Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
*,
Sporrel maar niet tegen, oude vriend, je bent Teel te bescheiden. J{j
krijgt das het commando over de deugd."
,Maar ik kan tóch niet moederziel alleen op dien wagen staan!"
Dat gebeurt ook, niet, want je komt in gezelschap van acht weesmeisjes,
Be* dienders, eene deputatie uit den effectenhandel en een trommeltje
gevold met loten va» de Internationale Koloniale en
UitvoerhandellentoonsteUing van 18&."
Ik vind het een heel goed idee van je dat je me in gezelschap van
politiemannen plaatst."
Eigenhjk hebben zy het niet [verdiend, want hoor eens Aqnarius, je
jprienden van de politie, maken het tegenwoordig een beetje heel bont."
Zg worden onrechtvaardig beschuldigd," zeide ik boos.
Ta, ta, kereltje, jij bent ook omgekeerd als een blad aan een boom;
vroeger wist je niets beters te doen dan de heilige Hermandad aan te
Tallen en tegenwoordig neem je die bij alle gelegenheden in bescherming."
Ik ben vroeger onbillijk geweest," a twoorddde ik, en daar heb ik
spp over; dat wil ik overtuigend bewijzen door te eischen dat onze
hooggeachte hoofdinspecteur, belast met den straatdienst, den optocht van
1886 moet commandeeren; gebeurt dat niet, dan doe ik aan niets mede."
Maak je maar niet noodeloos kwaad; dat had ik al lang bepaald, ik
zoude ook niet anders kunnen doen, al wilde ik, want die brave man ia
de eenige serenade-specialiteit die wy in ons vaderland hadden." .
Dan ben ik tevreden, na zyn wij echter nog lang niet gereed, Sagittarius."
Neen, want wjj moeten nog aubade, kermisfeest, concerten, vuurwerk
en schouwburg voorstellingen bepraten "
Daar komen wjj van avond niet klaar mede: laten wij die onderwerpen
dus. voor later bewaren. Eenèzaak zonde ik echter reeds nu, in beginsel]
fllen vaststellen^
Wat dan?"
Dat op den feestdag alle Amsterdamsche katten oppensofvischende
honden op worst zullen worden onthaald."
Daar kan ik m\j zeer goed mede vereenigen; zeg eens je praat daar
ever honden, zie jij de hondenkar wel eens rijden ?"
Neen, want die rijdt des avonds heel laat en ik ga op een solied klokje
naar huis," zeide ik vinnig.
Wat ben je van daag uit je humeur. Ik zie de kar wel en..*..."...
d propos Jan kan ons toch niet beluisteren ?"
Jan is naar kostschool terug.
En de meid?"
Die is uit, maar als je iets te vertellen hebt wat die twee onschuldige
Schepsels niet mogen hooren, houdt het dan maar voor je".
. Ha, ha, ha! die is goed", riep Sagittarius lachende, noem jij Jan een
onschuldig schepsel? 't Is me een lief perceel hoor V'
Wat wilde je nu eigenlijk vertellen?" riep ik ongeduldig.
Ik heb hooren zeggen", antwoordde mijn vriend geheimzinnig, dat
de kar nooit in buurten rijdt, waar men zeker kan zijn tal van
ongemuilbande honden te vinden, omdat men niet gaarne in ongewilde bot
singen komt; daarentegen maakt die eiken avond een tochtje langs de
woning van eene' hooggeplaatste persoonlijkheid, maar dan vindt men
nimmer een hond".
Dat is een lastig geval
Men heeft er wat op gevonden AOW hond natuurlijk een ser
viel en laaghartig sujet om te koopen; het beest gaat eiken avond in
dénabijheid van de woning van den bedoelden persoon zitten, laat zich,
ter wille van een brok worst oppakken en ia de kar stoppen, wordt later
losgelaten en vertoont den volgenden avond het spelletje op nieuw."
Je schiet met spek, Sagittarius l"
Dat doe jij zeker niet? Of neen, je doet het ook niet, want jij schiet
met heele varkens."
Ik werd geducht kwaad: me dunkt dat je me nu maar van je geëerd
gezelschap moest bevryden," zeide ik ironisch.
Goed ik ga al, maai- uu zal je ook niets van de
anti-mnilbanden-vereeniging" hooren.",
Van de wat?"
Van de anti-mnilbanden-vëreeniging", door het Amsterdamsche
hondendom opgericht en waarvan elk lid zich verbindt om den verwenschten
korf slechts onder protest te dulden en dien, zoo mogelijk, te bederven en,
te vernielen."
- Ik begreep te laat dat Sagittarius zeer copieus gedineerd moest hebben
en ongetwijfeld vljjtig aan Bacchus had geofferd; ik wierp hem het hek
van Meerlust uit.
- Als hg nu echter boos blijft, wat moet er dan van het feest en van den
Optocht van 1886 terecht komen? Aquariug.
BRIEVEN VAN JAN VAN T STÏCHT.
^Wat is die Jan van 't Sticht lui tegenwoordig'." zoo hoorde ik in den
laatsten t§d herhaaldelijk eenigen zijner getrouwe lezers zeggen en daar
ik mij anoniem moest houden, kon ik hen niet antwoorden: Maar, mijn
Hemel! goede vrienden, doe dan toch eens iets, dat de moeite waard is
om geboekstaafd te worden. Wat gebeurt er dan toch hier waarover men
een iatsoenljjk mensen ook maar een oogenblik onderhoudend kan bezig*
houden? Aanschouw de rubriek stadsnieuws van de Utrechtsche Courant.
Hoe klein, hoe bescheiden is'die niet! Een kind viel al spelende" in het
water of stak al spelende" met lucifers, den boel in brand, of groote
tnenschen hielden vergaderingen over gewichtige onderwerpen die daardoor
geen haarbreed nader tot oplossing kwamen, enz. enz.
Neen, 't is hier al'sinds maanden een echtkomkommerland! Deze week
fcadden we een kleine afwisseling. Eenige mineurs, die het in de heide
wat begon te vervelen, naar 't scheen, kwamen naar hier om een stedelijk
bloempjen te plukken, en werden al spoedig als deserteurs vervolgd. De
jacht duurde van des middags drie uur tot ongeveer halfacht 's avonds.
In en buiten de stad werden de vier heeren onvermoeid nagezet door een
van wapenbroeders en een ontzaglijke menigte volk, die allen
gezamenlijk, onder verschillende krijgskreten, als: Jy komt niet aan mi/n
komkommertje! enz.; de vluchtelingen achtervolgden. Of er telkens een
nieuwe patrouille kwam, weet ik niet, maar zeker is het, dat de vluchte
lingen ten slptte, afgemat, zich overgaven en naar de kazerne werden ge
voerd, waar zij de beslissing over hunne gruweldaad: bij een nagemaakten
oorlog den vijand de hielen laten zien met het boosaardige doel om
vriendinnen te gaan bezoeken met angst en beven, maar gelaten,
zitten af te wachten.
Ja, de liefde heeft al wat verdriet en teleurstelling gebaard. En niet
alleen de liefde voor de ons van rechts- en oud-testamentswege toeko
mende Eva's bij dezen weegt het genoegen ruimschoots tegen het
verdriet op, dat men er van hebben kan maar de liefde in velerlei
zin. Gewone menschenliefde bijvoorbeeld! Vraag Ds. Pierson wat er
terecht komt van al de gevallen meisjes, die liy op den goeden weg tracht
te brengen; vraag het Dr. Mounier, dien ik deser dagen nog iveer in
een coupeetje met zoo'n jongcjuffrouw in de richting van Zetten eag vet-'
trekken. Vraag het allen, 'die aan menschenliefde doen of het geen ont
moedigend werk is, het brengen of terugbrengen op den goeden weg van
menschen, die er nooit op geweest zijn of hem sinds lang verlaten hebben.
O, 't ia zoo ontmoedigend, ook voor mij! Ik, die deze heeren Pierson en Mounier
ook zoo graag zou afbrengen van den hopeloos slechten weg, waaropzij
zich bevinden, ik zou ook haast weemoedig worden als zij, bij het aan
schouwen van zooveel leed dat zij met bijna geen hoop op goeden uitslag
trachten te herstellen en dat zij zoo gemakkelijk hadden kunnen voorko
men, door zich bet lot van diezelfde vrouwen aantetrekken toen het
nog kinderen waren.
Zijn de heeren wel eens in de Nes geweest te Amsterdam! Als zij
mijn bier betalen, want het is er mij te duur en te slecht om er geld
voor uittegeven dan ben ik bereid er hen eens heen te vergezellen. En
als het guur, slecht weer ia, st^. het hun niet duur uitkomen, want dan
zien we'het meest wat ons interesseeren kan op straat. Als het flink
regent en lekker waait, den leggen de heen en weerloopende vrouwen
.de breikpus weg en halen hun lieve kindertjes uit de wieg en loopen
daarmede op den arm in den regen en den kouden avondwind en wat
zij hopen, die rampzalige moeders, weet ik niet, maar als ge een gesticht
voor zulke kleine kinderen had, mijne heeren! dan zoudt ge op die
Btumpers toe vliegen en hen wegvoeren, ik geloof, zonder dat ge te vree
zen hadt dat de moeders u naliepen.
Maar gjj hebt nu eenmaal geen stichting voor kleine kinderen! Ge
hebt een stichting voor gevallen vrouwen en dus als ge een kind ziet,
dat dreigt te vallen, dan denkt ge: stil laten vallen, anders hebben wij
niets te doen". Maar, heeren, houdt mij ten goede, 't is toch zonde van
het geld dat ge besteedt aan die vrouwen, waarvan ge slechts een enkele
redt en waarvan velen ik zou het u kunnen aautoonen nog dieper
verdorven uwe inrichting verlaten dan zij er in kwamen.
Komt, probeert het eens met de kindertjes. Ik heb het a al eens
meer aangeraden. Probeert het eens; gij zjjt mannen, die wat kunt en
wat wilt, die, als gij zulk een edele taak op u neemt, zeker veel mede
werking zult vinden. Probeert het eens met die kleinen, waarvan ik u
zelfs hier uit ons kleine Utrecht, zulke ongelukkige dingen zou kunnen
vertellen, dat de zoogenaamde onthullingen van de Pall Mail over het
groote Londen er bij in de schaduw treden. Ge zoudt vrij wat meer
pleizier van uw werk hebben, dan thans.
Van iets anders gesproken! Onze Hamburger, de eigenaar van de
eenige zinkpletterij iu Nederland, over wiens merkwaardiger levensloop
ik vroeger eens schreef, begint zoo langzamerhand ook pleizier van zijn
?werk te krijgen. Het vooroordeel wijkt meer en meer en weldra zal da
profeet in zijn eigen land geëerd zijn. De regeering gaf een goed voor
beeld en gaf aan zijn fabrikaat, bij gelijkheid in prijs, de voorkeur boven.
het buitenlandsche, ofschoon de loting anders het beslist. Hoewel de
fabriek overladen is met werk voor het buitenland is het toch aange
naam voor den energieken fabrikant te zien, dat hij in zijn eigen land
niet op domme tegenwerking blijft stuiten.
Dat van de stad der Aprilbeweging nu een beweging uitgaat, om door
een nationalen feestdag alle landgenooten van welken stand en godsdien
stige of politieke gezindheid ook te verbroederen, is geen onaardig ver
schijnsel. Een gelukkig verschijnsel zelfs! Maar of het denkbeeld om dat
nationale feest op den Prinsessedag te vieren veel ingang zal vinden of
liever in het algemeen de zaak zal doen slagen, betwijfel ik. In eene of
andere courant heb ik gelezen dat onze geschiedenis geene feiten heeft
aan te wijzen, die tot een algemeene feestviering aanleiding kunnen geven
Maar, eilieve ! het feit zelf dat dit gelukkig denkbeeld uitgaat van Utrecht,
de Aprilstad, herinnert dat niet aan dat groote feit van 53 toen ook
onze katholieke landgenooten kregen, wat hun toekwam. En nu Utrecht
een verbroederingsfeest wil, wel laat ons nu een Aprilfeest organiseeren
ter herinnering aan het feit dat we eerlijk waren. Al hebben wij er ons
toen tegen verzet, nu zien wij in dat dit een onbillijk verzet was, en
Koomscli en Onroomsch kan zich gemeenschappelijk verheugen over de
gelijkheid en vrijheid, die sedert 53 zij allen gelijkelijk genieten. Laten
we er in 86 wat broederschap bij doen.
UIT HET HAAGJE.
XLIII.
Eindelijk zijn we hier in 't tijdelijk bezit geraakt van iets allerkostelijkst,
iets zoo uitstekend geschikt voor ons Hagenaars, dat we 't niet beter
kunnen verlangen. We hebben een orkest gekregen dat, inplaats van
enkel 't gehoor te streelen, drie onzer zintuigen op de aangenaamste
wijze aandoet: 't gehoor, 't gezicht en 't gevoel, meer speciaal 't
dansgevoel. Ge begrijpt dat ik hier op 't oog heb d« kapel van den
KeizerhjkKoninklijken Oostenrijkschen Hof bal-Muziekdirecteur en Keizerlijke»
Braziliaanschen Eere-Hof'kapelmeester Eduard Strauss, uit Weenen.
Ik moet even rusten, want ik ben moe van 't neerschrijven van deze