De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 9 augustus pagina 13

9 augustus 1885 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

J» <* DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOH NEDERLAND. je boet nu al achter de Bchniae deur gebracht of koken ze er te huis aardappelen ia?" Des nachts heb ik op ontzettende wyze gedroomd: ik zag scharen hoonlachende duivels die het er op toelegden om m\j mijn hoed te ont rukken; ik eag Gonne wandelen met Piet van Manen-dien zij vroeger niet lijden tnocht en ik hoorde hoe die beiden m\j bespotten; ik zag hoe mijn hoed een menschelijk gelaat aannam dat mij toegrijnsde en sprak: ik heb je eerst tot een beer gemankt, gorg nn dat je goed op mij past, want anders......" Toen werd ik, badende in angstzweet, wakker en 't eerste voorwerp waar mijne blikken op vielen, toen ik de oogen opsloeg, was het, door den .huisvriend zoo danig verfonfnaid hoofddeksel. Zie, dat is na de ware en treurige historie van mijn boei!" DE TENTOONSTELLING TE ANTWEËPEN. II. 'Wij trokken naar Brussel. Wie in onze touristen-eeuw weet niet, dat men van Antwerpen in n uur naar België's hoofdstad * poort, wie al heeft hij van ons vaderland noch het Noorden, noch het Zuiden gezien kent Brussel niet? Eerlijkheidshalve moet worden getuigd, dat men in den vreemde beter is ingericht om reizigers te ontvangen dan tusschen de Louwerzee en de Schelde, 't Is waar, de handigheid om fooitjes te innon kennen ook de Hollanders volkomen, doch de kunst om het den vreemdeling aangenaam en gemakkelijk U maken, «tyn zij oog altijd niet deelachtig. Op den terugreis verlieten wij omstreeks half tien Brussel, spoorden onafgebroken door en Arriveerden op een snikheeten Julidag, bestoven en half gestoofd, tegen twee uur aan het station Maliebaan" te Utrecht. Het eerst wat wij vroegen was water, zeep en handdoeken, doch te vergeefs; men ver wees ons naar elders; in een welbekend koffiehuis in de Maliehaan was weer onze eerste vraag om water en een borstel, 't Is hier geen lozeInent", werd ons toegevoegd, en toen wij eindelijk iets hadden gevonden, dat op een restaurant geleek en waar wij een lampetkom en een hand' doek meester werden, had men ons bijna die onmisbare zaken weder af genomen, uit louter boosheid, dat wij er nog zeep bij eischten. Waftrlgk in Brussel behoeft men voor zulke ervaringen niet beducht te zijn: restaurants genoeg, hotels bij de vleet en goede ook, en schoon vele bezoekers van de tentoonstelling te Antwerpen, to Brussel een dak zoe ken, doet men het in de hoofdstad gelukkig nog zouder ijemeente-comileit t Toen Mama weer het Park had gezien en de lucht in liet Bols de la Cantbre had opgesnoven, wist zij van geen terugkoeren; ik trok den vol genden morgei) alleen naar Antwerpen terug. Goddank! Eon tentoonstelling moet men alleen zien; men moet alleen kunnen rondboemelen; stilstaan naar men verkiest; rusten, wanneer raen daartoe lust gevoelt; heengaan, als de verveling dreigt of de onderdanen zulks c.'fijheir. Wat heb ik ze beklaagd, die kleinen, daar bij twee-, driehonderd te gelijk - twee aan twee, achter elkaar, door onderwijzers of onderwijzeressen wer den rondgevoerd. 't Is een aardig denkbeeld, ook het jongere geslacht van de tentoonstelling to doen genieten, doch welk een vermoeiende wande ling. Eerst de doorgang, dan de hollandsche afdeeling, even in Luxem burg niet stilstaan Engeland in drie op-en neerhalen, terloops door Canada en doormarcheeren, als je blieft" zoo r.aar Duitsclilond. Een plek Wordt voor de kleinen zorgvuldig vermeden: 't ia een hoekje Van Frankrijk, waar aan de eene zijde doodkisten worden geëxposeerd en aan den anderen kant een groote glazen kast prijkt met de trouwste, doch dan ook walgelijkste afbeeldingen van allerlei lichaamsdeelen der laders en lijderessen aan die vreeselijke ziekte, welke men liefst niet bij haar naam noemt Verbeeldt u: eene tentoonstelling van doodkisten. Zeer terecht huldjgt eene exposition internationale" het elck wat wils", en dat de societ Cockerill" hier, evenals Krnpp in 1833 te Amsterdam, allerlei moordtuigen wil doen bewonderen of dat Denemarken zijn weinig interessante afdeeling o. 6. ook tuit met puntgranaten is te begrepen en te vergeven, doch dat men te Antwerpen eóó liberaal was, om zulke wasafgietsels die alleen in een cabine t particulier van een anatomisch museum benooren toe te laten, ia m\j onbegrijpelijk. Wil men een kleine keurige afdeeling zien, zoo ga men naar de Oostenryksche. Kan men in Duitschland" Makart-bouquetten bewonderen en het prachtige paviljoen van Yogt uit Berlijn aanschouwen, de Wiener kunstgewerbe Verein" wist de meeste luxe in een klein bestek te vereenigen, en hoe mij de meubels uit Frankrijk deden watertanden, de groote ver zameling van piano's uit de fabrieken van Pleyel, Erard, etc., etc. mij al evenzeer lokte als de geïmiteerde oude wapens uit Italië, de fijne bronzen beeldjes uit Rusland en de lichte rijtuigjes uit Canada, het aangenaamste werd ik gestemd binnen de afgesloten ruimte, waar ik het woord Aittriche las. Elck wat wils!" Aan de noordzijde een groote concertzaal, aan den Ettidkont het paviljoen van de Pers, met keurige gobelins uit Gent door Lefevre geschilderd, waar men schier alle kranten der wereld vindt; rechte van den hoofdingang da exposition tnaritime", links de tentoon stelling van het Roode Kruis", waar de Haagsche afdeeling bij lange na niet slecht vertegenwoordigd is. Ik kan mij begrijpen, dat op de plek, Waar voor een tiental jaren de Citadel tan Antwerpen werd afgebroken, een zoo volledige tentoonstel ling van het Roode Kruis" op haar plaats is; hoe men het echter heeft gewaagd om met de beschikbare gegevens het kleine hoekje van het bastin da batelage" met den naam van maritime afdeeiing te doopen, ia imj onverklaarbaar. Een vurig vaderlander, die Belgiënog nooit de dagen van '30 en '31 beeft kunnen vergeven, vroeg mij spottend of die paar schuitjes met dat kijkspel, waarin men een voorhistorische boom van vijftig duizend kilo gram kan aanschouwen, een beeld moest vormen vau België'* marine. Welk eene mislukte hateljjkheid, nochtans begrijpelijk in oen metalenkruis-ridder. Keen, waarlijk, het jonge koninkrijk is niet te beklagen, dat het geene marine heeft te onderhouden, die 'a jaarlijks millioenen verslindt en per slot van rekening doch ik wil op mijne beurt niet hatelijk worden. Mist Belgiëeene zeemacht van eenige beteekenis, kan het op geene heldendaden ter zee wijzen; wie een oogenblik op da kade te Antwerpen" heeft vertoeft, weet wat onze zuidelijke buren van de zee weten te halen. Heeft Napoleon de Groote een zienersblik gehad, toen hij Antwerpen tot de eerste westelijke havenstad promoveerde? Daar liggen nog de beide bassins door hem gesticht; wel zijn zij klein in vergelijking van da nieuwere, en wat beteekenen die laatste weer vergeleken bij de kadewerken, die den rechter Scheldeoever omzoomen, doch op Napoleons bevel was was schier onbewust de stoot gegeven, n wellicht is de dag niet verre meer, dat Antwerpen weer de plaats zal innemen, die het in de gouden eeuw van Karcl V bekleedde. Schatten bij schatten zon aan die oever» werken besteed, doch aanschouwt ze dan ook, eiet dan eens die kolossale hangers, en vraagt dan . . . och waarom hier herhaald wat het heerlijk» riviergezicht van Antwerpen te denken geeft, de cijfers spreken maar al to vaak en te luide. Heeft de natuur de Scheldestad rijk gezegend daar aan den rechter oever van de rivier staat zelfs bij ebbe nog acht meter water- er wordt gewerkt en hard gewerkt De tijden zijn slecht, heet het overal en niet het minst ook in België, doch wat ik er zag en hoorde, doet mij niet erg vreezen, dat de druk der tijden onze Vlaamsche broeders zal ont moedigen. Zou wellicht het geloof in de toekomst van het Congo-rijk weer nieu* wen moed schenken. Ik weet het niet, doch het viel mij op, dat ik ia Belgiëzoo weinig over dezen nieuwen Afrikaanschen staat hoorde spreken, en dat nog wel terwijl een der Congo-potentaten zich in Belgiëophield. Ik had het genoegen Zijne zwarte Majesteit in de cathedraal te ont moeten, waar hij, met zijn gevolg van eenige dames en heeren, die de ko« ninkliike waardigheid zooveel mogelijk au sérieux namen, met een ctiar a lancs was heengevoerd. Ongunstig was de indruk, die men van dezen neger kreeg, volstrekt niet; het vorstelijk personage was wel wat heel zwart en zyn gevolg een beetje vreemd toegetakeld, doch houding en blik verrieden, dat men in Afrika hoogstwaarschijnlijk met dergelijke po tentaten rekening zal moeten houden. Welken indruk deze Afrikaan wel van zulk eene cathedraal medebrengt; ik xvil hopen, dat^zij beter is dan de mijne. Ik voor mjj vind het denk beeld om een kerk tot een kijkspel tegen entree te verlagen, al zeer stootend. In de Sainte-Gudule te Brussel moest ik hoogst onaangename woorden wisselen met den Suisse", die met een air alsof hij kon zeggen: la calhédrale c'est »noi" mij wilde beletten om met een Baedeker gewa pend het gebouw in oogenschouw te nemen op een uur, dat zulks kos teloos kon geschieden; na twaalven kon ik terugkomen, ft raison van een franc wel te weten. Te Antwerpen geeft men liefsttoegangskaarten tegen een bepaalden prijs en om u daarbij het denkbeeld aan een bedehuis zooveel mogelijk te ontnemen, vindt men op een groot bord naast de kerk en in de kerk zelve groote aanplakbiljetten met reusachtige letters, waarbij al gold het een huis van vermaak prachtige missen werden aangekon digd, allerlei bedevaarten werden opgesomd, extra-treinen werden Vermeld en de prijzen der aflaten zijn bepaald. Ik zal volstrekt niet ontkennen, dat de toegangsprijs te hoog is, ik weet zeer goed dat het schier overal bij beroemde kerken plaats heeft, doch ik vind het geheel in strijd met het karakter en da waardigheid van een christen-tempel. Doch ik was gegaan om de tentoonstelling te zien, ik had mij niet ta ergeren aan dergelijke money-makers-manoeuvrea en is eigenlijk die geheela tentoonstelling iets anders dan een middel om geld te slaan ? Een franc b den ingang, een franc bij de venetiaansche glasblazerij, een franc voor den ascenseur, hier een franc, daar twee, drie, vier en ten plotte nog een franc voor de schilderijen afdeelingen. Die laatste franc heb ik mij bespaard, naar ik verneem tot mijn schade en schande, doch helaas, de machine-galerij had mij zooveel tijd gekost, dat ik voor de afdeeling schoone kunsten te vermoeid was en bij slot van rekening geen tijd had. Nu ik goed en wel thuis zit, beklaag ik mg daarover, doch bij veel bekende zaken (ik noem hier de fabriek vau de Nayer, de machinale vervaardiging van draadnagels, schroeven en zooveel andere dingen) vond ik in de machine-hal zooveel nieuws en interessants, dat ondanks het onophoudelijk gegons en gestamp van allerlei werktuigen en de benauwde olielucht, de tijd was omgevlogen. We retourneeren morgen," luidde mama's dagorder en wij keerden terug, en toen ik daarna [mijn goeden vader ontmoette, die in dien tusschen» tijd heel kalmpjes den Rhijn had bezocht en ik hem mijne indrukken had medegedeeld, was zijn oordeel: hoor eens, !ik heb sinds de Londensche alle mogelijke wereldtentoonstellingen in Europa bezocht, de een was interressanter dan de andere, veel valt er te leeren, doch de hemel beware oiis na de eerste jaren voor een nieuwe expositie. N, F. A. B. BRIEVENBUS. Oen Heer A.QUAEIU3, Bezadigd professor in de kunst-criüek. ffoopGéleerde Het zij mij vergund, Heer Professor, TI mijn havtelijken en weigemeenden dank ta betuigen voor het afdoend bewijs, dat Gjj geleverd hebt op de stelling door mij ia den Militairen Gids nedergeschreven. Sinds Gij toch Uw lezers op een beschrijving van mijn doen en laten onthaalt en bijna twee kolommen druka over mijn weinig belangwekkende persoonlijkheid volschrijft, zal er wel niemand meer gevonden worden, die durft bewerea, dat Qij overvloed van stof hebt. Ik had werkelijk niet mogen hopen in U zoo trouw een bondsenoot te vinden,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl