De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 2 augustus pagina 8

2 augustus 1885 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

1 ?mr- * * * ^ ? ' ?- - ? BiFr * ? "? f,"9- DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 423 **. 'ft M - i0,»*e? Guanw.w Seraplon bereid, de arme verlatene onder zyne iemen en haar bij hfire vrienden of bloedverwanten te brengen. schranderen grijsaard is het niet ontgaan, dat zich reeds eene ,_ hand beschermend over haar heeft uitgestrekt. Hooren wij nog oafcl zjJJie vraag en Euphorion's antwoord: gij naar ( Rome te gaan met uw broeder? Talrijk'e vrienden 4* nw vader, of kiest gg Neapolis eer u ter woning? 5$*R h«t gerust, en mijn schip zal u brenpren, waar ge ook heen wilt. bedroog mij mijn voorgevoel niet? ia het waar, wat gij zelf mij nt te bekennen met blikken en samengestrengelde handen? ,Dooh geen antwoord gaf dea rampzaligen Arrins' dochter, -Haar ter aarde sloeg zy den blik in peinzende stilte. t)och Euphorion sprak : Voorwaar, gij vermoeddet de waarheid, 6|j, dien de Goden als loods ons zouden, eerwaardige gastvriend! Ja, wütrekken met u, 't was immers uw eigen voorspelling? Niet als vluchtende slaaf ontvangt mij het reddende vaartuig, &etn! lone verzelt my, als gade, voortaan op mijn zwerftocht. Zelve sprak zfl mij vrij van de smaad'lijke keet'neu der knechtschap. 't Leven ontzegde mij haar, maar de dood heeft ons beiden verbonden! tr. EEN LATE HULDE. De Werken van William SJtaJtespeare, ?vertaald door DR. L. A. I. BUKGEKSDIJK. Veel II, III en- IV, Leiden, lij E. J. Brill. 1884 en 1885. 'Dl plaat» die de vertaling van Burgersdijk in onze litteraluurgescliieuenis bdttwdt, hebben wij in het eerste gedeelte van dit opstel trachten te bejpalen; ia het tweede, aan eenige algemeene beginselen van aesthetische krfttek herinnerd, waarnaar het beoordeelen van dichtwerken kan worden ingericht. Het is, gelooven we, geen overbodige omslag, telkens wannwr de gelegenheid zich voordoet, bij de denkbeelden, zooals ze in do twwde afdeeling van deze recensie zijn aangestipt, althans even stil te staan. T« Weinig mag het wel eens schijnen, is men bij ons met het bestaan dier grondslagen bekend: tenminste worden zij minder dan met de rechten eöner positieve kritiek overeenkomt, door onze letterkundige beoordeelaars geteld. Persoonlijk gevoelen en eigen smaak zijn zeker goede naken ea als men ze niet heeft moet men zich althans verbeelden hen te bezitten, wanneer men kritiek wil schrijven. Maar in hoe groote mate ook aanwezig, beide onmisbare eigenschappen moeten door lectuur % en overweging uitgedijd en bevestigd worden, tot zij den voim aan nemen van algemeene inzichten en vaste wetten. Dan eerst zijn zij in de praktijk te hantceren en geschikte werktuigen geworden, waar van het gebruik niet een privaat genoegen voor den criticus blijft, maar ook voor andoren een aangename en leerzame oefening wordt. D« vraag, in hoeverre men over literaire kunst, om bij deze te blyvenj naar vaste wetten kan oordeelen, is te netelig, dan dat ik er mij hier graag aan zou willen wagen; maar dit zal men niet kunnen be twisten* dat, wil een ander er ook iets aan hebben, men zooveel mogelijk ?al dienen te zeggen waar het op staat. Dat men geen i moet laten voortgaan zonder den punt behoorlijk te hebben aangedikt, en dat achter elk .hoe? en waarom? het vraagtcoken moet verdwijnen. En nu zou liet al zeer zonderling met het wezen der poëzie gesteid zijn, wanneer tussclien.al die opmerkingen en deze antwoorden niet een zeker verband zou blijken, waaruit de algemeene waarheid kon worden afgeleid. De onmisbare studie moet ons metdit verband en met haro gevolgen be kend maken. En juist de studie is het, waarvan men niet kan zeggen dat zij velen onzer beoordeelaars een indigestie bezorgt. Daarom zijn de smaak en het oordeel, gaven die hun anders, om zoo te zeggen, aangeboren- zijn, niet steeds in die mate ontwikkeld, als hun goed gesternte grond 'gaf t» verwachten. De fijne zetten en gelukkige invallen zijn in hunne gaicbriften niet immer door een strenge redeneering aan ngesohakelfl en iporen van willekeur in de verdeeling van lof en blaam doen wel eens twyfelen aan de vaardigheid van den ijker, waarbij zij hunne instrumenten brengen om gekeurd te worden. Inderdaad rijat bij hem, die het Wikken en wegen der Heefen gadeslaat, wel eens de vraag of zij het bestaan van zoo iets als het a, b, c, der literaire en historische kri tiek Wel ernatig genoeg vermoeden. En het is jammer van de paarlea die1 «r vloeien uit hun mond, dat zij er soms eeuigszins vreemd kunnen uitdien, zoodat zg versmaad worden door de menschen, en alleen de zwanen ze nog de moeite waard achten zich er in te verslikken. Doodjam,mer, Want nu zien wij wel eens gebeuren dat de muze zich papillotten zet van de bladen uit een portefeuille, die bestemd waren om den schrij vers do onsterfelijkheid te verzekeren. Algeaoeg voor een gevoelig hart, dat zich verstout voor de Nederlandsche letteren eenigennate warm te kloppen. Nog een opmerking, om de actualiteit van algemeene beschouwingen te verdedigen. Zy komen te pas bij een onmiskenbare neiging van eenige kritici der laatste jaren, de literaire kunst ook wezenlijk als een kunst te beschouwen, die naar artistieke voorschriften wil beoordeeld wezen.. Die voorschriften moeten af en toe geformuleerd en betoogd wordep, omdat deze manier nog slechts weinig aanhangers telt, en zij bij het publiek dus nog niet algemeen bekend is. Men kan bij onze voornaamste beoordeelaars vele bladzijden lezen over het karakter^ het beddegoed, den godsdienst van een persoon ; over de kleur van zijn staatkundige overtuiging en die van zijn haar over allerlei bizonderhaden, zooals zy uit zgn geschriften blijken, zonder dat de vraag waarvan het antwoord zou moeten beslissen over het al of niet wetens waardige van al die punten, vooruit is opgelost: de vraag, of de bedoelde persoon een kunstenaar is, ja, dan neen. Ik heb twee kritici op het oog, die, eenmaal genoemd, alle bedenkingen zouden tot zwijgen brengen, dia nigt aan een uitvoerig betoog eenig recht van spreken ontleenden; maar wie herinnert aich niet de schitterende passages, waarin met den beoor deelden schrijver of dichter gedebatteerd wordt over een menigte zaken, die men met evenveel, of met licht meer succes met een predikant, een president eener kiesvereeniging, een journalist of met een verstandig mensch zou kunnen bespreken. Die deze bladzijden uit onze literatuur zon willen verbannen, zou zich hebben te schamen over zijn dwaasheid. Maar niettemin blijft de twijfel gewettigd of deze staatkundige en andere vertogen in de eerste plaats in de fraaie letteren thuis behooren. Of binnen hunne grenzen, niet het eerst de mate en de aard van het talent des vreemdeliugs een punt van onderzoek dient uit Ie maken. Bij de auteurs, die ik niet zal noemen, kan men omtrent een schaar van belangwekkende dames en heei-en, in lichtingen bekomen, zooals noch de commissaris hunner sectie, noch den herder der kudde waartoe zij behooren, noch hun dokter, afzonderlijk of tezamen, in staat zouden zijn te verschaften. Maar de vraag, die men gekomen aan het slot, nauwelijks meer durft stamelen, blijft deze: wat voor een dichter is mijnheer of mevrouw? En men gevoelt lust de ver zenen tegen de prikkelen" te slaan, en vol te houden dat het in hoogea graad onverschillig is, uit een gedicht te hooreu afleiden of do auteur katholiek dan wel jood, liberaal of konservatief is, wanneer dat gediclitzelf als kunstwerk de moeite eener bespreking niet loojit. Lust om te beweren, dat het ongepermitteerd is de godsdienstige of andere overtui ging te gaan ontleden die uit eenig vers zou spreken, wanneer niet eerst de letterkundige waarde van dat vers nauwkeurig is geschat. En waar zooveel open plekken in te vullen zijn, moet men zich haas ten de stof te bewerken, waarmee de gaten gestopt zullen moeten worde». IV. Het is niet zijn grootheid alleen, die het zoo moeilijk maakt Shakespeare goed te vertalen, het is bovendien zijn veelzijdigheid. De tallooze scha keeringen, die de twee hoofdsoorten, het ernstige en het vrooliike, ouder gaan, moet de vertaler weten bij te houden. Het eenvoudige verhaal, de fijnstgeslepen en verstgevoerde woordspeling, diepen zin, vlammende hartstocht; geen staal uit de drie of vier klassen, waarin men de poëzie wel eens heeft verdeeld, die niet binnen het bestek van een half dozijn bladzijden te vinden is. Altijd dramatisch; episch voor zoover noodig, en dikwijls lierisch, stelt de stijl van Shakespeare ongemeen zware eischen aan iemands veelzijdigheid. De lierische gedeelten, ora de passages zoo te blijven noemen, waar de aard-zelf van eenig gevoel of eenige hartstocht en de dramatische toestand, een uitvoerige teekening in klank en beeld verlan gen, zija de proefstukken voor den vertaler als men naar zijn poëtisch talent vraagt. Want men moet niet vergeten, dat de tekst van een tooneelstuk nog maar do cne helft van het dramatisch kunstwerk is: de vcrtooning is de andere helft. Gehesle brokken, die niets afbeelden dan de handeling: vclo gesprekken en verhalen moeten aangevuld worden en bezield door liet spel van ds acteurs, om den begeerden artistieken indruk te maken. Stukken, die men bij de lectuur wel zou kunnen over slaan, als de zamenhang daardoor «iet verbroken werd. Gedeelten die natuurlijk voor den vertaler als gesneden brood zijn; hij heeft er niets dan eenige technische vaardigheid voor noodig. Als de andere, de moei lijke fragmenten de lierische zijn, dan zijn dit de epische en dramatische. Voornamelijk uit llonieo en Julia wil ik een keus van aanhalingen doen om den lieer Burgersdijk op de vingers to kijken bij zijn behandeling dor eerste soorten. Het bestek veroorlooft niet anders dan een klein gedeelte van het groote geheel eenigszins uitvosrig te bespreken. F. v. d. G. (liet slot vnn dit artikel is wegens plaatsgebrek uitgesteld tot een volgend nummer). INHOUD VAN TIJDSCHRIFTEN. Aflevering No. C van de Leeswijzer bevat: Theodor Kiirner (vervolg), door J. Winliei- Pi-las. Overeenkomst rast Duitsjliland. Moderne Eeinaartstreken, door Di: J. ttolet de Bramoere van Steeland. ? Het Rijksmuseum. Een brief over Bilderdvjk. Fraaie letteren: Mevr. Conrt. mans-Berehmans, l'oza van den Boschkant, door F. A. Suis. Christino Mul'er, Lief en Leed vut eono kleine wereld. Kunsten: Catalogus der schilderijen van het Rijksmuseum. Wetenschappen: Mr. J. W. Spin, Oudere Tijdgenooten, II (Prof. Vreede). J. van TYulfon, Sprekende Letterbeelden, door J. Geluk. De Natuur". Feuilleton: Yictor Hugo in Nederland. Berichten: Aanstaande Uitgaven. Biografisch Woordenboek. De Dageraad". Standbeeld vooi Eéranger. E. ello f. Lydia Dolgorouclü. Pauline Luoca. Inhoud van Tijdschriften. Portefeuille, 25 Juli. Mi: II. Viotln, Wagneriana von Eratnorieh Kaatnor. ??. Potjes, do Concerten der Antwerpsche Toonknnstenaars-vereeniging op de Wereldtentoonstelling. Tentoon stelling der Schilderijen van David Bies. Het 'concours van de Quellinus-school. Les deux soeurs, Tentoonstelling in de Kunstzaal van het Panorama. Frans Keisclifi; Fransche Tijdschriften. Association Internationale Littéraire te Artiatique. De Theodora van Sardou. Eene Parodie op Theodora. Twee Sonnetten van Civia, Spectator, l Augustus. Berichten en mededeelingen. De zolderbsschildering te Alkmaar. Eene statis tieke bijdrage tot de kennis van het voor-Eomeinsche tijdperk in de Nederlander., door dr. C. Leemans. Een nieuw-nederlandeehe Eeinaert, door Floretisle'n. Da tricycle, door mej. F. J. ma Uildriks. Zonsopgang aan de zeekust, oorP.A.Sl. Boele fait Henslroeï.: Pluksel, Nieuwe uitgaven in Nederland: Herbert Freij. De gevolgen van een gril ??...???., » .,/' 1.75 F1. O. znr Linden, Melchior Hotoann, ein Propliet der Wiedeiiiiufer. . . , 2.50 Ouïda. Een regenachtige Junitnaand, , , t , , , ??.?»., O.HO

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl