Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 423.
, raad ik ti aan iedereen te ?wantrouwen, die 'u zou willen
overhftlen om naar een nieuwe badplaats te gaan, die nog in een staat van
? tror4.infj verkeert, want gij kunt u geen denkbeeld vormen van de
verBchïQende martelingen welke u daar wachten.
' Ik zalf «preek uit ondervinding en weet er alles van. Daarom heb ik
een doren eed gedaan, dat men mij daar nooit weer zou snappen, en dat
ik bovendien mijn duur gekochte ondervinding in het belang van mijn
naaste zou aanwenden. Ik houd dus de aan mij zclven gedane belofte
door u zooveel mogelijk op de hoogte te brengen van de ellende van een
nieuw zeebad.
Wat had men liet geroemd en opgevijzeld, dat heerlijke,
onvergelijkeIjjke, prachtige strand van Trou-sur-Mer!
Een nestje, mijnheer!.... Een brok echte, wilde natuur! Eengrootsche
natuur! Natuurlijk, geen casino of zoo iets! Maar ook geen schelmen die
U afzetten! Geen drukte of omslag met toilet, niets vai) dat alles! Ook
geen restaurants, waar men u vergeeft en het vel over den neus haalt!....
Aan de* opsomming van al de voortreffelijkheden kwam geen einde.
De vriend, die mij de ooren doof schreeuwde met zijn opgewonden
verhalen .waaraan ik zwak genoeg was geloof te slaan was op weg om
daar ginder het eerste zomerverblijf te bouwen.
Zoo iemand, die ergens de eerste villa bouwt, is erger te vreezen dan
de cholera. Vermijdt hem zoo zorgvuldig mogelijk, want hij is een
algemeene en bijzondere ramp.
Mjja vriend dan waa bezig met zijn villa te bouwen te Trou-snr-Mer.
Gij zult :eens zien, wat een paradijs dat daar is, had hij tot mij
geMgd. . . . en vrij, dat je daar bent. Men zou om drie uur 's middags in
Adam's ostttum daar kunnen rondwandelen. ... Letterlijk niets dan lucht
en water.
Dat letterlijk niets dan luclit en loaier maakte mij wel iotswat ongerust.
Ik vond dat menu van uitspanningen neg al mnger. Maar hij drong er
zóó sterk op aan, en zijn beschrijving was zóó overtuigend, da.t ik mij
einde/ijk over liet halen en ging. . . . wat was ik begonnen!
VerUeeldt u een vuilnishoop of publieke mestvaalt aau het strand van
het kanaal. Dat was Trou sur-Mer, een vreeselijk vuil plaatsje, waar de
lucht verpest werd door den stank van afval van visch, welke daar in
de eenige' Straat werd neergeworpen door vijf of zes visschers, die de
gansene bevolking uitmaakten.
Ergens in een hoek een hoop puin cu stoenen. Dat waren de bouw
stoffen voor de villa van mijn vriend.
Voor logies een akelig nauw instcekkamerrje in een rommelig wijn
huis, voor eten allerlei dingen zonder naam, maar helaas! niet zonder
Bffiaak. Ik had volgaaroe het gansene menu willen geven voor een d<;sis
braakpoeder. Dit zou ik eerder naar binnen hebben gekregen en het
effect zou hetzelfde geweest zijn.
O, hij had de waarheid gesproken, die ellendeling! Een casino was
er niet, maar wel een draaiorgel, dat van den morgen tot den avond do
Mascotta doedelde ter eero van de toeristen, dia uit don naasten otatrek
een bezoek aan het strand brachten.
Er waren geen schelmen en afzetters! Maar om halfnogen reeds was
men genoodzaakt naar bed to gaan, want er was letterlijk niefs te doen
en men verveelde zich gruwelijk. Tevergeefs hadden wij het geheele
gat doorzocht of we ook ergens een lamp konden vinden om daarbij oen
partijtje piquet te spelen. Men had ons een kaars aangeboden en oen
spel kaarten, waaraan, volgens zeggen van don krosghouder, ruiten- vrouw
ontbrak sedert do Pruisen daar geweest waren.
Maar, voegde hij or bij, dat maakt niet veel uit, de lui hier behel
pen er zich mee.
Om wat mosterd te bekomen moest men twee mijlen ver loopen. en
nog twee mijlen verdei1 om den dokter to halen. En zoo alles naar even
redigheid.
? Zie, als ,men zelf zoo iets ondervonden heeft, dan ia het waarlijk geen
wonder,, dat men rilt bij de gedachte, dat anderen ook do dupe zullen
worden va? zoo'n pas ontdekte badplaats. Gaat doodeenvoudig daar heen,
waar iedereen heen gaat. Meer geld kost het .u niet, en het is meer
practisch. Gij wordt zoowel hier als daar gevild. Maar 't is in ieder geval
aangenamer met gratie gevild to worden dan door de plompe hand van
een hebauchtigen boer.
Zij, die te Parijs blijven misschien zijn dat nog de verstandigste
lieden vermaken zich zoo goed zij kunnen.
Voor het oogenblik vinden zij wat afleiding in de echtscheidingen welke
in de kunstwereld plaats hebben.
Er komen twee op de lijst voor. De cons is gebeurd, de andere moet
nog gebeuren.
Adelina Patti, de groote kunstenares, is sedert Donderdagnamiddag
vier uur'geen markiezin de Caux meer. Zij is eenvoudig weer geworden
wat zij vroeger was: de koningin van den zang.
't Is inderdaad een vrij onbeteekenend en onnoodige forma! i f ei t, die
bijeenkomst op het stadhuis, welke door de nieuwe wet dwazeliik is voor
geschreven. Het is zoo dwaas, dat het Gouvernement dan ock raeda van
plan schijnt te zijn om die belachelijke comparitie weer af te schafi'en.
Waartoe dient het toch, dat men de menschen nog eens lastig valt,
ttadat de rechtbanken het vonnis van scheiding hebbeu uitgesproken?
Kan men niet eenvoudig het arrest in de registers van den burgerlij
ken stand laten overschrijven?
Nu laat men iemand geheel van Londen komen louter en alleen om
door een ambtenaar op hakkelenden toon een formulier te hooren voor
lezen mét een woord of wat op den koop toe:
In die ' geheimzinnige woorden wordt de verklaring afgelegd, dat het
huwelijk van de echtgeaooten ontbonden is. Maar dat wisten de com
paranten reeds!
Om zoo ver te komen, hebben zij vooreerst een tijdje moeten wachten
dat altijd onaangenaam is maar vooral onder zulke omstandigheden, wan
neer de ambtenaar niet op zijn tijd daar is. Men heeft zich een lastige
confrontatie moeten laten welgevallen, die ten eeneaale oaaoodig is, want
natuurlijk denkt msn in zulk een geval niet: aangenaam om elkander
weder te zien!
Aller oogen richten ,zich naar het plafond, want men wil elkanders
blik liefst vermijden. De mannen trommelen zenuwachtig met de vingers
op den bol van den hoed, terwijl de vrouwen nu en dan een verlegen
kuchje laten hooren.
Alleen de stadhuisbode, die de stoelen klaar zet, schijnt bij al dio ge«
geneerdheid eenigen schik te hebben. Nu, hij kan dat doen, want bjj
staat er buiten en gevoelt niets van die gedwongen verhoudingen.
Eindelijk verschijnt de maire of zijn plaatsvervanger tentooneele.
Hij heeft ook iets gedwongens in zijn groet. Hij haast zich het register
te openen en bromt dan iets wat niemand verstaat. Daarmede is de zaak .
afgeloopen na de verplichte collecte voor de armen, wat alleen al het
overige zou kunnen verontschuldigen.
Wanneer die gedwongen corvée dan nog maar met een indrukwek
kende plechtigheid besloten werd!
Maar neen: 't is alles even koud, even droog, even onbeduidend.
Zou het misschien zijn, om de verveling van zulk een géance te
ontloopen, dat Sarah Bernhardt Let plan heeft opgevat om zich in Engeland
te laten scheiden?... Of liever, heeft zij werkelijk plan dat te doen? In
elk geval wordt dit van haar evenals van den heer Damala gezegd.
Het gaat den schilders tegenwoordig niet voor den wind. Niet ajleen
dat zij financieel geen zaken maken op dat punt staat het met de
kunst in dozen tijd allerdroevigst geschapen maar zij zijn tegenwoor
dig ook vesl minder in tel dan dat vroeger het geval was. Het rijk van
penseel en beitel schijnt voorloopig uit te zijn,
Eoviendront-elles,
Los hirondollea ?
Sommige bladen zijn zelfs zorsver gegaan, dat zij hun afkeuring hebben
te kennen gegeven over de vrijgevigheid tegenover het palet ten koste
van de pen.
En Véron meent, dat er gesrondo reden tot klagen bestond, aangezien
die wanverhouding langzamerhand stuitend was geworden.
Als men maar even wat naam maakte in het genre, het landschap of
stilleven, werd men aanstonds gedecoreerd.
Daarentegen konden schrijvers van groote verdiensten lang wachteni
eer zij een dergelijke onderscheiding ontvingen,
Als men nagaat, dat een zoo algemeen gevierd schrijver als HectorMalot
nog niet eens oen rooi lintje heeft! Dat Goudinet en Paüleron het nog
slechts tot ridder gebracht hebben! Dat een Lecocq die onderscheiduig
niet waardig geacht wordt! En zoovele anderen met hem!
Een (ij l lang werdon de kruisen louter in het knoopsgat van schil
ders gestoken.
De schuld daarvan ligt bij de ministers, die al te zeer het verleenden
aan de aiülevelingeu. Dio aanbsvelers lieten hen geen rust, want zij
wisten wel, dat de een of ander artist heu gaarne met een schetsje of
stukjo van zijn hand voor liun ijver en moeite zou beloouen, terwijl een.
schrijver niets heeft te geven dan zijn talent.
liet ward dus tijd, dat daarin verandering kwam.
Da'c dachten ook dia woekeraars, dio dezer dagen door do Rechtbank
tot drio maandon gevangenis zijn veroordeeld. Zij waren van meening,
dut reen do lieden, die geld noodig hadden, reeds lang genoeg krokodillen
en andere opgozotte dieren in de maag had gestopt; er moest weer eens
wat andera wezen en zoo vonden zij het schilderijen-kabinet uit. Een
aardige vondst! Men schaft zich een veertigtal prulschilderijen aan, Iaat
zich daarvoor door een nieuweling in schuldbekentenissen honderd-dui
zend francs bet.ilen en leent hem vervolgens op die kladstukken een
vijfduizend francs in banr geld, en do zaak is klaar.
Do rechter vond echter, dat een dergelijke manier om de kunst te
beschermen, zeer ongepast was.
Een pnav bonbons voor het dessert van eon niet al te smakelijk diner.
Men sprak in tegenwoordigheid van de gravin X over den ouden
baron B .... en verwonderde zich er over dat deze, ondanks zjjn hoogen
leeftijd, nog altijd vol galanterie bleef en hot deed voorkomen alsof hij
nog gaarne om iie kaars hcenfladderde.
Op zijn leeftijd, meende iemand, is dat toch wat al te kras!
Och, dat bewijst niets, sprak de gravin X.... daarop, bijna alle
doove menschen dosn altijd, alsof zij goed kunnen hooren.
Vivier komt op een goeden dag in een winkel, op welks uithangbord
geschreven staat: Atix 100.000 Chcmiscs.
Hebt gij werkelijk honderd-duizend hemden in voorraad? vraagt hij
den eigenaar.
Ja, mijnheer.
Hebt ge het nogal druk op dit oogenbiik?
Neen, mijnheer.
Goed! Dan wil ik ze wel eens aanpassen!
A. B.
LETTERKUNDE.
EUPHORION.
Een gedicht van Ferdiuand Gregorovius*
(Fragmenten).
(IV. Slot.)
Met hartelijke toejuichingen is Euphorion's pleidooi voor zijne kunst
door de toehoorders ontvangen; zijne nijdige tegenstander kiest de wijsste
partij, en zwijgt. lona maakt aanspraak op de *er, om het eerst de lampen
te ontsteken. Ion reikt haar de olie, en zonder aarzeling ontsteekt zij
eerst de lamp van den droomgod; daarna die van Araor en Psyche; toen
die van I'allas Athene en eindelijk die, welke aan Thanatos, den dood,
maar tevens aan Eiren'e, de vrecjes-godio, gewijd was. Wat haar echter