dat men dezen lof behoeft af te nemen van den lof, dien zijne voorgangers bjj verschillendeigelegenheden hebben verdiend; en dat, wanneer men grond meent te vinden om hij den heer Bnrgersdijk op zwakheden, te wijzen, het in de eerste plaats de hoogte van onze Shakespeare-waardeering 13 die men wcnscht to bepalen, en min der de afmetingen van 's vertalers talent. Ter loops met namen van levenden te spelen behoort niet t.ot de uitspanningen van fatsoenlijke menschen, en het voorbeeld zal ook frappanter eijn, wanneer ik beweer dat de tegenwoordige vertaler van Shakespeare op Voltaire en zijne proeven van overzetting, minder het verschil hunner talenten vóór heeft, dan de afstand tusschen de jaren van hunne geboorte. En het resul taat, wanneer men dezelfde beweging in het groot beschouwt, draagt het karakter van een axioma, zoo niet van een gemeenplaats: zij ?verlangt een kritiek, die vaa niets verder verwijderd ia dan van pereonaliteiten. III. Men weet dat vertalen van ouds bekend staat als een moeilijke zaak. Een vertaling is vergeleken big een omgekeerd tapisseriewerk, en het uitheemscha spreekwoord zegt, dat vertalers verraders zijn. De reden van dit algemeene bezwaar, do oorzaak van den dikwijls instinctmatigen tegenzin, waarmede men vertalingen ter hand neemt, kenmerkt den aard van den arbeid. Woorden zijn het middel om door klanken onze gedachten en gevoe lens aan anderen mede te deelen. In den beginne kwam iedere klank, precies overeen met de gedachte of het gevoel, dat men er mee wilde uitdrukken. Thans, au de klanken niet meer door ieder op zijn eigen band, naar mate van den aard zijner gedachten of den graad van zijn gevoel, worden gekozen en voortgebracht, maar de wetten van het gebrnik een reeks van klanken in vaste vormen hebben gegoten, nu er woorden bestaan, nu is het zeer moeilijk geworden zich juist uit te druk ken. Men kan zich niet meer door zijn natuur laten leiden, en de klank*o dosa booten dia mea meent noodig te hebben om zich verstaanbaar te makeB, maal? tóen is gedwongen een keus te doen uit den voorraad gangbare klanken.: uit de woorden. Dat vereiacht studie en talent. Stadia want men moet kennis nemen van wat er in de taal de verzameling der woorden te koop is. Talent, want men moet de beste woorden hebben, dat wil .«eggen de woorden, die het beste weergeven wat men bedoelt; die beate woorden zijn natuurlijk de woorden, waarvan do klank het meest overeenkomt met do gedachte of het gevoel dat men wenscht meêtedeelen. Studie en talent. Immers is het de be schaving geweest; de zucht naar gemak en comfort, die de vaste vormen voor do klanken, die de woorden in omloop heeft gebracht; het is dezelfde neiging, die het aantal der woorden beperkt tot het hoognoodigo. Als ieder zich van dezelfde woortfen bedient, wordt men het spoedigst uit elkaar wijs. Het gaat er mee als mot het geld. Hoe meer eenheid, hoo gemakkelijker. Een munt-unia in de taal is een eisch van den tijd. Men gevoelt, dat de groote meerderheid der woorden langzamerhand in onbruik raakt, en dat van lieverlede de meest verschillende gedachten en gevoelens in woorden moeten worden gebracht, welke bohooren tot die beperkte keuze, waaraan do gemak zucht enge grenzen stelt. Nu wordt het duidelijk, dat er tusschou die uiteenloopende gedachten en gevoelens en die pasklaar gemaakte woorden »1 heel weinig van het oorspronkelijke klank-verband is overgebleven. Men gebruikt die woorden omdat iedereen hon gebruikt, en er dus niet licht misverstand zal komen. Een ander geval is het, wanneer men zich goed wenscht uit te drukken: dan zoekt men voor elke schakeering in zijn gevoel er voor ieder onderdeel van zijn gedachte een woord op, en bepaalt zich dan niet tot de kleine partij van het dagelyksche leven en der dagelijksche papieren, maar stelt de geheele verzameling der vastgeworden klanken tot zijn beschikking. Hoe grooter de voorraad, hoe meer kans dat men naar wensch zal bediend worden. Maar het behoeft niet her haald te worden, dat men goed uit zijn oogon moet zien, om ia deze woorden-kraam niet bedrogen te worden. ' Als het waar is, dat de poëzie de zuiverste en nauwkeurigste uitdruk king is, dan geldt voor hare beoefening de eisch van studie en talent ia nog dringender mate. Dan moet de dichter met dubbele zorgvuldigheid' te werk gaan bij de keuze zijner woorden. En wel om nog een bizondero reden. Om de juiste klanken te vinden, zal hij nooit te recht kunnen bij de kleine hoeveelheid woorden, die in het gemeene leven van mond tot mond gaan. Want die zijn zoo ? afgesleten door het gebruik, dat niemand ermeer een klank in hoort. Dus is de echte, de oorspronkelijke beteekenia dier woorden verloren gegcan; de echte, de oorspronkelijke klank wekfc bij den hoorder de juiste en oude voorstellingen, die men er vroeger bij ondervond, niet meer op. Deze woorden duiden de zaken aan; zij ver« tegenwoordigen een menigte ideën en sentimenten: zij zijn dus niet meer bruikbaar voor fijae' onderscheidingen, voor nauwkeurige uitdrukking. De vergelijking met geld laat zich voortzetten. Iemand die een kunstvoorwerp van zilver wil vervaardigen, zal daarvoor geen opelkaar gestapelde, aan-éngeklonken, samengekoppelde rijksdaalders) of guldens gebruiken. Waarom niet? Omdat wij in die voorwerpen geen rondheid of glans of fraai geslagen oppervlakte meer bewonderen, maar alleen muntstukken, en slechts in zooverre door het gezicht aangenaam wor den getroffen, als wij ze meer of min vruchteloos bogeeren. Wij denken aan den biefstuk, den hoogea hoed, de ridderorde, de Gedichten van Da Costa, die wij er mede zouden kunnen of willen betalen, maar niet aan het genot stukken van zulk edel metaal en beeltenissen van zulke edele vorsten ta bezitten. Geld is geld, zeggen wij. Woorden zijn woorden. De eisch, dat mea in poëzie zich bediene van woorden," die in onze ooren nog zoo veel mogelijk de fasteekenis van hun klank behouden hebben wanneer mea deze voorwaarden door het bovenstaande genoeg zaam toegelicht acht loopt gevaar van kwalijk begrepen te worden. Die er aan zou willen voldoen, zou te vergeefs zoeken, en hij zou tot het besluit komen, dat de taal te zeer versleten was om die juistheid van uitdrukking te veroorloven, die da poëzie verlangt. Wanneer het measchelijk vernuft geen nieuwe hulpmiddelen had bedacht, daar de oude te kort schoten, zou inderdaad deze conclusie even wanhopig als onweerlegbaar zijn. Wfil liet duidelijkst blijkt de waarheid, dat bijna alle woorden hunne klank-beteekenis hebben verloren uit de omstandigheid, dat men een bepaalde klasse van woorden onderscheidt, als bij uitstek en in tegen» overstelling met de andere, klank-nabootsend" to wezen. Men geeft zich de moeite deze soort met een kunstterm te bestempelen ea haar van do overige af te zonderen, als of niet werkelijk alle woorden oaomatopëen waren! Wat de woorden, elk voor zich, niet meer kunnen doen, heeft men, sedert vervangen door de werking van samenstellingen van woorden. Het rijm ea de rhythmus brengen woorden tezamen in veelvoudige schakee ring, en er ontstaan nieuwe effecten, die, door hun rijkdom, de armoede der uitgeputte taal vergoeden. De eisch, dien wij hebben afgeleid uit da beschouwing van het wezen der woorden en uit hunne geschiedenis, blijkt dus te gelden, niet meer voor afzonderlijke woorden, maar voor hunne samenstellingen tot i'ijm en tot rhythmus. Hoe meer ongemeene, en hoe ; rijker schakeeringen de dichter voortbrengt, hoe juister hij zich zal uit-i drukken, want des te gebiedender dwingt hij het oude oor der meuschea tot luisteren. * Wanneer het waar is dat woorden het middel zijn om ons door klanken \ uit te drukken, en wij onze aandacht vestigen op de bizondere werking ' van dit middel, dan blijkt het dat een woord op het voorstellingsvermogen. van den hoorder dea indruk achter laat van een beeld. Elk woord wordt j ten slotte een beeld. Immers, het hooren van een klank bracht teweeg in het menschelijk brein het ontstaan van een beeld; van een beeld vaa i de zaak, die door de klank werd aangeduid. Toen de klanken stolden tot woorden, moest het vernemen van woorden op het voorstellingsver»,' mogen den zelfden indruk maken. Maar, gelijk de klankea hun eigen». aardige kracht grootendeels van lieverlede verloren hebben, en door-da, zelfde oorzaak, zijn de woorden hun beeldend vermogen kwijt geraakt.j Hen neemt de woorden van elkaar aan op eikaars gezag, zonder dat mea"' ft

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl