Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 425
f
IriL
> t
" etoot op den kinkhoorn zullen de slagboomen worden weggenomen; een
irar luier zal een'tweede sein den aanvang van bet stuk aankondigen.
.De plaatsen zullen den gewonen prijs kosten, van af een obool tot twee
drachmen toe."
'' Bovenstaande ia ontleend aan een roman, Eureka genaamd, van den
?> heer J. B. Laglaize, die in zijn werk het oude Syracnse, zooals dat was
n het jaar 230 vóór C. weder heeft opgebouwd. Er ontbreekt ni&ts aan,
Ook Ai'chimedes speelt er natuurlijk zyu rol in. Zij, die misschien een
zwaar te verteren compilatie van feiten verwacht hadden, zullen zich op
aangename wijze teleurgesteld voelen. Wij zijn ver verwijderd van den
deftigen Télémaque, de plechtige Martyrs, zelfs van de geheimzinnige
Salawmbê. Syracuse, zooals het in dien tijd reilde en zeilde, als ik het
atoo eens noemen mag, het familiare Syracuse, doet Laglaize in zijn Eureka
herleven, en dat op een werkelijk voortreffelijke en schilderachtige wijze.
Op die manier de dooden weder in het leven te roepen, is, dunkt mij,
wel zoo vernuftig en aangenaam, als die laatste humoristische uitvinding
?van onzen t\jd, om de dooden te bewaren.
De uitvinder van dit procédéwaarborgt het onveranderd in wezen
blijven gedurende een onbeperkten tijd van alle bloedverwanten, die men
verloren heeft, door hunne lijken te dompelen ia een metoalbad volgens
fijn recept
'?? Zou diéman zich verbeeld hebben, dat bij daarmede een aanlokkelijk
voorstel aan zyn mannelijke en vrouwelijke tijdgenooten zou doen?
De overblijfselen zijner dooden te kunnen bewaren zoolang men dat
verkiest!
Maar dat zou de meeste hatelijke verrassing zijn, die men der groote
taeerderheid der mensclien kou aandoen.
De lijkurnen van vroeger tijd konden er nog mee door. Die namen
toch zeer weinig plaats iu en men kou een gansche lastige familie gemak
kelijk in een enkele kast verbergen.
Maar mot zoo'n stelletje gemetalliseerde familieleden zou men minstens
twee of drie groote vertrekken huurprijs tweeduizend fraucs! noodig
hebben om zijn volkje nog vrij bekrompen te herbergen.
Do appartementen zijn door dea band zoo kleiu!
'En nu lieten we de moreele zijde van dat voorstel nog rusten.
Zou die uitvinder misschien geloof slaan aan de eewuigdurcnde smart
en droefheid, waarvan de grafschriften gewoonlijk melding maken! Maar
zoo bij dat niet doet, hoe kooit hij er dan toch bij om zijue diensten aan
te bieden?
Stel U eens voor dit geval: een weduwe hertrouwt en in haar salon
vindt de man numero twee zijn voorganger verzilverd of verguld op een
voetstuk staan. Zou zoo iets zelfs d'e sterkste hersenen niet op den duur
»an het malen brengen?
Komaan, zooals de natuur het doet is het goed. Zij vernietigt om
althans gedeeltelijk de vergetelheid te rechtvaardigen, waarin wij
menBchen na onzen dood verzinken.
Somtijds vindt meu op dien regeltreffende uitzonderingen. De weduwe
v»n den schilder lagres vergeet haar man niet, getuige een brief door
haar dezen week aan de dagbladen gezonden, waarin zij verklaart het
niet langer te kunnen dulden, dat men haar man beschuldigt van
e«n vrij goed violist geweest te zijn.
Deze beschuldiging, welke meermalen de ronde door de pers gemaakt
heeft, is dus valsch. Ingres zal oneindig vesl nieer van het penseel dan
van den stiijkstok gehouden hebben. Jammer voor hem, want misschien
had er van hem als vioolspeler nog een Paganini kunnen groeien, terwijl
hij nu volgens het oordeel van de kenners niet veel meer dan eeu middel
matig teekenaar geweest is, die voornamelijk aan zijn bestrijding van
Delacroix zijn beroemdheid te danken heeft.
Zijn weduwe heeft werkelijk niet verstandig gedaan door dat praatje
over het vioolspelen van haar man tegen te spreken.
Daarmede toch werd aan zijn nagedachtenis hoegenaamd geen onrecht
gepleegd; wie weet of deze daardoor niet zelfs levendig werd gehouden.
Want het is vooral door de anecdoten, dat men in onzen tijd blijft
leven, en vermoedelijk zullen de schilderijen van Ingres vergeten worden,
of liever dat begint reeds het geval te worden. Hij had dus kans gehad
in een meer of min verwijderde toekomst zijn naam nog vereeuwigd
te zien door zijn geliefde viool, maar nu zijn eigen vrouw hem die eorerol
heeft ontnomen;'zal ook hem het lot der vergetelheid treffen.
Volgens gerucht bezit Asnières tegenwoordig een Trianon onder
fiehéer van'Thérésa, waar de artisten de quadrille op kousea dansen en
de -vertegenwoordiger van de heilige Hermandad de handhaving van
de orde uu ea dan afwisselt met het maken van een vroolijken kuit
flikker.
'Nogal een wonderlijk bericht, vindt ge niet. Hier kan men ook met
recht zeggen: de Trianou's volgen op elkaar, maar gelijken elkander niet.
Deze inrichting werd gesticht door den unsterfelijken Markouski, wien
bet ongeluk tot een Pool maakte.
Een buitengemeen zonderling type was die Markouski. Voor hem was
de dans het een en het al; wat daar buiten lag, bestond voor hem niet.
Toen de oorlog was uitgebroken en wij onze eerste nederlagen hadden
geleden, ontmoet hij ieuiaud, die tot Lem zegt: welk een vreeselijke
toestand, niet waar?
~ O, ja...... wel vreeselijk, antwoordt Markonski. En dat juist op een
oogenblik, dat ik een nieuwe figuur heb uitgevonden voor de quadrille
des Lunciersl
.Markouski is niet meer, maar zijn stichting heeft hem overleefd, blijkens
het t verhaal, dat de reporters ons hebben opgedischt van de duigen, die
daar gebeuren.
Die vertegenwoordiger der wet, die zijn arrestaties afwisselt met een
cavalier seul, is in n woord een kostelijke figuur. In de hoogste mate
oorspronkelijk! Hoe jammer, dat men in de balletten nog niet aan zoo'n
arrestatie-pas en voor de operettes nog niet aan zoo'n type gedacht heeft!
De reporter?, die ons met dit staaltje van lillend leven uit den
omtrek van Parijs aebbeu in kennis gesteld, hebbeu bovendien nog den.
tijd kunnen vinden om zich als vereeniging of syndicaat te constitüeeren.
Die manie van vereenigingen begint wel wat onrustbarend te worden,
Zij dringt nu overal door.
Spoedig zullen geen vier personen meer ergens bq elkander kunnen
zijn, of ze zullen zeggen: laten we een syndicaat vormen! zooals men
in het koffiehuis zegt: laten we een dominotje spelen!
En dan te denken, dat men resolutie heeft gemaakt ore, in naam van
den vooruitgang, al die corporaties en vereenigingen van den ouden tyd
af te schaffen!
Maar aangezien het syndicaat de hartstocht van den dag is, hebben de
reporters, als echte vertegenwoordigers van de actualiteit, zeker gemeend,
dat zij niet anders mochten doen dan zich zelven te syndiqueeren. Bij
gevolg is dus ook dat beroep voortaan goed en wel gewettigd.
Het joumalisme van Carrel, van Girardin zelfs, kon onmogelijk ver
moeden, welk gewicht de reportage eons voor onze veramerikaanste zeden
en gewoonten zou verkrijgen. Men heeft er zich dikwijls over geërgerd.
Maar waarom toch eigenlijk?
De onbescheiden inlichtingen over den laatsfen misdadiger ofderosière
van den vorigen dag zija soms heel wat vermakelijker en smakelijker
ook dan de dikke onverteerbare boterhammen en de afgezaagde deuntjes
van de hoofdartikelen.
Naar mijne meening, zegt Véron vrij ondeugend, zou de reportage zijn
vijanden met recht het woord kunnen toevoegen, waartoe de schoen van
den Auvergnat iemand inspireerde. Om hen te overbluffen, kon men
volstaan met te zeggen: Niet, dat ik juist zoo heel, heel interessant ben,
maar ik bezit ten minste de verdienste van eenige plaats in te nemen."
En dat belet de langdradige polemisten om alle kolommen voor zich
te behouden en beperkt hen tot de ruimte, die hun toekomt.
Alleen uit dit oogpunt reeds zou men van verdienste kunnen spreken
en onbetwistbare verdienste ook.
Maar bovendien hebben de reporters zich zelven niet geheel alleen ge
maakt. Het is de steeds gulziger wordende nieuwsgierigheid van het
publiek, die hen hoeft voortgebracht. Als de lezers niet waren aangevallen
op het blad, dat de meest uitgebreide beschrijving leverde van de wouden
van het slachtoffer, op bet blad, dat tot in de kleinste bijzonderheden de
processtukken van den moordenaar mededeelde, op het blad, waarin het
advies van den kapper vermeld werd, bij wien het nieuw verkozen
academielid zijn pruiken koopt, dan zou de reportage nimmer een macht
in den staat zijn geworden.
Voorts moet men volstrekt niet deuken, dat nu maar de eerste de beste
dat beroep zou kunnen waarnemen.
Zonder eenige kwestie wordt er heel wat meer vereischt om een goed
reporter dau een slecht schrijver te worden. Er zijn er onder, die ware
genieën zijn in hun vak. Zij leiden b. v. een instructie evengoed en han
dig als het hoofd der veiligheidspolitie. Dikwijls vrij wat beter dan deze.
De stroom gaat in deze richting. Laat hem rustig voortvloeien! Moge
de vereeniging der reporters bloeien. Zij zal ons wellicht verlossen van
eenige middelmatige romanschrijvers en mislukte dramaturgen. Dat is een
verdienstelijk werk. En het is beter goed te worden ingelicht dan slecht
vermaakt.
De minister Goblet, hoofd van het departement van openbaar onder
wijs, wordt lastig gevallen met een lintjeskwestie. Waarschijnlijk zal hij,
nu de eerste steeu van het nieuwe gebouw der Sorbonne doorhem werd
gelegd welke gebeurtenis u reeds werd medegedeeld door de dagbladen
en waarover ik dus kan zwijgen, al bracht ik gaarne hulde aan het flinke,
kernachtige woord, door den minister tot de jeugd gesproken?er zijn
aandacht aan. willen wijden. .
De Officiers d'inslniction en de Officiers d'Académie hebben namelijk
een request ingezonden, waarbij zij verzoeken, dat het donker en somber
violette lint, het teeken hunner waardigheid, aan beide zijden met esn
rooden bies gezoomd moge worden, opdat deze decoratie wat beter uit
zal korneu.
Ik zou zeggen: de billijkheid gebiedt dit verzoek in te willigen. Want
niet alleen is er een precedent, daar het lint voor Ie Mérite Agricofe
roode biezen heeft, maar ook zou men met recht kunnen vragen: als een
ordelint niet in het oog valt, waartoe dieet het dan eigenlijk? Het is
immers wel degelijk om van de menschen gezien te worden", en wordt
dit doel, gelijk in casu jnet dat violetkleurig lint niet bereikt, dan is de
gedecoreerde beet genomen.
't Is in ieder geval een absurditeit om voor een voorwerp van de ijdel
heid de kleur der zedigheid te kiezen.
Telken male als de warme dagen zijn gekomen, laten de geuren van
Parijs zich weer gelden. Men zou aan deze periodiek terugkeerende
klaagtoonen te vergeefs pogen te ontkomen.
Wat is er aan te doen?
Zoolang men niet het besluit neemt om de millioenen, dia nu voor al
lerlei andere doeleinden worden weggoworpen, te besteden aan den bouw
van eeu oncleraardsch kanaal van Parijs naar zee, zal er geen verande
ring komen.
Ge ziet immers wel, dat zulke hoofdsteden als Parijs en Londen een
monstruositeit zijn. Die phenomenen van een twee of drie millioen hoof
den bij elkander zijn geheel en al tegennatuurlijk. Wy zijn toch niet
geschapen om ons op oesterbanken vau buitengewoon groote afmetingen
te legeren.
Het gevolg is, dat zulk een overvoerde stad geen enkele harer levens
verrichtingen meer kan vervullen zonder hindernis en belemmering. Men
kan er zelfs niet meer sterven zonder volbloedigheid.
Een reuzin van die grootte kan men niet schoonmaken. Daar is geen
spons voor te vinden. Ook weet men langer niet, waar men lisen moet
met den afval vaa zuik eea overmatige bevolking.
De menschen zullen misschien ten slotte gaan inzien dat zij wel dwaas
zijn om zich. zoo opeen te hoopeu; dat zij op die manier louter en alleen
door hun gezelschap doodelijk voor elkander worden. Maar wanneer
zullen wij dat doen ? Moet soms eerst het kalf verdrinken-?