De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 9 augustus pagina 4

9 augustus 1885 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

V ;^Vl»*- '' *' i, V**' '< '?< '" , >-Jt\ ; . i.,.. Vjrr 1| '4, ' re**. ,4 " - . '*-. - - .._._ RÜr* j t»MW«j«Mi«K i j i i DE AMSTERDAMMER. WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 424 h V ?f commissarissen, uitvinders van mik een beidensche bepaling. Gelukkig vew hen, dat 26 't niet hoorden en er dus ook niets van voelden. '*t Qflvat toch was, dat we met een paai1 wormen van kinderen zaten .OtteMheèpt" ??«oo drukte mijn vrouw zidh alt die den gelukkigen iMÏfctfcl t a» twaalf jaren nog niet hadden bereikt; en daar onze jnffrbuw" nfctonrtyk 's avonds niet geen machine van duizend paardenkracht zon «ijn thuis te honden, om op de wurmpjes te passen, waren we wel genoodzaakt om 't voorbeeld der arme lui te volgen, en ze mee t« ««ttlen. Het genie mijner vrouw verloochende zich echter ook ditmaal niet! Wimpie, hoe oud ben-je?" Deze vraag gold onzen kleinen logé. Ne gen jaren, mevrouw," antwoordde Wimple. Hij kan heel goed voor twaalf doorgaan," zei mjjn vrouw beslist; en ons Marietje is voor haar acht jaren groot genoeg om ook voor twaalf te passeeren." ''tScheelde weinig of ik was van toorn uit mijn vel gesprongen, maar de eigenaardige bezwaren aan dezen gymnaatisohen toer verbonden, weer hielden me, daargelaten <'nog den niet minder z waren toer van er later wetr in te moeten vlieden, en ik vergenoegde me met de kernachtige verklaring, dat ik me niet verkoos bloot te «tellen aan de vernedering om als een kwajongen door ean bediende aan het hek te worden afgêwwen. Nolens [volens werd dn» het Bosch prijs gegeven en daar ik op mijn beart ook edelmoedig kan z\jn, troostte ik mijn teleurgestelde dames met d» «ten nuchtere al» onweerlegbare opmerking, dat de illuminatie in 't Boich alle jaren ongeveer op 'taelfde neerkwam. 'tb verwonderlijk hoe dames die ontroostbaar schijnen zich weten ta schikken «oodra zo voor een onomstootelijk feit «taan. Dit was hier 't geval en een minuut later stemden ee eenparig met mij in, dat die illumiaatia «igenlijk gezegd, ook altyd maar koekoek n zang" was. Deze Woorden «ijnw«l niet »an tnlj, maar te, drukken mijn moening vrij wel uit. Wat, KlgnhMr, n t* Vertellen van den gedenkwaardigen Zondag op welken onzer gelitfde Koningin haar S5ev«u«en-twintigste jaar heeft vol bracht ? Leaa de couranten na en ge zult zien hoe onze residentie bevlagd, versierd, .geïllumineerd was; welk een drukte er in de straten en op allétrandelwagtfn heeraohte, en hoe 't traditioneel oud wijfje weer een* haar «pianawiel was ontloopen om eich in 't gedrang te mengen. 't Was verbazend. Ook kunt ge in de kranten lezen hoeveel menschen de trama «U spoorwegen op dien dag hebben vervoerd, een statis tiek* vermelding, die altijd in hooge mate mijn belangstelling wekt en w*awchgnltjk ook de uwe. Van dronken lieden heb ik weer niet gehoord, tftt tü« natuurlijk op het vermoeden brengt dat het ras, tengevolge der btaehüge Werking onzer onberispelijke Drankwet, spoorloos is verdwe nen. En ten «lotta kan ik n zeggen, dat de Zwaan in de waterpartij fttffl da Bosehje», als drijvend orkest ingericht en kunstig vervaardigd VU» «en oud» «buit, een zeldzaam beeet was, dat men voor een echte, levende, reusachtige zwaan zou hebben aangezien, namelijk met een weinigj» goeden wil en een slecht gezicht prima qualiteit. En dat pbenoOUMHi wat in Bleohts acht dagen gewrocht. Ge ziet, de wonderen zija nog niet uit de wereld. En wilt ge iets moois hooren, iets eenigs, kom dan luisteren naar de philhattaonianen van professor Ed. Mannstildt, Bilsen's opvolger. Ik houd tte OVertnigd dat ge een waar kunstgenot zult smaken, indien het oneerbiedig whnifelend en pratend publiek, dat den directeur soms weleptekend Ongeduldig het hoofd doet omwonden, u dat niet ten deele belet. Gelukkig hadden mijn dames geen berouw van onzen half gedwongen toeht naar Schevoningen, want 't was eeer druk en vroolijk op 't Kurhaus, ea wat ds kroon opzette; eoowel mijn kleine heuvels als degrootejonge dfcffies konden beurtelings nog eens een toertje meedansen. En *00 liep du» drukke feestdag weer gelukkig ten einde, al had ik heat aanvankelijk ook een weinig donker ingezien en al was ik ook 'eavonda zoo moe als een... hoe noemt men dat beest? Pasquino, KUNST. SCffiLDEKlJ-TEN-TOÖN-STELLÏNGEN. Panoramazaal. Arti. Bat «akkéF Bestuur van het Plantaadje-panorama, bedacht op afwisse ling van kunstgenot, biedt ons, in hare rustige knnstzaal, behalve eenige andere doeken, waaronder twee van het door Jufv. Moes bijgedragene zeer de aandacht trekken, het levensgroote tafereel Les deux sceurs van Chs. Giron, en een fraai portret van den zelfde ter aanschouwing. De ontmoeting der twee zusters: de weelderige gevallene in haar landauer en de huismoeder, met haai" man (uit het volk) en drie kinderen, is alom bekend, door afbeeldingen in tijdschriften, katalogen en fotografie. Wat de kompozitie betreft, had'de schilderij-zelve, op de ware grootte, ons dus niets te leeren. Maar eene aanwinst was het opnemen van den toon der schilderij. De auteur heeft volstrekt niet getracht, door een pikant licht op de vrouw in bet rijtuig te doen vallen, en door over de groepen een warmen zonnetint te spreiden, het klenreifekt van het tafereel te verhoogen. De toon is koel, grjjsachtig, zou men zeggen, zonder dat de schilder in het katachtige vervalt, dat bij sommige fransche (en hollandeche) schilders manier is geworden. De Bohilderjj-zelve weerlegt het bezwaar niet, dat de inspektie der drukken had doen rjjzen. Het tooneel, vóór de Madeleine, is te ondiep. Al die rgtnigen, ruiters en voetgangers kunnen zonder verwarring zich hier niet redden. De schilder heeft o. a. getracht diepte te krijgen, door bet allengs kleiner worden der koppen, die zich in ene achterwaardbche Ijjn met de zwierige hoofdfiguur bevinden. Maar al is de perspektief, wat de verkleining betreft, in orde, al nemen de koppen ook gradueel af in kracht, de diepte die daardoor wordt aangeduid, vindt men elders niet te-rug. Er is, aan de rechter hand, voor dien omnibus, dat rijtuig met twee Dames, dien Heer en Dame te paard, achter die figuren op den voorgrond, geen plaats. De zuilen der kerk komen daartoe te veel naar voren. Anders het onderwerp la aangrijpend, goed uitgedrukt, volkomen duidelijk, harmoniesch in de onderdeelen doorgevoerd (de koetsier der maitresse is slecht gedresseerd: zoo'n koetsier betoont zich 'niet verrast bij zulk tooneel); de teekening is in 't algemeen korrekt (het rgtttig moet al zeer langzaam gaan, dat men de spijlen der wielen zoo goed tellen kan, en dat de hazewind der Dame zoo rustig opkijkt); de toon is als wij boven zeiden. Het stuk is uitnemend geschikt om op kleine schaal te worden uitgevoerd. Vindt men het de moeite waard schilderijen, die onderwerpen ran zoo betrekkelijk gering belang behandelen, levensgroot uit tévoeren, om ze door Europa to laten reizen en het publiek het eigenaardig genoegen te bezorgen met talrijk gezelschap te gelijk het stuk te kunnen zien, dan zal ik mij daarbg neerleggen. Maar wat moet men doen, als zoo'n schil derij weer thuiskomt? In een woonhuis is het niet te plaatsen. In een muzeüm beware de Hemel ons voor de opvulling met een paar honderd zulke kolossale doeken, waarop stoffen behandeld worden, die zoo speci aal zijn. De evenredigheden van een knnsttafereel zijn geen onverschillige zaak. Défabelen van La Fontaine, al zijn het nog zulke meesterstukjens, zijn niet geschikt om op muurvlakten geschreven te worden, met letters van 1/2 meter hoogte. Dat hebben onze meesters der XVIIe Eeuw uitstekend begrepen. Ook de Heer David Bles, van wien een honderdtal kunstwerken in Arti zijn ten-toon-gesteld. De Heer Bles is een kunstenaar, die het de moeite waard rekent een onderwerp te verzinnen, als h$ een 0e»re-schitderij gaat maken. Hij tracht niet, door het nastreven van zekeren genialcn toon, ontslagen te worden van de moeite om een stof te bedenken, en den toeschouwer slechts wat zintuiglijk te voelen, maar ook geestelijk te begrijpen te geven. En toch vervalt hij nooit, zoo als met Hogarth maar al te veel het ge val is, in het zedemeesterlijke, ten koste van het artistischo. Vele ontwerpen heeft de Heer Bles niet gemaakt. Menig-tnaal zijn zijne kompozities aan elkander verwant, en niet zelden heeft hij aan dea wensch der liefhebbers gehoor gegeven om het zelfde onderwerp te repeteeren. In dat geval verkeert zyn geestige Schoenmakerswinkel (57), dat hier drie maal (eens onder den titel De knappe winkeldochter) voorkomt. Belangrijk is het te zien, hoe een onderwerp rijpt bij onzen schilder, wanneer men de Lichte en sware rouw, een uitmuntende studie op de XVIIIe Eeuw (19) vergelijkt bij de schets No. 30. Vrij wat verschil is er in de exemplaren van het Tfoostüare weêuivtjc, ook Lichte vouw genaamd (het kop thee, den rooden officier geschonken), op te merken. Het is een groot genot deze galerij van 's Heeren Bles' voornaamste werken nog eens langs te gaan. Wie had uit No 26 Dame aan hare toilet (1844), jazelfsuitNo4(Famffi8 Haoernilcs) durven voorspellen, dat in den auteur de groote meester zat van No. 19, No. 43, GeJieims correspondentie (te-recht uit de XVIIe E. No. 47, naar de XVIIIe overgebracht), No. 57 (Schoenmakerswinkel), No. 68, OranjeIdanten en Keezen, No. 83, Tafereel uit het jonggelmwde leven, No. 85 LieflieHberijmuziek, No. 90, De officiersweduwe, No. 92, Het namiddag dutje, No. 98, Bi/ de wieg (vereeuwigd door Beets), No. 106 Twee vrien dinnen en cn minnebrief, de hier als schilderij ontbrekende Huisvrienden, het ondeugende en rijke 74 Acht jaar gewacht, het weinig bekende GO (Kinderen der ivcdinve), Grootvaders lievelingsdito, en het boven allen uitschitterende door warm gevoel, goede kompozitie, geestrijke uitdrukking van de stof tot in de onderdeelen: De ledige plaats. Ook dit onderwerp heeft de Heer Bles meermalen moeten behandelen. Wellicht'is er bij een der reproduktiea een exemplaar wat minder glad dan ons No. 8.... tTen passéet des meilleurs. Wat is bijv, ook die aquarel, Dr. Guillotin, zijn valbijl uitleggend, geestig geschetst. Enkele levensgroote portretten komen hier ook voor; waarbij ik 's meesters bevallige dochter (van de (Ten-toon-stelling '83) als kind heb meenen te herkennen. De uitvoerig heid heeft aan de breede opvatting der natuur, bij dezen kunstenaar niet Het is alweer jammer, dat ook hier de werken niet in chronologische orde hebben kunnen hangen. Onlogiesch is natuurlijk de voortkomst van den rijpen kunstenaar uit den tastenden jonkman niet. Zelfs het stuk, dat aan H. K. H. de Groothertogin van Saxen behoort No. 3 en slechts het jaartal 1846 draagt, voorspelt iets van de vlucht, die da kunst dea auteurs nemen zal. Men kan en resumézeggen, dat David Bles, gelijk hij zich hier vertoont, niet alleen bewijst, dat zijn talent in vindingrijkheid allengs heeft aange wonnen; maar dat ook zijn kleur beter, natuurlijker, bezielder geworden is. Maar enkele keeren meent men op de fyzionomiën der XVIIIe Eeuw, ook der mannen, iets van het rood te zien, waar da Dames zich mee verfden. Soms heeft men Bles verweten, in zijn latere stukken, minder fraai geteekend te hebben, vooral wat plooying van stoffen aanging; maar daar zijn hier bewijzen te over, dat luj ook dat deel der kunst meester is. De Hemel schenke den rijk begaafden schilder, in lengte van dagen, nog menige gelegenheid om, beurtelings ons gemoed, onze fantazie, en ons zintuig zoo weldadig aan te doen als niet velen zoo zeer als hij 't vermogen. 27 Juli, 85. Alb. Th, UIT BELGIË. A f braak l 't Is een eigenaardig woord dat woordeke afbraak". Kiliaen, of liever Cornelis van Kiel heeft het nog niet gekend, 't Is dus betrekkelijk nieuw en heeft reeds eene tweevoudige bateekenis gekregen, lo. de handeling van afbreken, 2o. de puinhoopen die door 't afbreken ontstaan.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl