Historisch Archief 1877-1940
^Jge^y
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
11
voéfbobfó m de band, terwijl zij strak voor zich keek, alsof zij
;i> ' L ' A#0 ia het gelaat zag, «zijn lach klonk zoo helder, bij kon zoo
'?£:, ardig glimlachen, bij had zoo'n lieve stem, en dan, bij had zoo
',\S «^er hulp van noode." Toen gevoelde zij, hoezeer zij eigenlijk
r t zichzelven tegensprak, en terwijl zij daardoor een kleur kreeg,
zag zij jnij glimlachend aan en liet er op volgen: slleb mede»
jden met mij, ik bamin hem."
Dit is voor eene vrouw eene voldoende verklaring en daarin
vindt zij de grootste vrijspraak.
«Geloof echter niet," ging de Gravin voort met vernieuwde
opgewondenheid, »dat ik zoo spreek, gedreven door een lage
jaloezie. Ik begrijp zeer goed wat ik van de toekomst te ver
vrachten heb, als ik mij nu zwak toon en in dit opzicht toegeef.
Hij kan mij niet zoo terstond vergeten, en ik heb genoeg voor
; s Jhem gedaan, om hem dés te sterker naar mij te doen verlangen,
hb&^rerder ik van hem verwijderd ben. Ik vrees den strijd niet,
tegen «ien het ook zijl maar zij met wie hij zich wil verbinden,
zou daarSaqr ongelukkig worden. Kleine hatelijkheden, giftige
opstokerij en* jaloersche vergelijkingen zouden niet kunnen uit
blijven; zij zal mij haten en hem met tranen trachten te
over? winnen; de strijd zal nog eens en nog veel heviger ontbranden,
en hij zal lusschen ons moeten kiezen, maar dan onder veel
bezwarender omstandigheden en onder veel grootere verplichtingen....
Ge zult zeggen, dat ik mij moest terugtrekken, zijn trouwlooze
baad in de hare leggen, hen zegenen en niets meer begeeren dan
voor hem te zijn een hulp in aood! Dat zou edel zijn, zóó
iets mijner waardig!! Het valt zoo makkelijk om over opoffering
te spreken voor die voorrechten, die een kalm huwelijksgeluk
smaken! Maar het ware wezen der liefde wordt niet gekend door
?hen, die hare grootheid meenen te vinden in opoffering, zij
fcennen die liefde niet, die voldoening verlangt en geen vernieti
ging, genot voor zich zelven en geen ontbering!"
Sprakeloos luisterde ik naar die uitbarsting van gloeienden harts
tocht, die niemand vermoed zou hebben, noch gezocht, achter dit
uiterlijk vol elegante bevalligheid, van de zich zoo steeds gelijk
blowende, vrouw van de wereld.
>Weet hij dan, dat ge hem bemint?' vroeg ik haar eindelijk.
»Neen", antwoordde zij, en schudde treurig het hoofd, terwijl
op nieuw hare tranen begonnen te vloeien toen zij er aan dacht
hoe zij miskend "vveïd, en hoe ongevoelig hij zich had getoond.
»Maar dan meet het i.sm gezegd worden", meende ik te
moeaanraden. Bijv die woorden keek de Gravin op.
»Wie zou hem zoo -iets zeggen?" vroeg zij.
u-Gij" zelve!"
»Dat ik hem bemin?"
sxBat ge hem bemint, en hoezeer ge hem bemint!"
Door die gedachte werd zij als bezield met nieuwe kracht en
zij herstelde zich van de moedeloosheid der overstelpende smart.
Het deed er nu niets meer toe of zij wat langer den schijn kon
bewaren, het kwam er nu niet meer op aan, om tot iederen
fsijs hare vrouwelijke waardigheid in al haar omvang te handha
ven, het gold nu de laatste wanhopige poging om rust en geluk
voor zich te redden en te behouden.
Doch het was noodig, dat wat gedaan moest worden spoedig
gebeurde, want door eiken dag van uitstel zou de nieuwe verbin
tenis des te moeiélijker weer te verbreken zijn. Zij schreef hem
dus in hetzelfde uur nog eenige regelen, waarin zij hem bij zich
ontbood op een tijd wanneer hij toch gewoon was bij haar te
komen.
Zij verlangde-dat ik hun onderhoud zou bijwonen. Dat verzoek
was voor mij iets onbegrijpelijks in eene vrouw met zoo veel
Savoir vivce, maar het kwam mij voor j alsof zij het deed, om zich
zelve moed in te boezemen.
Het was-toen voor het eerst, zoo lang Marwitz met de gravin
ia kennis was geweest, dat hij zich deed wachten! Twee volle
uren bleven wij op hem wachten, en ik geef er u de verzekering
van, dat het twee zeer pijnlijke uren waren. Telkens als Laura
?meende iemanU te hooren komen, sprong zij onthutst op, en bij
ieder rijtuig dat voorbij reed, vloog zij naar het venster. In dien
tusschentijd vroeg zij mij, wat zij tegen hem zeggen moest? Wij
redeneerden daarover lang en breed, en wij konden tot geen
ander- resultaat'kooien, dan dat het beste was dat zij openhartig
aan hem hare bekentenis moest afleggen. Wij kwamen daarna
overeen in welke-bewoordingen dit zou moeten geschieden. Laura
ju-entte zich die goed in het geheugen, en bereidde zich voor
alsof zij een rol moest vervullen.
Eindelgk kwam men den baron aanmelden; d& gravin werd
doodsbleek, terwijl daarentegen baron Marwitz met het gelukkigste
gelaat de kamer inkwam. Hij had het fijne blonde haar, tot kleine
dikke krullen doen branden, droeg een tuiltje viooltjes in het
knoopsgat; en verspreidde tevens een zeer doordringende geur
van een mode-parfumerie om zich heen. Oprecht gesproken, zag
bij er in mijne oogen zeer onbeduidend uit, maar de gravin
vond, zooals zij mij later bekende, dat hij haar meer dan ooit
den Apollo van Belvédère in herinnering had gebracht.
Zijne verliefdheid was intusschen een en al gloed geworden,
en hij zag in zijne aanstaande het evenbeeld van alle aardsche
volkomenheid. Zoo gaat het altijd, 't is de oude geschiedenis!
De wittebroodsweken voorspellen zooveel heil en gelukzaligheid,
dat zonder zulk vooruitzicht menig engagement wei weder ver
broken zou worden!
Alles wat de gravin hem gezegd had, van haar tegenzin in de
voorgenomene verbintenis, scheen hij reeds totaal vergeten te
hebben.
»Wensch mij geluk met het eerste kusje!" begon hij met een
honingzoete stem. Het klonk onuitstaanbaar dwaas en lomp.
Wij zagen elkaar stilzwijgend aan; Laura en ik schenen op
dit oogenblik denzelfden indruk te verkrijgen, en wel de vaste
overtuiging dat er in de verste verte niet aan te denken viel, om
met de bekentenis van eene ongelukkige liefde een man te over
vallen, die zooals hij daar stond, opgetogen door de gedachte aan
al zijn geluk stralend door gezondheid, maar niet minder
door verregaande ingenomenheid met zich zelven.
Toch kon zelfs hem niet ontgaan welk een pijnlijken indruk
bij op ons beiden maakte, want hij sloeg de oogen neer, en
herinnerde zich op eens in welken toestand hij zich hier eigen
lijk bevond.
»Ge hebt mij doen ontbieden, gravin," begon hij langzaam.
De gravin knikte toestemmend, en hare lippen beefden ondanks
onze afspraak maak ik mij gereed om mij te verwijderen, maar
dadelijk zei zij met een zeer smeekenden blik, »a!s ik u ver
zoeken mag, blijf hier."
Ik ging weer zitten. Laura stond, met eenige moeite, van
haar slosl op, en leunde met de armen, als om niet te wankelen,
op den rug van een stoel, die vlak tegenover den baron ge
plaatst was.
(Slot volgt.)
SCHAAKSPEL.
. ~??»??^» ???^i
No. 82.
Van JOH. DOBRUSKY, te Praag.
fflet doa BoÊtwerk-prija in het tornooi -der Nationaal tidende,
te Kopenhagen ia 1885.
ZWART.
WIT.
Wit speelt foor en geeft in 3 zettsn mat,
(Wit 6 en Zwart 10 met K. D 4).
OPLOSSING VAN SCHAAKPROBLEE M No,
G 3 nt P 2 (a
&d libitua»
30.
2
3
Dame H 3 fijnl
£ 3 nt F 2
1 3 .D 2 «nat.
a
G 3 - G 2
Ad iibitum
(b
E 3 P <f
P d. D 2 of E 5 mat.
(b)
l ..... Pion O 7 nt D 6
Z E 6 nt D 5 f Wat zwart wil
3 Dame E 6 of O 8 mat.
(c)
.....
2 Eb. nt T t
3 Dame E 6 mat.
W)
(a
Pion C 6 O 5 W
K nt En.
. . » . .
2 Oame ut H 7
S Dame of Paard zet mat,
(e)
G 8 H 7 («
Willekeurig,
Paard speelt»