Historisch Archief 1877-1940
?#*?« ?>?
Ho. 423
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
dat niet erg aan;n als dit laatste waar ia, had ik het eerste maar niet
gezegd.
Verder stip ik aan dat ik niet het pleizier heb den Heer Vuurpijl te
kennen; ik weet alleen dat ik de Amsterdamsche schutterij eens tegen
ZEd. in bescherming heb genomen; ik weet ook niet wat hij in de laatste
t\|den, voor boosheden beging. Zijn zij heel erg, dan ia het eerst zaak
te; onderzoeken of er wellicht een tweede Jan in het spel is, en is dit
niet het geval, dan is het nog altijd tijds genoeg om hem of uit te dagen
óf te verzoeken eene -verduidelijking en toelichting te geven, gelijk ik
thans gedaan heb.
Ten slotte de verklaring dat ik hooge achting heb voor onze schutterij
die ik, menigmalen in de gelegenheid was ta zien werken; ik herinner
mij nog de eerVolle soeploodfi-retraite van 't jaar '30 en de manhaftige
houding van het korps toen het vermaarde kleine steentjes-oproer" uit
regende. Als er geëxerceerd wordt verzuim ik nimmer om te gaan kijken
en vindt er eene militaire promenade plaats, dan kuier ik voor de tamboers
nit. Gaarne zal ik, desgevorderd, mijne genegenheid en bewondering
toonen, door er bjjv. met al de krachten die in mij zijn, op aan te dringen
dat de almanak-rondbrengerij op Nieuwjaarsdag weder wordt ingevoerd,
eene plechtige en haast gewijde handeling die door moderniseerende
mannen is afgeschaft.
Al dadelijk wil ik een goed advies geven dat ten nutte van het korps
kan komen; men weet, dat president Krüger, de schutter der schutters,
slechts melk drinkt en dus het woord van den wijsgeer der grijzo oudheid
huldigt: homines bibunt lac, cffitera animalia fontes" hetgeen, vrij ver
taald, zeggen wil: de menschen drinken melk en de overige beesten water."
Daar het nu niet anders kan of president Krüger heeft zijce
schutterIJjke bekwaamheden aan de melkdrinkerij" te danken, zoude ik in
bedenking willen geven den schutters, en vooral heeren officieren der
schutterij, op het gemoed te drukken, bij voorkeur, of liefst altijd, van
dien krachtigen, versterkenden drank gebruik te maken.
Wellicht is mét d? Amsterdamsche Melk-Inrichting of met particulieren
?wel contract te sluiten, om, tot billijke prijzen, groote voorraden to
leveren; men zou dan van de excercitie-avonden, melk-avondjes kunnen
maken en binnen korten tijd zou Nederland een heirleger Kriiger's rijk zün.
Eindeljjk zal ik Jan, wanneer hij met Kersvacantie te huis komt,
duchiig inpeperen dat hjj nimmer moet vergeten dat het wel eens gebeuren
kon dat de schutterij ons land uit benarde omstandigheden redde en :k
zal zijn gemoed voor goede indrukken ontvankelijk maken, door er hem
op te wijzen dat de schutterig reeds in oude tijden roemrijk vermeld werd
(bijv. door Moy-Ael in Bredero's Moortje) en de dichters van naam de
schutterij hebben bezongen; ik zal hem het beroemde: Zwavelstokkie,
zwavelstokkie, moeder d'r Icit 'n schutter in de geut", voorneuriën en
des schoolmeesters gedicht reciteeren: Ziet gij dien heldenstoet, mijn
zoon, die langs de straten wandelt, enz."
Het spijt mij zeer dat mrjne lezers en lezeressen die niet aan militaire
zaken doen, ditmaal mijn kadetje ongenietbaar zullen vinden; ik zeg
echter den Heer Van Someren Brand na: dit moest mij -van het hart."
De cursiveeriog van het woordje mij", is van mij, Aquarius, afkomstig.
Aqnaiïus.
UIT HET HAAGJE.
XLI.
Logheid bestuurt hun geest, grofheid hunne pen; hunne aanmatiging
staat in omgekeerde reden tot hun vermogen, en liet gemiddeld gehalte
van hun vernuft wijst op meer lood- dan gouddeelen."
Dat staat ergens geschreven over onze kroniekschrijvers op een paar
gunstige uitzonderingen na. 't Is prettig voor eon chroniqueur, die toe
vallig niet onder de uitzonderingen wordt meegeteld, als hij zoo iets leest,
en trekt hij 't zich in ernst aan, dan blijft hem wel niets anders over
dan zijn logge, grove pen weg te werpen.
Pasquino zal er echter nog zoo lang mee wachten totdat 't hem aan
stof tot opmerken en praten ontbreekt, en daarover heeft hij zich
nog niet bezorgd te maken, of totdat hij z^jn publiek verveelt, en dat
zou hij al heel spoedig merken. Hij zou ook door een andere macht,
die alle mogelijke machteu de baas is en zelfs den kwaadsten criticus
eindelijk den mond snoert, kunnen gedwongen worden zijn logge, grove
pen voorgoed neer te leggen; maar hij verzoekt bij deze zijn geëerden en
welwillenden lezers, hem in hunne gebeden te gedenken, teneinde hij zoo
lang mogelijk voor dit uiterste moge bewaard blijven.
v Wat ze nu ook van Pasquino mogen zeggen, zeker niet dat hij de
menschen, en inzonderheid de Hageuaars, belastert. Als hij doet uitkomen
dat de Haagsche beau-monde in de Tent komt niet speciaal om mu
ziek te hooren, maar veeleer om terpraten en te kijkeu, dan heeft nie
mand het recht meer hem dat kwalijk te nemen. Hij weet heel goed, dat
sommige lui hem werkelijk van laster hebben beschuldigd, stoutweg be
werende dat het geheele tent-publiek, behoudens enkele niet eervolle uit
zonderingen, uit melomanen bestond en dat het muziekkorps der Grena»
diers 'Zijn voortreffelijkheid grooteudeels te danken had aan den
mnzikalen zin van ons beschaafd publiek. Machtspreuken zijn niet altijd even
gemakkelijk te weerleggen; daarentegen kan een machtspreuk wel eens
een ernstige waarheid tot logen maken. Dat is weer de quaestie van 't
standpunt", zou onze kullunnel zeggen. Werkelijk ben ik wel eens bang
geweest dat ik eindelijk alleen zou overblijven met mijn op- en aanmer
kingen en dat er dan periculum in mora voor me kon bestaan om
geeteenigd te worden.
Dat ware dubbel hard geweest; want het steenigen, op zich zelf reeds
feard voor den patiënt die 'the^ft verdient, wordt een nog harder gelag
voor hem die zich onschuldig gevoelt, zooals dan toch met mij 't geval
sou zijn.
' 't Is, den hemel zij dank, gelukkig met mij afgcloopen. Er is nu in
den heelen Haag geen sterveling meer, die geen kiezelsteentje, veel
min>'«ier eenjtraatkei naar 't hoofd des ondergeteekenden zou durven
slingeof bAHaoest beginnen met eerst de commissarissen der ^Nieuwe of
littéraire Sociëteit" en dan den kolonel-commandant van het Regiment
Grenadiers en Jagers met steenen te werpen. Eerst daarna zou Pasquino
aan de beurt kunnen komen, en hij verbeeldt zich aan die heeren een
voortreffelijke parapluie te hebben, zoodat hij vrij gerust zich onder zijn
medeburgers kan blijven vertoonen.
Wat heb ik me zitten verkneukelen dien Woensdagavond! Bij 't bin
nenkomen van 't hek der Tent werd ons tegelijk met het traditioneel
biauw programma een gedrukt wit papier van 't zelfde formaat aange
boden. Wat mocht daarop staan? Ik vermoedde terstond een addertje
onder 't gewas, in de gedaante van een waarschuwing" of zooiets, en
mijn voorgevoel had me niet bedrogen. Ziehier wat ik las:
Commissarissen der Nieuwe of Littéraire Sociëteit brengen ter kennis
van Heeren Leden dier Sociëteit en hunne Geïntroduceerden, dat zij
ontvangen hebben onderataanden brief van den Heer Kolonel-commandant
van het regiment Grenadiers en Jagers, met welks inhoud zij zich in alle
opzichten vereenigen."
's-Gravenhage, 2 Juli 1885.
Door den Heer Vollmar, directeur der Koninklijke Militaire Kapel, \a
miy kennis gegeven, dat bij de muziekuitvoeringen, vooral op Woensdag
avond, een gedeelte van het publiek zich rondom de tent verzamelt en
dan veelal zoo luidruchtig is, dat dit niet alleen voor de muzikanten
hinderlijk is, maar bovendien het tot hun recht komen der gespeelde
stukken belet. Inzonderheid is dit het geval met de uitvoering ua de pauze.
Met het oog hierop, neem ik de vrijheid ia het belang der Kapel,
U WelEd. Gestr. beleefd te verzoeken, wel het nemen van die maat
regelen te willen uitlokken, die er toe zullen leiden, dat voortaan ten
opzichte van deze aangelegenheid, zoowel de muzikanten, ala de luiste
rende leden er bij gebaat zullen worden.
De Kolonel" enz,
Zij namelijk de commissarissen verzoeken mitsdien de bezoekers
van de Societeitstent in het Bosch dringend, bij gelegenheid van muziek
uitvoeringen, gedurende de muziek hunne plaatsen te behouden en vooral
niet rondom de muziektent te blijven wandelen of te staan praten."
Daar had-je 't nu! Mijn vrees om gesteenigd te worden, was als door
een tooverslag weggevaagd. Ik haalde ruimer adem; ik had zelfs plezier
het plezier der zelfvoldoening en van het leedvermaak. Mijn
hartelijken dank aan heeren commissarissen en mijnheer den kolonel! Zij
hadden mij nooit schitterender in 't gelijk kunnen stellen. Ik zag om me
heen en overal werden de hoofden bij elkander gestoken. Dat wit ge
drukt papiertje was niet veel minder dan een donderslag nit een onbe
wolkte lucht. Wie had ooit op zoo iets gerekend?
De uitwerking was magisch, mijnheer! 't Was als zweefde er een
onzichtbare machtige genius over de vergadering, die ons allen met zijn
tooverstaf had aangeraakt en daardoor het gevoel had gegeven als
drukte het ijzeren juk der militaire discipline op onze schoudren. Dat
hadden die heeren nu eens netjes gedaan. Alle tentbezoekers waren door
die magische kracht eensklaps in aandachtige, devote toehoorders her
schapen voor zooverre ze 't namelijk nog niet waren, en dat was maar
een luttel zootjo. Na de pauze stonden er wel eenige fanatieke
muziekliefhabbers op een eerbiedigen afstand voor de kiosk te luisteren, maar te
midden eener diepe, plechtige stilte, 't Was schoon en hartverheffends
De muziek kwam nu eindelijk eens tot haar recht om met den kolonel
der Grenadiers te spreken.
Ik wist niet bij ondervinding wat. militaire discipline was, want in
mijn schutterstijd heb ik ze niet geleerd en wat ik van de schutters zie
is nog 't zelfde als in mijn tijd, maar thans kreeg ik er eenig begrip
van. Ik geloof nu ook dat het niet kwaad zou zijn, als de Gouverneur
der Residentie met een meer uitgebreide macht, ook over de Haagsche
burgerij, wierd bekleed, ten einde bij voorkomende gelegenheden onze
voortreffelijke politie ter zijde te kunnen staan in 't vervullen harer
moeilijke taak, die haar wel eens wat heel zwaar valt.
Den volgenden Woensdag kregen we 't zelfde kattebelletje aan 't adres
der wandelende en pratende tentbezoekers, waarin ze werden aangemaand
de muzikanten en luisterende leden" niet hinderlijk te zijn, maar toen
was de indruk diea het teweegbracht, reeds merkbaar flauwer, en toen
de Sociëteit ophield met het doen uitdeelen der sensatie-makende briefjes,
was ook de indruk zoo goed als verdwenen. Ik dacht onwillekeurig aan
een spreuk van onzen Kullunnel: Een Hollandsclie order duurt maar
vier en twintig uren."
Nu wordt er weer gewandeld en gepraat als vroeger en men mag dus
met eenigen grond een meer donderend manifest tegemoet zien; maar
mijn publiek kennende, vrees ik dat het zich niet zal laten overd....
Hè! daar had ik bijna een grof woord neergeschreven, maar gelukkig
,,bestuurt grof heid mijne pen" nog niet in zulk een mate of ik weet een
heel grof woord ten minste nog wel half in te houden.
Uit deze geschiedenis heb ik wederom geleerd, dat men nooit op den
eersten indruk vertrouwen moet. In den beginne hield iedereen zich stil
onder den slag, die zoo ruw op aller hoofden neerdaalde. Wie waren de
schuldigen':1 wie de onschuldigen ? Allen lagen we onder verdenking,
maar niemand wilde erkennen, dat het snuifja voor hem was. Niettemin,
men vond den maatregel uitstekend, flink, kordaat. Dat was me eerst
een kolonel! Dat v;aren me eerst commissarissen! 't Was ook esn schande,
dat eeuwigdurend gepraat, gowandel en geschuifel onder de muziek!
Neen, daar moest een einde aan komen en nu was er een einde aan!
Zoo redeneerde, onder den eersten indruk, de heele familie.
Maar nu'. Wat zeggen nu diezelfde menschen? Hce gek van die
commissarissen! Als zij zich in alle opzichten met den inhoud van des
kolonels brief kunnen vereenigen, waarom hebben zij dan niet sinds
lang reeds uit eigen beweging, op eigen gezag, een einde gemaakt aan
eeu toestand die voor werkelijke muziekliefhebbers onuitstaanbaar is?
Of zijn ze door bedoelden brief eerst tot de ontdekking van den toestand
gekomen? Rare commissarissen!"
- aWaai mee bemoeit zich die kolonel ? Beschouwt hij de leden der
Socie