De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 2 augustus pagina 12

2 augustus 1885 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

l 12' DE AMSTERDAM-MER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 423 t * 't» sloeg men biljv. iemand den hoed van het hoofd, bestrooide hem met on* telbare papiersnippers, of hing een staart van papier aan zjjne jaspan den, maar al die aardigheden geschiedden op droge en vervelende wjjzö, er was geene animo voor grapjes maken en de effecten-mannen stonden 'te gapen en verveelden zich ellendig. Eerst had ik geteld hoeveel rosetten het dak van de beurs wel rijk was, toen opgemaakt hoeveel ruiten de ramen te zamen bevatten en daarna eene taxatie opgemaakt van het getal kleine tteentjes dat vermoe delijk in het middenvak vaa het gebouw zoude liggen, maar die drie werf verwenschte wijzers bleven even traag en ik verveelde my doodelijk. Gelukkig kwamen een paar musschen door een openstaand raam naar binnen vliegen; de diertjes vlogen heel schuw naar alle kanten, rustten nu en dan eene oogenblikje en fladderden dan weder verder. Klaar blijkelijk hadden de schepsels het benauwd in de verstikkende atmosi'eer :~die zich op zomersche dagen in de hoogte van het beursgebouw opzazamelt en ik vond dat wel erg jammer, maar tegelijkertijd vond ik het toch wel amusant, dat de musschen mij door hun gefladder wat afleiding verschaften. : Op zeker moment waren de vogels weder verdwenen: zij hadden het raam, waardoor zg gekomen waren, teruggevonden en zich weder in de frissche lucht begeven. Jandorie", zei ik op spijtögen toon, dat is jammer!" maar bijna tegelijkertijd ontsnapte mij een uitroep van verbazing en genot. Majestueus en deftig kwam door hetzelfde raam dat den gevederden vrienden toegang had verschaft een kermis-ballonnetje binnenzweven. In gewone dagen had zoo'n voddig, rood ballonnetje dat op de Westeraarkt met kermis-tijd voor een dubbeltje te koop was, hoegenaamd geen belang voor mij, maar ditmaal scheen het mij toe alsof dat on schuldige ballonnetje geen ballonnetje maar een reddende engel was. De mannen van den effektenhoek dachten er evenzoo over; nauwelijks hadden zij het zwevend voorwerp, dat langzaam aan het dalen was ge raakt, ontwaard of zij gingen er jacht op maken, wuifden met hoeden en eakdoeken, liepen het in alle richtingen na en keken ten slotte heel mal op hun neus toen het ballonnetje, opgejaagd door al het gewaai en gewuif, statig weder rees en ook al weder door het raam verdween. Aquarius" hoorde ik op eens zeggen. l Ik schrikte op: mijn oudste chef had mij aangesproken. t' Wat blieft n, mijnheer?" vroeg ik in de afwachting dat ik een standje zoude krijgen, omdat ik op zoo kinderachtige wijze naar de musschen en den luchtballon had getuurd. Goed beschouwd", zeide mijn patroon ernstig, vind ik dat je te groot wordt om met een pet te loopen." Hèmijnheer! en wat zal ik dan opzetten?" Het wordt je leeftijd om een hoogen hoed te dragen. Die pet etaat je heusch bespottelijk." Het ongeluk wilde dat ik dienzelfden dag eene kleine wonde aan mijn neus had; ik wist niet hoe ik er aan kwam en vermoedde dat ik mijzelven des nachts in mijn slaap gekrabd had. Dat wondje had mij aller lei aanmerkingen op den hals gehaald. Berg beweerde dat ik met de kat gevochten had, Verheide vroeg satirisch: is dat een vadervlek?" en een mijner kennissen opperde het denkbeeld dat ik wal ergers buiten de deur bon zijn gegooid. Iemand die, tengevolge van kiespijn een dik gezicht heeft is zeer be klagenswaardig, want iedereen beklaagt hem en helpt hem aan een liuismiddeltje, maar iemand die iets aan zijn neus mankeert is er niet minder treurig aan toe; dat ondervond ik dien middag en had nu ten overvloede de droefenis te verduren dat er ook nog chicanes op mij a pet werden gemaakt. Ib vind wel dat nujn broeder gelijk heeft, Aquarius", zeide de tweede patroon. Dan zal ik het aan papa vertellen mijnheeren", was mijn antwoord, ,ien hem vragen of hij er niet tegen heeft dat ik een vijf-kops-maat ga oopen." Wat zeg je?" De jongen weet weder niet waar hij staan moet, patroon", sprak Verbeide, terwijl hij mij een gevoeligeu stoot tusschen de ribben gaf: snij maar uit Aquarius, de beurs is afgeloopen." Op een drafje snelde ik naar huis: den ouwe heeft gezegd dat ik een hoed moest opzetten" riep ik mijn vader toe, zal ik er maar een gaan koopen ?" Natuurlijk werd ik bestraft omdat ik eene zeer oneerbiedige uitdruk king gebruikte, maar ik kreeg toch verlof om naar een der ontelbare fournisseurs de la cour te gaan die Amsterdam reeds toen r\jk was, waardoor het vermoeden geboren werd dat zijne Majesteit en de heeren van het hof zeer slordig met de hoofddeksels moesten rondspringen en er telkens nieuwe exemplaren noodig waren, «Wat was er van uw's dienst jongeheer ?" vroeg een winkelbediende. Ik moet een hoogen hoed hebben." O, uitmuntend mijnheer, (de man was met zijn merkwaardig vluggen overgang in de titulatuur erg naar mijn hart) wilt u maar zoo beleefd zijn om in het salon te gaan ?" Ik trad het heiligdom binnen en men paste mij verscheidene hoeden op, totdat de bediende eensklaps uitriep: neen, maar die zit mijnheer na als gegoten op het hoofd! Wat zeg jij er van Jan?" Ik keek Jan heel scherp aan, want ik had mij al een paar malen verbeeld dat hij erg gniepig en valschaardig had gelachen, maar de man bleef thans heel bedaard en antwoordde kalm: die sluit als een bus!" Bekijkt u je eigens maar eens in den spiegel," sprak de winkelbe diende en daarop bekeek ik m\jn eigen persoontje van voren, van achte ren en van terzjjde en meende te mogen zeggen dat ik er deftig uitzag. Ik had liever zóó'n model," opperde ik en wees op een hoed van zoogenaamd engelsch fatsoen. Jan proestte en draaide zich om. Ik werd heel boos en keek den bediende vragend atin, die tot mijne verbazing ook al grinnikte. Daar moet u maar niet op letten, mijnheer," zeide hij, dat heeft Jan uit de mazeltjes gehouden, toen hij nog een kleine jongen was niet wair Jan?" Maar Jan antwoordde niets en later heb ik begrepen dat hij dat ook niet kon doen, omdat hij te veel plezier had; mijne voorliefde voor engelsch model was dan ook bespottelijk; want een engelsche hoed, die den vorm ongeveer van een omgekeerden bloempot had, was bijzonder hoog en van zeer breede, platte randen voorzien; met zoo'n ding op het hoofd zoude ik er als een krankzinnige hebbeu uitgezien, dat begrip ik thans heel goed, maar toen, och toen kon ik dat volstrekt niet begrijpen. Engelsch model is niet chic genoeg voor heeren van uw stand en en leeftijd," sprak de bediende zeer diplomatisch, als ik u was hield ik mij aan dit fransen fatsoen, het Blaat u als geschilderd en u ziet er mede uit als een kamerheer des konings." De laatste verzekering deed de deur dicht, de hoed (hij was laag van verdieping eu met sierlyke gekrulde randjes getooid) werd besteld en ik wandelde voor de laatste maal als petdrager naar huis. Zorg nu dat je hoed niet afwaait," zeido mijn vader den volgeuden morgen, en denk er aan dat zoo'n ding een hand vol geld kost." Ik beloofde voorzichtig te zijn. Nu behoefje je sehoenenbak niet meer mede naar de beurs te nemen," zeide een mijner broeders. Waarom niet?" vroeg ik verbaasd. Omdat jo je boeken nu in je hoed kunt stoppen." Ik gaf geen antwoord, maar als ik mij wel herinner, welden tranen van spijt en woede in mijne oogen; ik snelde de straat op. Het was goddelijk zomerweder, maar ik had zekerheidshalve toch maar eene parapluie medegenomen, want het mocht eens gaan regenen en wat zoude er dan van mijn hoofd-deksel terecht komen? Kalm en statig kuierde ik verder en meende dat de menschen vandaag bijzonder in hun schik moesten zijn, want wondelijkerwijze lachte iedereen die mij aankeek. Dat zij mij zouden uitlachen", dacht ik, is natuurlijk pure verbeel ding van mij; de lui zijn in hun schik omdat het zulk prachtig weder is, dat is alles." O, Hoei!'1 klonk het eensklaps achter mij. Goden en menschen! dat was een straatjongen die mij voor het lapje hield, dat gevoelde ik aan de zenuwachtige rilling die mij door het lijf voer: ik hiekt mij echter goed en stapte door. O, Hoei!" klonk het nog eens; o, Hein, kaik creis die jongen heit 'n kachelpaip op zen kop." 't Is de mossen-pot die vader aan da muur heit opgehangen! zeg 'reis, die had je zoo maar niet rnagge gappen, vrijer!" Dus sprekende waa de tweede kwelgeest naast mij komen loopen en keek mij, boosaardig glimlachende, in het gelaat. Wat moest ik doen ? Gisteren, toen ik nog een pet droeg, zoucle ik den jongen iets hebben toegediend wat hij, in zijne eigenaardige taa1. een oplababbel" zoude hebben genoemd, maar van daag kon ik, de heer, de heer mot den hoed, mij er toch niet toe verlagen om een straatvle gel te tuchtigen! Gelukkig kwam er een diender aansukkelen; de plagers kozen het bazenpad en ik snelde, thans op een drafje, naar het kantoor. Daar komt een hoed aan!" riep Berg, toen ik binnenstapte. Er zit gaslicht onder," meende de gewoonlijk zoo ernstige Schaap. 't Is een verticale stoomketel," gichelde Van Huik, die ook een duit in het zakje wilde gooien. Stilte!" riep Verheide, kom eens hier Aquarius, en zet je hoed weder eens op, ik moet eens zien hoe hij je staat." Ik wilde ongehoorzaam aan het bevel zijn, want ik verwachtte op vreeselijke wijze bespot te worden, maar de oogen van deu ouden boekhouder oefenden denzelfden invloed op mij uit die de oogen der slang op een onschuldig vogeltje hebben en ik trad dus nader. Maar je ziet er zoo heel goed en net zooals het behoort, uit," sprak Verhcide, goedkeurend knikkende, en er viel mij een pak van het hart, ik begrijp niet waarom juillie den draak met den jongen steken, en ik weet geene enkele reden waarom hij uitgelachen behoeft te worden!" Voor do eerste maal gevoelde ik iets voor Verheide in mijn hart wat op vriendschap geleek; ik ging aan mijn lessenaar zitten en pende er weldra lustig op los. Ik zou dien morgen zeer in mijn schik zijn geweest wanneer Berg mij niet voortdurend geplaagd had; nu en dan keek hij mij satanisch lachend aan en dan fluisterde hij iets van hooge drukking," of: je kunt hem metén voor badkuip gebruiken;" ik probeerde dan wel om hem onder den lessenaar door een schop te geven, maar dat gelukte niet, want mijne beenen waren er niet lang genoeg voor. Gelukkig ging de tijd nogal vlug voorbij en raakte ik van dien kwel geest verlost, die mij, toen ik met Schaap naar de beurs wandelde, nog nariep: Aquarius breng je straks een paar kop peren mee ?" Op de wandeling naar hot beursgebouw liet men mij gelukkig mot rust, vermoedelijk omdat ik met dien deftigen Schaap liep en ook ter beurze ging alles aanvankelijk goed; mijn jongste chef glimlachte eens eventjes toen hij mij aankeek, de middelste chef zag mij heel onverschil lig aan en de oudste chef zeide: Ziezoo, nu zie je er heel wat beter uit Aquaruis en vrij wat mannelijker!" Mijn boezem zwol van ongekend genot; ach hoe spoedig zou dat weder vergald worden. Waar heb je dien hoed gestolen, Akkie ?" fluisterde de scheele heer die naast ons stond. Maar mijnheer l" 't Is een bram van een hoed jongen, daar kun je aanstaanden Zonda» in gaan rondroeien." Ik was ternedergeslagen en verpletterd en toch hingen mij nog erger dingen boven het hoofd, want toen ik onvoorzichtiger wijze te dicht in de nabijheid van den effectenhoek kwam, was het alsof do hel met al haar duivelen losbrak; gelijk Indianen die tuk op een scalp ayn, draaiden

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl