De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 9 augustus pagina 6

9 augustus 1885 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 424. \\ kleinen!..;.^ Daar zijn hun oudera, die hen met open mond jutagapen *en geen oogenblik uit het oog verliezen. Tranen biggelen over ?fait wangen, als de stem 7an den censor streng, maar rechtvaardig zich -ittt hooren: Grieksche Thema. 1ste Prijs de leerling Balanchard. < En terwijl bet orkest de gebruikelijke fanfare laat hooren, zien al de daar aanwezige Balanchards in de naaste toekomst hun naam vereeuwigd door dien jongste» Balanchard, die eens minstens minister zal worden. Arme kleinen!.... Welke bittere ontgoochelingen zal het lot hun beteiden. Gezwegen nog van dezulken, die als een Léouidas Requin van Engène Sue zóó laag zijn gezonken, dat zij op de kermissen zich als een geleerde zeehond in een bak met water lieten kijken, hoevele van die ge» lauwerden hebben vergeten geleefd en zijn gestorven op het een of andere notariskantoor in de provincie! Hoevelen...." En zoo gaat het voort op bitteren en banalen toon. Wat de ernstige manier betreft, gaat men volgender wijze te werk: Ten spyt van alle spotters met hun slechten smaak en alle onmach tige bedillers is en blijft onze oude universiteit nog altijd de groote maakfrter van mannen. Men moge nog zoo afgeven op de palmen, die door onze jeugd geoogst worden, men moge daaraan alle waarde ontzeggen, die palmen blijven niettemin het beste getuigenis, dat...." Ik'Scheid er uit, want dat genre is meer dan vervelend. Het sentimenteele genre houdt bijzonder veel van de retrospectieve ftnecdote. Het verhaalt gaarne een geschiedenis van den een of anderen gelauwerden jongeling die, na voorbeeldelooze overwinningen behaald te b&bben, op zijn zestiende jaar'wordt weggenomen. Zulk een discours ein digt gewoonlijk op deze wijze: En slechts op zijn graf kon men al de kransen nederleggen, omdat hij zelf niet moer daar was om ze in ont vangst te nemen." Verbazend somber, die manier! Bet vaderlandslievend genre is zuiver in den stijl van Prud'homrne. Men weet vooruit, dat het aldus zal luiden op opgeschroefden toon: Ziet ze daar staan, die kinderen van heden, welke du mannen van mor gen zullen zijn. Als men ze daar zoo vóór zich heen ziet gaan, beladen met de roem rijke zegeteekenen hunner studie, dan gevoelt men diep, dat het nog niet noodig is te wanhopen aan een land, waarin.... Daar ongelukkig op alle landen ter wereld dat waarin" van toepasfing kan wezen, hebben die ontboezemingen van het vaderlandslievend genre niets hoegenaamd te beteekeneu. ' Het geheel is overigens vrij onschadelijk en heeft bovendien nog het voordeel van heel wat plaats in te uemou op een oogonbük, dat er weinig pieuws, te vertellen valt. Laat ze dus ongehinderd vloeien, die stroom van jaarlijks wederkeerende algemeenheden. Er zgn toch altijd een menigte vaders en moeders, die er zich mede verkwikken. Hetzelfde kan gezegd worden van het Conservatoirs. Daar wordt geen enkel concours gehouden, of nijdige critici roepen luide, dat het opnieuw gebleken is, hoe de boel onherstelbaar achteruit gaat, terwijl de meer optimistisch gezinde beoordeelaars even luido ver zekeren, dat de kunstwereld een beteren tijd tegemoet gaat. In werkelijkheid zal de waarheid wel het midden houden tusschen die klaagtonen en opgewonden loftuitingen. Alle jaren is de gemiddelde uitfclag volkomen dezelfde. Een paar buitengewone stemmen, maar voor de rest niet veel zaaks. Ook 1883 is aan die traditie getrouw gebleven. Het heeft een zangeres van Amerikaansche afkomst en een fort tenor aan het licht gebracht. De Amerikaansche zangeressen worden steeds talrijker. Dat drommelBche land schijnt zich zelven beloofd te hebben, dar het alles zal doen en alles zal leveren uit eigen kracht. En het is mooi op weg om zijn woord te houden. Het levert reeds zijden stoffen, die Lyon wel kunnen missen en wijnen die Bordeaux niet noodig hebben. En nu begint het ook sterren te leveren, die het zouder de rue Bergere wel zullen kunnen stellen. Mlle. Moore, over wie de dagbladen het de laatste week zoo druk heb ben, is een geheel onverwacht ontloken bloem. Geen sterveling had vroeger iets van hare gaven ontdekt, niemand kende haar. Of verbood ons chauvinisme oaa misschien om voor eene vreemdelinge eenige reclame te maken ? Wat daar ook van aan moge wezen, een feit is het en een onomstooteJijk feit bovendien, dat dit talent op den dag van het concours eensklaps 'u aan het licht gekomen en de geheele wereld verrast heeft. Van den fort-tenor, M. Duc had men reeds het vorige jaar groote ver wachting. Hij liet toen zijn beroep van schermmeester varen om zich met Zijn omvangrijk orgaan geheel aan den zang te wijden. Later werd hem medegedeeld, dat hij een engagement aan de Opera had gekregen. Nu heeft hij den eersten prijs behaald. Men verliest maar niet de gewoonte van dood te gaan. Alle werelden leveren hun contingent: de staatkundige wereld met generaal Grant, de Sportwerold. met den baron d'Etreillis en de kunst wereld met dien armen Schoenewerk. Voor een oud-generaal en oud-president der Vereenigde Staten kan er natuurlek in de Parijsche Kroniek, geen plaats zijn. Zijn geschiedenis is bovendien bekend. Het kapitool in 't begin en de Tarpeïsche rots aan het einde van zijn leven. Hij liep zelfs gevaar alles, tot zijn eer incluis, te ver liezen. Een zonderling bestaan, zooals onze eeuw er zoovele omhoog «rerpt. Ik heb den man, toen hij hier was, gezien. Hij had een weinig aantrek kelijks: koud als ijs, terugstootend van uiterlijk en lomp in zijn vormen, jat was in.hoofdzaak de indruk, dien ik van hem kreeg. Daarbg gallophobe en daarvan geen geheim makend tijdens zijn verWijf in Frankrijk. ~ De harpn d'EtrejUift die aan een congestie in de longen bezweek was een der meest bekende Sportsmen van de parijsche groote wereld. Een onafzetbare van het Bois de Boulogne. lederen morgen om negen uur kon men hem zien galoppeeren door die welbekende allie des Poteaux, wiens naam iederen dag weder in de dagbladen voorkomt. lederen morgen om negen unr! En toch ging hij menigmaal eerst te twee of drie uren naar bed. Weet ge wel, dat het een vermoeiend leven is, hetwelk die getrouwen van het high life leiden. In diezelfde Poteauxlaan, waar de baron d'Etreillis zulk een goed figuur als onberispelijk ruiter maakte, op-diezelfde vroege morgenuren kan men midden in den winter dames uit de hoogste kringen zien rijden, die het grootst gedeelte van den nacht op het bal doorbrachten. Hoe is 't mogelijk, dat men zulk een druk en uitputtend far nienta kan uithouden? Een tijd laag was d'Etreillis een der hoofden van de renbaan, maar naar het algemeen gevoelen was hij daartoe minder geschikt, daar hij geen gezag genoeg over de jockeys kon uitoefenen. Met zijn somber gelaat, zijn indolenten gang en droefgeestig oog had hij veel meer het voorkomen van een droomcr, dan van een sportsmau Men zou van hem kunnen zeggen: Hij hield te veel van het paard, en dat s zgn ongeluk geweest,'want hy is gestorven aan de gevolgen van een trap tegen zijn borst, door eea der paarden in de Tattersall hém toegebracht. Hdbent sua fata. Dat fatum met aiju sombere grillen wierp dezer dagen een talent» vol beeldhouwer uit een venster in de rue Varin. Nauwelijks een jaar ge leden had het, op een afstand van nog geen honderd meters van daar, een populair schilder door een raam in de rue d'Assas op straat te plet ter geworpen. Wij hebben Schoenewerk gekend, gelijk wij Gustave Jundt gekend heb ben, zegt Véron. Deze gebeurtenis is een nieuw bewijs voor de stelling, dat de uitersten ? elkander raken, want die twee mannen, die op volkomen dezelfde wijze hun dood vonden, liepen hemelsbreed uit elkander. Jundt had een open, vroolijk, joviaal karakter, Schoenewerk was een onrustige, zenuwachtige, droefgeestige natuur. In den afgcloopen winter dineerde ik met Schoenewerk bij Eduard Pailleron. Hij was een zonderling type, dat aanstonds de aandacht trok. Een bleek en bijna baardeloos gelaat, niets dan een kleine blonde snor. Een oog, dat rusteloos rondgluurde achter een lorgnet. Het haar omge kruld naar de mode van 1840, een herinnering aan zijn jeugd. Uit de goheele persoonlijkheid sprak een zenuwzieke natuur, ontevreden over anderen en zich zelve, soms nog zoekend naar het ideaal, maar door en door vermoeid en af ke'evig van het leven, zoodat het bericht van dat noodlottig uiteinde mij ook niets verwonderd heeft. Hij was reeds een maal gek geweest, zijn vrouw is krankzinnig, geen wonder, dat zijn veer kracht geheel gebroken was. Des avonds ging hij gewoonlijk in zijn eentje naar een caféconcert in de wijk Montparnasse. Hij was de eerste, die ge heel vooraan ging zitten en bleef het laatst. Al dien tijd bleef hij op zijn plaats met het hoofd in de hand geleund, schijnbaar zitten rondkijken zonder iets te zien, en te luisteren zonder iets te hooren. Hij doodde den tijd met te broeien orer de manier, waarop hij zichzei r en zou clooden. Toch bad hij zeker nog een opflikkering van hoop en levenslust gevoeld, toen hij in het voorjaar zijn Saloméexposeerde. Maar de uitkomst heeft niet ten volle aan zijn verwachting beantwoord. Zal dat misschien de ge nadeslag geweest zijn? Wie kan het zeggen'? Misschien was dat wol de laatste druppel. Maar de emmer was reeds lang vol bitterheid en stond op het overloopen. Een woord van Generaal Grant ten slotte. Vrij zeldzame waar, zoo'n woord, bij zijn welbekende stilzwijgendheid. Toch kan ik er u een aanbieden en het is van onbetwistbare echtheid. Het dateöit van zijn verblijf te Parijs. De generaal was te dineeren gevraagd aan de ambassade van,... Wel, generaal, werd hem door een der diplomaten gevraagd, wat denkt gij wel van Frankrijk? Dat het een land is, waar de mannen te veel praten en de vrouwen to veol doen praten. A. B. LETTERKUNDE. EEN LATE HULDE. IV. (Slot). De WerJcen van Willïam Shakespeare, vertaald door DB. L. A. I. BOBGEESMJX. Deel II, III en IV, Leiden, bij E. J. Brill. 1884 en 1885. De haat tusschen de huizen Capulet en Montague en do rampspoedige liefde van hunne kinderen zijn de twee hartstochten die in dit treurspel zijn afgebeeld; en het is de laatste, die de dichter het uitvoerigst beeft ge schetst. Wij moeten dus vooral in de tooneelen tusschen Julia en Komeo de lierische manier van den vertaler bestudeeren. Als Eomeo voor het eerst de dochter van Capnlet ontmoet op het feest ten harent, waar hij, als alle gasten gemaskerd, ia binnen gedrongen, ontbrandt plotseling zijn nieuwe liefde voor Julia, die alle vroegere vrou wen, waarvoor hij ooit geblaakt heeft, overtreft: O, she doth teach the torches to bnra brightl Her beauty hangg upon the chaet of night, Like a riek jewel in au Aethiop's esr..... In onze vertaling gaat een groot gedeelte van de waarde van dit beeld verloren: O, zij eerst leert den toortsen gloed en pracht l Het is, als rustte ze op de wang der nacht, Gelijk ia 't oor eeoa Moors een rjjls juweel; ,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl