Historisch Archief 1877-1940
1
?mr- * * * ^ ? ' ?- - ?
BiFr * ? "?
f,"9- DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 423
**.
'ft
M
- i0,»*e? Guanw.w Seraplon bereid, de arme verlatene onder zyne
iemen en haar bij hfire vrienden of bloedverwanten te brengen.
schranderen grijsaard is het niet ontgaan, dat zich reeds eene
,_ hand beschermend over haar heeft uitgestrekt. Hooren wij nog
oafcl zjJJie vraag en Euphorion's antwoord:
gij naar ( Rome te gaan met uw broeder? Talrijk'e vrienden
4* nw vader, of kiest gg Neapolis eer u ter woning?
5$*R h«t gerust, en mijn schip zal u brenpren, waar ge ook heen wilt.
bedroog mij mijn voorgevoel niet? ia het waar, wat gij zelf mij
nt te bekennen met blikken en samengestrengelde handen?
,Dooh geen antwoord gaf dea rampzaligen Arrins' dochter,
-Haar ter aarde sloeg zy den blik in peinzende stilte.
t)och Euphorion sprak : Voorwaar, gij vermoeddet de waarheid,
6|j, dien de Goden als loods ons zouden, eerwaardige gastvriend!
Ja, wütrekken met u, 't was immers uw eigen voorspelling?
Niet als vluchtende slaaf ontvangt mij het reddende vaartuig,
&etn! lone verzelt my, als gade, voortaan op mijn zwerftocht.
Zelve sprak zfl mij vrij van de smaad'lijke keet'neu der knechtschap.
't Leven ontzegde mij haar, maar de dood heeft ons beiden verbonden!
tr.
EEN LATE HULDE.
De Werken van William SJtaJtespeare,
?vertaald door DR. L. A. I. BUKGEKSDIJK.
Veel II, III en- IV, Leiden, lij E. J.
Brill. 1884 en 1885.
'Dl plaat» die de vertaling van Burgersdijk in onze litteraluurgescliieuenis
bdttwdt, hebben wij in het eerste gedeelte van dit opstel trachten te
bejpalen; ia het tweede, aan eenige algemeene beginselen van aesthetische
krfttek herinnerd, waarnaar het beoordeelen van dichtwerken kan worden
ingericht. Het is, gelooven we, geen overbodige omslag, telkens
wannwr de gelegenheid zich voordoet, bij de denkbeelden, zooals ze in do
twwde afdeeling van deze recensie zijn aangestipt, althans even stil te staan.
T« Weinig mag het wel eens schijnen, is men bij ons met het bestaan dier
grondslagen bekend: tenminste worden zij minder dan met de rechten
eöner positieve kritiek overeenkomt, door onze letterkundige beoordeelaars
geteld. Persoonlijk gevoelen en eigen smaak zijn zeker goede naken
ea als men ze niet heeft moet men zich althans verbeelden hen te
bezitten, wanneer men kritiek wil schrijven. Maar in hoe groote mate
ook aanwezig, beide onmisbare eigenschappen moeten door lectuur
% en overweging uitgedijd en bevestigd worden, tot zij den voim aan
nemen van algemeene inzichten en vaste wetten. Dan eerst zijn zij
in de praktijk te hantceren en geschikte werktuigen geworden, waar
van het gebruik niet een privaat genoegen voor den criticus blijft,
maar ook voor andoren een aangename en leerzame oefening
wordt. D« vraag, in hoeverre men over literaire kunst, om bij deze te
blyvenj naar vaste wetten kan oordeelen, is te netelig, dan dat ik er mij
hier graag aan zou willen wagen; maar dit zal men niet kunnen be
twisten* dat, wil een ander er ook iets aan hebben, men zooveel mogelijk
?al dienen te zeggen waar het op staat. Dat men geen i moet laten
voortgaan zonder den punt behoorlijk te hebben aangedikt, en dat
achter elk .hoe? en waarom? het vraagtcoken moet verdwijnen. En nu
zou liet al zeer zonderling met het wezen der poëzie gesteid zijn, wanneer
tussclien.al die opmerkingen en deze antwoorden niet een zeker verband
zou blijken, waaruit de algemeene waarheid kon worden afgeleid.
De onmisbare studie moet ons metdit verband en met haro gevolgen be
kend maken. En juist de studie is het, waarvan men niet kan zeggen
dat zij velen onzer beoordeelaars een indigestie bezorgt. Daarom zijn
de smaak en het oordeel, gaven die hun anders, om zoo te zeggen,
aangeboren- zijn, niet steeds in die mate ontwikkeld, als hun goed gesternte
grond 'gaf t» verwachten. De fijne zetten en gelukkige invallen zijn in
hunne gaicbriften niet immer door een strenge redeneering aan
ngesohakelfl en iporen van willekeur in de verdeeling van lof en blaam doen
wel eens twyfelen aan de vaardigheid van den ijker, waarbij zij hunne
instrumenten brengen om gekeurd te worden. Inderdaad rijat bij hem,
die het Wikken en wegen der Heefen gadeslaat, wel eens de vraag of zij
het bestaan van zoo iets als het a, b, c, der literaire en historische kri
tiek Wel ernatig genoeg vermoeden. En het is jammer van de paarlea
die1 «r vloeien uit hun mond, dat zij er soms eeuigszins vreemd kunnen
uitdien, zoodat zg versmaad worden door de menschen, en alleen de
zwanen ze nog de moeite waard achten zich er in te verslikken.
Doodjam,mer, Want nu zien wij wel eens gebeuren dat de muze zich papillotten
zet van de bladen uit een portefeuille, die bestemd waren om den schrij
vers do onsterfelijkheid te verzekeren.
Algeaoeg voor een gevoelig hart, dat zich verstout voor de
Nederlandsche letteren eenigennate warm te kloppen.
Nog een opmerking, om de actualiteit van algemeene beschouwingen
te verdedigen. Zy komen te pas bij een onmiskenbare neiging van
eenige kritici der laatste jaren, de literaire kunst ook wezenlijk als een
kunst te beschouwen, die naar artistieke voorschriften wil beoordeeld
wezen.. Die voorschriften moeten af en toe geformuleerd en betoogd
wordep, omdat deze manier nog slechts weinig aanhangers telt, en zij bij
het publiek dus nog niet algemeen bekend is.
Men kan bij onze voornaamste beoordeelaars vele bladzijden lezen over het
karakter^ het beddegoed, den godsdienst van een persoon ; over de kleur
van zijn staatkundige overtuiging en die van zijn haar over allerlei
bizonderhaden, zooals zy uit zgn geschriften blijken, zonder dat de vraag
waarvan het antwoord zou moeten beslissen over het al of niet wetens
waardige van al die punten, vooruit is opgelost: de vraag, of de bedoelde
persoon een kunstenaar is, ja, dan neen. Ik heb twee kritici op het oog,
die, eenmaal genoemd, alle bedenkingen zouden tot zwijgen brengen, dia
nigt aan een uitvoerig betoog eenig recht van spreken ontleenden; maar
wie herinnert aich niet de schitterende passages, waarin met den beoor
deelden schrijver of dichter gedebatteerd wordt over een menigte zaken,
die men met evenveel, of met licht meer succes met een predikant, een
president eener kiesvereeniging, een journalist of met een verstandig
mensch zou kunnen bespreken.
Die deze bladzijden uit onze literatuur zon willen verbannen, zou zich
hebben te schamen over zijn dwaasheid. Maar niettemin blijft de twijfel
gewettigd of deze staatkundige en andere vertogen in de eerste plaats
in de fraaie letteren thuis behooren. Of binnen hunne grenzen, niet het
eerst de mate en de aard van het talent des vreemdeliugs een punt van
onderzoek dient uit Ie maken. Bij de auteurs, die ik niet zal noemen,
kan men omtrent een schaar van belangwekkende dames en heei-en, in
lichtingen bekomen, zooals noch de commissaris hunner sectie, noch den
herder der kudde waartoe zij behooren, noch hun dokter, afzonderlijk of
tezamen, in staat zouden zijn te verschaften. Maar de vraag, die men
gekomen aan het slot, nauwelijks meer durft stamelen, blijft deze: wat
voor een dichter is mijnheer of mevrouw? En men gevoelt lust de ver
zenen tegen de prikkelen" te slaan, en vol te houden dat het in hoogea
graad onverschillig is, uit een gedicht te hooreu afleiden of do auteur
katholiek dan wel jood, liberaal of konservatief is, wanneer dat
gediclitzelf als kunstwerk de moeite eener bespreking niet loojit. Lust om te
beweren, dat het ongepermitteerd is de godsdienstige of andere overtui
ging te gaan ontleden die uit eenig vers zou spreken, wanneer niet eerst
de letterkundige waarde van dat vers nauwkeurig is geschat.
En waar zooveel open plekken in te vullen zijn, moet men zich haas
ten de stof te bewerken, waarmee de gaten gestopt zullen moeten worde».
IV.
Het is niet zijn grootheid alleen, die het zoo moeilijk maakt Shakespeare
goed te vertalen, het is bovendien zijn veelzijdigheid. De tallooze scha
keeringen, die de twee hoofdsoorten, het ernstige en het vrooliike, ouder
gaan, moet de vertaler weten bij te houden. Het eenvoudige verhaal, de
fijnstgeslepen en verstgevoerde woordspeling, diepen zin, vlammende
hartstocht; geen staal uit de drie of vier klassen, waarin men de poëzie
wel eens heeft verdeeld, die niet binnen het bestek van een half dozijn
bladzijden te vinden is. Altijd dramatisch; episch voor zoover noodig,
en dikwijls lierisch, stelt de stijl van Shakespeare ongemeen zware eischen
aan iemands veelzijdigheid. De lierische gedeelten, ora de passages zoo te
blijven noemen, waar de aard-zelf van eenig gevoel of eenige hartstocht en de
dramatische toestand, een uitvoerige teekening in klank en beeld verlan
gen, zija de proefstukken voor den vertaler als men naar zijn poëtisch
talent vraagt. Want men moet niet vergeten, dat de tekst van een
tooneelstuk nog maar do cne helft van het dramatisch kunstwerk is: de
vcrtooning is de andere helft. Gehesle brokken, die niets afbeelden dan
de handeling: vclo gesprekken en verhalen moeten aangevuld worden en
bezield door liet spel van ds acteurs, om den begeerden artistieken
indruk te maken. Stukken, die men bij de lectuur wel zou kunnen over
slaan, als de zamenhang daardoor «iet verbroken werd. Gedeelten die
natuurlijk voor den vertaler als gesneden brood zijn; hij heeft er niets
dan eenige technische vaardigheid voor noodig. Als de andere, de moei
lijke fragmenten de lierische zijn, dan zijn dit de epische en dramatische.
Voornamelijk uit llonieo en Julia wil ik een keus van aanhalingen doen
om den lieer Burgersdijk op de vingers to kijken bij zijn behandeling dor
eerste soorten. Het bestek veroorlooft niet anders dan een klein gedeelte
van het groote geheel eenigszins uitvosrig te bespreken.
F. v. d. G.
(liet slot vnn dit artikel is wegens plaatsgebrek uitgesteld tot een
volgend nummer).
INHOUD VAN TIJDSCHRIFTEN.
Aflevering No. C van de Leeswijzer bevat:
Theodor Kiirner (vervolg), door J. Winliei- Pi-las. Overeenkomst rast
Duitsjliland. Moderne Eeinaartstreken, door Di: J. ttolet de Bramoere van Steeland. ?
Het Rijksmuseum. Een brief over Bilderdvjk. Fraaie letteren: Mevr. Conrt.
mans-Berehmans, l'oza van den Boschkant, door F. A. Suis. Christino Mul'er,
Lief en Leed vut eono kleine wereld. Kunsten: Catalogus der schilderijen van
het Rijksmuseum. Wetenschappen: Mr. J. W. Spin, Oudere Tijdgenooten, II
(Prof. Vreede). J. van TYulfon, Sprekende Letterbeelden, door J. Geluk. De
Natuur". Feuilleton: Yictor Hugo in Nederland. Berichten: Aanstaande Uitgaven.
Biografisch Woordenboek. De Dageraad". Standbeeld vooi Eéranger.
E. ello f. Lydia Dolgorouclü. Pauline Luoca. Inhoud van Tijdschriften.
Portefeuille, 25 Juli.
Mi: II. Viotln, Wagneriana von Eratnorieh Kaatnor. ??. Potjes, do Concerten der
Antwerpsche Toonknnstenaars-vereeniging op de Wereldtentoonstelling. Tentoon
stelling der Schilderijen van David Bies. Het 'concours van de Quellinus-school.
Les deux soeurs, Tentoonstelling in de Kunstzaal van het Panorama. Frans
Keisclifi; Fransche Tijdschriften. Association Internationale Littéraire te Artiatique.
De Theodora van Sardou. Eene Parodie op Theodora. Twee Sonnetten
van Civia,
Spectator, l Augustus.
Berichten en mededeelingen. De zolderbsschildering te Alkmaar. Eene statis
tieke bijdrage tot de kennis van het voor-Eomeinsche tijdperk in de Nederlander.,
door dr. C. Leemans. Een nieuw-nederlandeehe Eeinaert, door Floretisle'n. Da
tricycle, door mej. F. J. ma Uildriks. Zonsopgang aan de zeekust, oorP.A.Sl.
Boele fait Henslroeï.: Pluksel,
Nieuwe uitgaven in Nederland:
Herbert Freij. De gevolgen van een gril ??...???., » .,/' 1.75
F1. O. znr Linden, Melchior Hotoann, ein Propliet der Wiedeiiiiufer. . . , 2.50
Ouïda. Een regenachtige Junitnaand, , , t , , , ??.?»., O.HO