Historisch Archief 1877-1940
J» <*
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOH NEDERLAND.
je boet nu al achter de Bchniae deur gebracht of koken ze er te huis
aardappelen ia?"
Des nachts heb ik op ontzettende wyze gedroomd: ik zag scharen
hoonlachende duivels die het er op toelegden om m\j mijn hoed te ont
rukken; ik eag Gonne wandelen met Piet van Manen-dien zij vroeger
niet lijden tnocht en ik hoorde hoe die beiden m\j bespotten; ik zag hoe
mijn hoed een menschelijk gelaat aannam dat mij toegrijnsde en sprak:
ik heb je eerst tot een beer gemankt, gorg nn dat je goed op mij past,
want anders......"
Toen werd ik, badende in angstzweet, wakker en 't eerste voorwerp
waar mijne blikken op vielen, toen ik de oogen opsloeg, was het, door
den .huisvriend zoo danig verfonfnaid hoofddeksel.
Zie, dat is na de ware en treurige historie van mijn boei!"
DE TENTOONSTELLING TE ANTWEËPEN.
II.
'Wij trokken naar Brussel.
Wie in onze touristen-eeuw weet niet, dat men van Antwerpen
in n uur naar België's hoofdstad * poort, wie al heeft hij van ons
vaderland noch het Noorden, noch het Zuiden gezien kent Brussel niet?
Eerlijkheidshalve moet worden getuigd, dat men in den vreemde beter
is ingericht om reizigers te ontvangen dan tusschen de Louwerzee en de
Schelde, 't Is waar, de handigheid om fooitjes te innon kennen ook de
Hollanders volkomen, doch de kunst om het den vreemdeling aangenaam
en gemakkelijk U maken, «tyn zij oog altijd niet deelachtig. Op den
terugreis verlieten wij omstreeks half tien Brussel, spoorden onafgebroken
door en Arriveerden op een snikheeten Julidag, bestoven en half gestoofd,
tegen twee uur aan het station Maliebaan" te Utrecht. Het eerst wat
wij vroegen was water, zeep en handdoeken, doch te vergeefs; men ver
wees ons naar elders; in een welbekend koffiehuis in de Maliehaan was
weer onze eerste vraag om water en een borstel, 't Is hier geen
lozeInent", werd ons toegevoegd, en toen wij eindelijk iets hadden gevonden,
dat op een restaurant geleek en waar wij een lampetkom en een hand'
doek meester werden, had men ons bijna die onmisbare zaken weder af
genomen, uit louter boosheid, dat wij er nog zeep bij eischten.
Waftrlgk in Brussel behoeft men voor zulke ervaringen niet beducht te
zijn: restaurants genoeg, hotels bij de vleet en goede ook, en schoon vele
bezoekers van de tentoonstelling te Antwerpen, to Brussel een dak zoe
ken, doet men het in de hoofdstad gelukkig nog zouder ijemeente-comileit t
Toen Mama weer het Park had gezien en de lucht in liet Bols de la
Cantbre had opgesnoven, wist zij van geen terugkoeren; ik trok den vol
genden morgei) alleen naar Antwerpen terug.
Goddank!
Eon tentoonstelling moet men alleen zien; men moet alleen kunnen
rondboemelen; stilstaan naar men verkiest; rusten, wanneer raen daartoe
lust gevoelt; heengaan, als de verveling dreigt of de onderdanen zulks
c.'fijheir.
Wat heb ik ze beklaagd, die kleinen, daar bij twee-, driehonderd te gelijk
- twee aan twee, achter elkaar, door onderwijzers of onderwijzeressen wer
den rondgevoerd. 't Is een aardig denkbeeld, ook het jongere geslacht van
de tentoonstelling to doen genieten, doch welk een vermoeiende wande
ling. Eerst de doorgang, dan de hollandsche afdeeling, even in Luxem
burg niet stilstaan Engeland in drie op-en neerhalen, terloops door
Canada en doormarcheeren, als je blieft" zoo r.aar Duitsclilond.
Een plek Wordt voor de kleinen zorgvuldig vermeden: 't ia een hoekje
Van Frankrijk, waar aan de eene zijde doodkisten worden geëxposeerd en
aan den anderen kant een groote glazen kast prijkt met de trouwste,
doch dan ook walgelijkste afbeeldingen van allerlei lichaamsdeelen der
laders en lijderessen aan die vreeselijke ziekte, welke men liefst niet bij
haar naam noemt
Verbeeldt u: eene tentoonstelling van doodkisten. Zeer terecht huldjgt
eene exposition internationale" het elck wat wils", en dat de societ
Cockerill" hier, evenals Krnpp in 1833 te Amsterdam, allerlei moordtuigen
wil doen bewonderen of dat Denemarken zijn weinig interessante afdeeling
o. 6. ook tuit met puntgranaten is te begrepen en te vergeven, doch dat
men te Antwerpen eóó liberaal was, om zulke wasafgietsels die alleen
in een cabine t particulier van een anatomisch museum benooren toe
te laten, ia m\j onbegrijpelijk.
Wil men een kleine keurige afdeeling zien, zoo ga men naar de
Oostenryksche. Kan men in Duitschland" Makart-bouquetten bewonderen en
het prachtige paviljoen van Yogt uit Berlijn aanschouwen, de Wiener
kunstgewerbe Verein" wist de meeste luxe in een klein bestek te vereenigen,
en hoe mij de meubels uit Frankrijk deden watertanden, de groote ver
zameling van piano's uit de fabrieken van Pleyel, Erard, etc., etc. mij al
evenzeer lokte als de geïmiteerde oude wapens uit Italië, de fijne bronzen
beeldjes uit Rusland en de lichte rijtuigjes uit Canada, het aangenaamste
werd ik gestemd binnen de afgesloten ruimte, waar ik het woord Aittriche las.
Elck wat wils!" Aan de noordzijde een groote concertzaal, aan den
Ettidkont het paviljoen van de Pers, met keurige gobelins uit Gent door
Lefevre geschilderd, waar men schier alle kranten der wereld vindt;
rechte van den hoofdingang da exposition tnaritime", links de tentoon
stelling van het Roode Kruis", waar de Haagsche afdeeling bij lange na
niet slecht vertegenwoordigd is.
Ik kan mij begrijpen, dat op de plek, Waar voor een tiental jaren de
Citadel tan Antwerpen werd afgebroken, een zoo volledige tentoonstel
ling van het Roode Kruis" op haar plaats is; hoe men het echter heeft
gewaagd om met de beschikbare gegevens het kleine hoekje van het
bastin da batelage" met den naam van maritime afdeeiing te doopen,
ia imj onverklaarbaar.
Een vurig vaderlander, die Belgiënog nooit de dagen van '30 en '31
beeft kunnen vergeven, vroeg mij spottend of die paar schuitjes met dat
kijkspel, waarin men een voorhistorische boom van vijftig duizend kilo
gram kan aanschouwen, een beeld moest vormen vau België'* marine.
Welk eene mislukte hateljjkheid, nochtans begrijpelijk in oen
metalenkruis-ridder. Keen, waarlijk, het jonge koninkrijk is niet te beklagen,
dat het geene marine heeft te onderhouden, die 'a jaarlijks millioenen
verslindt en per slot van rekening doch ik wil op mijne beurt
niet hatelijk worden. Mist Belgiëeene zeemacht van eenige beteekenis,
kan het op geene heldendaden ter zee wijzen; wie een oogenblik op da
kade te Antwerpen" heeft vertoeft, weet wat onze zuidelijke buren van
de zee weten te halen.
Heeft Napoleon de Groote een zienersblik gehad, toen hij Antwerpen
tot de eerste westelijke havenstad promoveerde? Daar liggen nog de
beide bassins door hem gesticht; wel zijn zij klein in vergelijking van da
nieuwere, en wat beteekenen die laatste weer vergeleken bij de kadewerken,
die den rechter Scheldeoever omzoomen, doch op Napoleons bevel was
was schier onbewust de stoot gegeven, n wellicht is de dag niet
verre meer, dat Antwerpen weer de plaats zal innemen, die het in de gouden
eeuw van Karcl V bekleedde. Schatten bij schatten zon aan die oever»
werken besteed, doch aanschouwt ze dan ook, eiet dan eens die kolossale
hangers, en vraagt dan . . . och waarom hier herhaald wat het heerlijk»
riviergezicht van Antwerpen te denken geeft, de cijfers spreken maar al
to vaak en te luide.
Heeft de natuur de Scheldestad rijk gezegend daar aan den rechter
oever van de rivier staat zelfs bij ebbe nog acht meter water- er wordt
gewerkt en hard gewerkt De tijden zijn slecht, heet het overal en niet
het minst ook in België, doch wat ik er zag en hoorde, doet mij niet
erg vreezen, dat de druk der tijden onze Vlaamsche broeders zal ont
moedigen.
Zou wellicht het geloof in de toekomst van het Congo-rijk weer nieu*
wen moed schenken. Ik weet het niet, doch het viel mij op, dat ik ia
Belgiëzoo weinig over dezen nieuwen Afrikaanschen staat hoorde spreken,
en dat nog wel terwijl een der Congo-potentaten zich in Belgiëophield.
Ik had het genoegen Zijne zwarte Majesteit in de cathedraal te ont
moeten, waar hij, met zijn gevolg van eenige dames en heeren, die de ko«
ninkliike waardigheid zooveel mogelijk au sérieux namen, met een ctiar
a lancs was heengevoerd. Ongunstig was de indruk, die men van dezen
neger kreeg, volstrekt niet; het vorstelijk personage was wel wat heel
zwart en zyn gevolg een beetje vreemd toegetakeld, doch houding en
blik verrieden, dat men in Afrika hoogstwaarschijnlijk met dergelijke po
tentaten rekening zal moeten houden.
Welken indruk deze Afrikaan wel van zulk eene cathedraal medebrengt;
ik xvil hopen, dat^zij beter is dan de mijne. Ik voor mjj vind het denk
beeld om een kerk tot een kijkspel tegen entree te verlagen, al zeer
stootend. In de Sainte-Gudule te Brussel moest ik hoogst onaangename
woorden wisselen met den Suisse", die met een air alsof hij kon zeggen:
la calhédrale c'est »noi" mij wilde beletten om met een Baedeker gewa
pend het gebouw in oogenschouw te nemen op een uur, dat zulks kos
teloos kon geschieden; na twaalven kon ik terugkomen, ft raison van een
franc wel te weten. Te Antwerpen geeft men liefsttoegangskaarten tegen
een bepaalden prijs en om u daarbij het denkbeeld aan een bedehuis
zooveel mogelijk te ontnemen, vindt men op een groot bord naast de kerk
en in de kerk zelve groote aanplakbiljetten met reusachtige letters, waarbij
al gold het een huis van vermaak prachtige missen werden aangekon
digd, allerlei bedevaarten werden opgesomd, extra-treinen werden Vermeld
en de prijzen der aflaten zijn bepaald. Ik zal volstrekt niet ontkennen,
dat de toegangsprijs te hoog is, ik weet zeer goed dat het schier overal
bij beroemde kerken plaats heeft, doch ik vind het geheel in strijd met
het karakter en da waardigheid van een christen-tempel.
Doch ik was gegaan om de tentoonstelling te zien, ik had mij niet ta
ergeren aan dergelijke money-makers-manoeuvrea en is eigenlijk die geheela
tentoonstelling iets anders dan een middel om geld te slaan ? Een franc b
den ingang, een franc bij de venetiaansche glasblazerij, een franc voor den
ascenseur, hier een franc, daar twee, drie, vier en ten plotte nog een franc
voor de schilderijen afdeelingen.
Die laatste franc heb ik mij bespaard, naar ik verneem tot mijn schade
en schande, doch helaas, de machine-galerij had mij zooveel tijd gekost,
dat ik voor de afdeeling schoone kunsten te vermoeid was en bij slot
van rekening geen tijd had.
Nu ik goed en wel thuis zit, beklaag ik mg daarover, doch bij veel
bekende zaken (ik noem hier de fabriek vau de Nayer, de machinale
vervaardiging van draadnagels, schroeven en zooveel andere dingen) vond
ik in de machine-hal zooveel nieuws en interessants, dat ondanks het
onophoudelijk gegons en gestamp van allerlei werktuigen en de benauwde
olielucht, de tijd was omgevlogen.
We retourneeren morgen," luidde mama's dagorder en wij keerden
terug, en toen ik daarna [mijn goeden vader ontmoette, die in dien tusschen»
tijd heel kalmpjes den Rhijn had bezocht en ik hem mijne indrukken
had medegedeeld, was zijn oordeel: hoor eens, !ik heb sinds de Londensche
alle mogelijke wereldtentoonstellingen in Europa bezocht, de een was
interressanter dan de andere, veel valt er te leeren, doch de hemel beware
oiis na de eerste jaren voor een nieuwe expositie.
N, F. A. B.
BRIEVENBUS.
Oen Heer A.QUAEIU3,
Bezadigd professor in de kunst-criüek.
ffoopGéleerde
Het zij mij vergund, Heer Professor, TI mijn havtelijken en weigemeenden dank
ta betuigen voor het afdoend bewijs, dat Gjj geleverd hebt op de stelling door mij
ia den Militairen Gids nedergeschreven.
Sinds Gij toch Uw lezers op een beschrijving van mijn doen en laten onthaalt
en bijna twee kolommen druka over mijn weinig belangwekkende persoonlijkheid
volschrijft, zal er wel niemand meer gevonden worden, die durft bewerea, dat Qij
overvloed van stof hebt.
Ik had werkelijk niet mogen hopen in U zoo trouw een bondsenoot te vinden,