Historisch Archief 1877-1940
Jj, fKr"
BB AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 425
f.
«,
r
Brussel", is het. voortbrengsel .van. deze gecombineerde
aandrifet werk bevat al wat men redelijkerwijs over Brussel kan ver
te weten; hoe het er thans uitziet en hoe het er vroeger heeft
ien, débeschrijving van kerken en paleizen, parken, pleinen en
musea, monumenten en meer; benevens de geschiedenis
'M} dat alles. Maar mej. Perk hoeft ook anecdoten,
volkseigen'tj^pdigheden, een weinig dialect, gesprekken en ontmoetingen op da
<fi»ndéling, herinneringen en citaten medegedeeld. Van eenige door
war bijgewoonde voorstellingen en merkwaardige tooneelen geeft zij
verslag, o. a. van Sarah Bernhardt in het ballet Pierrot Assassin, van
den brand van het Paleis der Volksvertegenwoordigers in 1883, van eeiie
processie tegen de stuipen der kinderen. Haar verhaal is dan ook bij
wijlen zeer onderhoudend. Om het aan n stuk uit te lezeu, zou men
misschien vol verlangen naar al het beloofde in den spoortrein naar
Bjrussel moeten zitten, maar men zon dan ook goed beslagen ten ijs komen,
n trots den besten Brusselaar een examen in de geschiedenis der stad
Kannen afleggen.
^p haren stijl mag mej. Betsy Perk zich, wat vlugheid en afwisseling
Betreft, iets laten voorstaan; toch bedriegt haar juist die vlugheid enkele
malen. Zjj spreekt van het Palais de la Nation, dat zeker by het lezen
>6an deze bladzijden eal zijn herbouwd"; zij zegt: de Boulevard Anspach
» een der schoonste van Europa; gedeeltelijk getnacadamiseerd hinderen
qe trams de kofilehuisbezoekers niet," of: ain den tuin si]n de Iguauodons
$en afzonderlijke woning ingeruimd".
Hét werkje is van een groote fliuke kaart voorzien.
, . Scaramouche (XXV).
TWEE NOVELLEN.
> Zola en Claretie.
?? Het laatst* dat de twee voornaamste Fransche romanschrijvers, Eroile Zol»
ftn Jules Clai'etie, den auteur van Z^ne Excellentie de Minister, uit de pen is
gevloeid, zijn twee novellen, waarin de eene de ellende, at* onverdiende
«Jlende van den arme, de andere de smart en droefheid der ouders bij
het ziekbed, van hun kind schildert. Van beiden is de hoofdpersoon een
kindje van zeven jaar. Met waar gevoel, met soberheid en in weinig
trekken en met groot meesterschap over den vorm zijn beide kunststukjes
fntworpen. Ellende is de titel der novelle van Zola en Eoum-Boum die
van Jules Claretie. Het onderwerp der laatste is ontleend aan de
werkebjkheid, Voor weinige maanden stierf te Parijs een clown, die onder zijn
feje herinneringen ook die had, waarvan Claretie liet bekoorlijk en
aandoenlyk tafereeltje wist te schilderen, dat naast Ellende van Zola hier
f en plaats moge vinden.
ELLENDE
. . door
i Eoiile Zola.
De kleine slaapt niet. Zij is wakker geworden. Met haar gezicht naar
het eindje kaars, dat op den hoek van de tafel staat uit te dwalmen,
raakt ze aan 't my meren. Niemand leest op het fletse en zorglijke ge
laat van het zevenjarig meisje wat bitters en droefs in haar omgaat. Zij
ait op den rand van den kist die haar tot bed dient. Haar bloote voet
jes zijn jjskoud en hangen slap neer; haar magere poppenhandjes houden
ia lompen tegen haar borst, die haar bedekken. Een vuur woelt in die
borst, een vuur^ dat zij zou willen blusschen. Zij droomt en mijmert.
'Speelgoed heeft zij nooit gehad. Naar school kan ze niet: ze heeft
g*en schoenen. Zij herinnert zich, dat, toen ze nog heel klein was, haar
moeder haar in de zon liet koesteren. Maar dat is lang geleden. Zij
moesten verhuizen en sinds dien tijd schijnt het haar alsof ijskoude iedere
«obneatraal in de woning verdringt. Zij is nooit meer gelukkig geweest;
«Itijd heeft se honger geleden. Ze raakt in een vraagstuk verward,
«onder het te kannen begrijpen. Iedereen lijdt dus honger? zij heeft
.toch alles gedaan om er zich aan te wennen, maar het is haar niet ge«
hikt. Zjj gelooft, dat zij te klein is en dat men groot moet zijn om het
t« kunnen weten.
^ Vroeger was ze bang ala ze alleen thuis was; thans heeft ze te veel
verdriet; het is haar hetzelfde. Daar er sinds gisteren geen eten in huis
fs geweest, meent ze dat moeder uit is om brood te koopen. Die
geflaehte geeft haar afleiding. Zij zal brood in kleine stukjes snijden, ze
langzaam opeten om er langer aan te hebben.
' Maar . . . .! Moeder keert terug en vader, die achter haar aankomt,
luit da deur. Het kind ziet vol verbazing, dat hun handen ledig zij n.
Hoeder gaa* zitten. Vader loopt door het vertrek. Beiden zwijgen.
De kleine blijft wachten. Eindelijk zucht ze, heel, heel zacht:
'_ plk het honger I.... ik heb zoo'n honger t"
: Vader blijft moedeloos in een hoek staan, het hoofd tusschen zijn
handen, sijn schouders schokken van gesmoord snikken. Moeder, stik
kend in haar tranen, is de kleine weer gaan toedekken. Zij legt al de
lompen, die er te vinden zijn, op haar..., en zegt, dat ze zoet moet zijn
«n gaan slapen.
, Maar het meisje, wier handjes klapperen van kou en in wier borst een
jrerteerend -vuur woedt, verstout zich. Zij trekt zich aan den hals van
}xaar moeder op en fluistert haar zacht, heel zacht in haar oor:
, Moeder, zeg, waarom Hjdea wij toch honger ?"
'?Waarom?
BOÜM-BOÜM!
Novelle van Jules Claretie, auteur van Zijne
i Excellentie de Minister, Prins Zilah, enz.
Er kwam geen verandering bjj den kleine.
' Stil eu Week bleef hij in zijn hagekein bedje, zonder verlangen er uit
te komen. Zijn oogen, vergroot door de koorts, staarden voor zich uit,
met de zonderlinge vastheid van zieken, die reeds zien wat' den levenden
nog schemering is.
? Zijn moeder zat aan 't voeteneind met zijn handje in de hare. Angstig,
doorvlijmd van smart, volgde zij het verloop der ziekte op het wegkwij
nend gezichtje van het lieve wezentje; zijn vader, een braaf werkman,
.droogde ter sluiks de tranen, die in zijn oogleden brandden.
Het werd dag. Een schoone Juni-morgen. Zacht en helder drong het
licht in het kamertje van de Kue des Abbesses, waar de kleine Franrois,
het kind van Jaeques en Madeleine Legrand langzaam wegteerde.
Hij was zeven jaar. Vlasblond, en nog voor drie weken: roosjes op SVJQ
wangetjes, tierig en vroolijk als een vogeltje. Maar hij had de koorts
gekregen; hij was vroeg uit school gekomen, zijn hoofdje was zoo zwaar
en ziju handjes gloeiden. En sinds lag hij daar in zijn bedje en soms, als
hij ijlde, zei hij, terwijl hij naar zijn mooi gepoetste schoentjes keek die
moeder zorgvuldig op het hoekje op een plank had gezet:
De schoentjes van Fransje moet u aan een arm kindje geven! Fransje
zal ze nooit meer aandoen!.. Fransje gaat nooit meer naar school..,.
nooit, nooit weer!
De vader zei: Foei, Fransje, wil je wel zwijgen, en de moeder borg
haar doodsbleek gelaat in zijn hoofdkussen, opdat Fransje haar niet zou
hooren schreien.
Dezen nacht had het kind niet geijld, maar in de laatste dagen veront
rustte het den dokter door een zonderlinge mat- en lusteloosheid die
veel had vau berusting en kalme overgave, alsof de zieke, nauwelijks zeven
jaar oud, nu reeds het leven moede was.
Hij was afgemat, sprakeloos, droevig, [liet zijn mager hoofdje op het
peuluw vallen en wilde niets eten; geen flauwe glimlach kwam op de
arme vermagerde lipjes, maar uit zijn oogen schoot een wild vuur, en
zijn blik zocht naar het onbekende daar ginds, heel in de verte ....
Hier boven! misschien! dacht Madeleine en huiverde.
Als zij hem een drankje, siroop of bouillon wilde laten iuaemen weigerde
hij. Hij bleef weigeren.
Fransje, wil-je iets?
Neen, moetje, niets!
??Dat kan toch zoo niet blijven," had de dokter gezegd. Die onver
schilligheid maakt me bezorgd! ...
Gij beiden als vader en moeder kent uw kind beter dan ik... Bsdenfc
eens wat dat lichaampje weer leven zou kunnen inblazen, zoek. zijn
zieltje weer aan de aarde te binden, dat thans in het ijle, in de wolkeu
toeft!...
En hij was weggegaan.
Zoekt"
O zeker, de brave menschen kenden hun Fransje heel goed. Zij wisten
wat een pleizier het ventje had om Zondags de hagen te plunderen en
niet zijn handjes vol meidoornen naar Parijs op vaders schouders terug
te keeren of ook, om in de Champ-Elysées met de rijke kindertjes naar
de poppenkast te zion.
Jaeques Legrand had voor Fransje speelgoed gekocht, vergulde
soldaatje», chineesche schimmen, bij knipte ze voor hem uit, zette ze op zijn
bedje op, liet ze dansen voor de dwalende oogen en moeite doende om
niet te schreien, poogde hij hem te doen lachen.
Kijk, Fransje, dat is de gel/roken brug... Tire lire lire!... Dat is
een generaal!...
Je weet wel, zooals we gezien hebben in hetBoïs de Boulogne ?".... Als
je zoet je drankje inneemt, dan zal ik je een echte koopen met mooie
epauletten van goud....
Fransje, zeg, wil je die hebben, een generaal?
Neen" antwoordde het kind met een stem heesch van de koorts..,.
Wil je dan een pistooltje, knikkers, een pijl en boog!
Neen" herhaalde het stemmetje zwak, maar duidelijk en droef.
En op al wat men het kind zei, op alle speelgoed, op alle aardigheden,
die men het beloofde, klonk het stemmetje, terwijl de ouders elkaar
vragend en hopeloos aankeken: Neen neen.... neen!
Maar wat wil-je dan hebben, mijn ventje?" vroeg de moeder. Kom,
er is toch wel iets wat je hebben wil.... Toe zeg het mij:.... Mij heel
alleen.... ik ben immers je moe-tje.
En zij lag haar wang op het kussen van het ziek kind en zij fluisterde
hem dit lief als een zoet geheim in zijn oor.
Teen richtte het kind zich ia zijn bedje op en tasstte met leege band
naar iets onzichtbaar» en zei eensklaps, vul vuur, smeekend en tevens
bevelend:
Ik wil Boum-loum /"
II.
Eoum-loum!
De arme Madeleine zag haar man vragend en mistroostig aan. Wat zei
het ventje toch? Zou het weer ijlen zijn? Een begin van dat treurig ijlen?
Boiim-boum!
Zij wist niet wat het beteekende en zij was angstig om de zonderlinge
woorden, die het kind thaus herhaalde met een ziekelijke stijf hoofdigheid,
alsof het, terwijl het tot nog toe zijn droom niet onder woorden had
kunnen brengen, zich er thans met onverwinnelijke hardnekkigheid aau
Vast klampte.
Ja, JBoum-bouml Soum-bouml Ik wil Boiim-bonml hebben!
De moeder bad zenuwachtig de hand vau Jaeques gegrepen en zei
zacht als een zinnelooze:
Wat beteekent dat, Jaeques ? Nu heb ik niets geen hoop meer voor
hem! Maar op het ruwe gelaat van den werkman speelde een glimlach
van geluk en verbazing, ook de glimlach van een veroordeelde voor wien
een flauwe straal van hoop en vrijheid doorbreekt. Boum-boum! Hij her
innerde zich den Paaschmaandag toen hij met Fransja in het
Paardenspel naar een kindervoorstelling was geweest. Nog klonk hemde
hartelijke lach van zijn kiud in het oor, nog zag en hoorde hij het
uitgieren van de pret.