Historisch Archief 1877-1940
W. 426
DE AMSTERDAMMER
A°. 1885.
EEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
uitgevers: ELLEBMAN, HABM8 A Oo.
Kantoor: Singel 211.
Hoofd-Agenten: te Bttavia, G. KOLFF *
CoZondag 23 Augustus.
Abonnement por 3;m. . . , . . . . f 1.?. fr. p. p. ? 1.15.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar a, 0.10.
Advertentiën van 1?5 regels f 1.10, elke regel meer . 0.20.
tUBBchen den tekst per regel ....?» 0.40
«7,
l
INHOUD:
BUITENLAND, i- Onz« Bladen. ->? Warme Kadetjes, Een Zaterdagavondpraatje,
XC, door Aquariua. Uit het Haagje, XLIV, door Pasqnino. Kunst: De
bouwetjjl van het nieuwe Kijksmuzeüm, (slot), door Alb. Th. Mr. C. Voamaer over
den bouwstijl van het Nieuwe Kjjks-Museum. Gemengd koor of Mannenkoor ? door
E. D. P. *?pa Nederlandache kunst op de tentoonstelling ts Antwerpen. Uit Parijs,
XXXIII. door A. B. Uit Be'gie. door M. A. Letterkunde: Mannen van
beteekenifl, door Scaramouehe XXVI. Inbond van Tijdschriften. Nieuwe Uitgaven.
Ifilitaire Zaken: De bewapening der Vesting-Artillerie met geweren, door
Cambreaux. Schaakspel. Feuilleton: Ontzettende Beieavonturen van J.H.
Jtephion, uit het Engelsen, I. Een aardig groepje, door B. H. van Breemon.
Het gouden feest, naar het franech van H. Conti. NIEUWS VAN DE WEEK.
Faillissementen. Overzicht van de Effeotenmarkt, door S. Veilingen van Vaste
Goederen. Te huur. Advertentiën.
B IJ I T E K I. A N P.
De Afghaansche quaestie is, zooals te verwachten was, in de
afgeloopen week geene schrede nader tot hare oplossing gekomen.
Trouwens, zooals in ons vorig overzicht reeds werd aange
toond, bestaat er weinig kans dal zelfs de eerstvolgende weken
veel verandering in den toestand zullen brengen. Van den uitslag
der aanstaande algemeene verkiezingen in Engeland hangt veel,
zoo niet alles af. Onder deze omstandigheden valt aan de vrede
lievende berichten, die van tijd tot tijd dooïde pers (en door de
Engelsche niet het minst!) worden verspreid, weinig geloof te
hechten. Zoo wisl bv. de Standard dezer dagen te vertellen, dat
de Engelsche regeering binnen kort van het kabinet te St. Peters
burg gewichtige mededeelingen tegemoet ziet in zake de
Zoelfikar-quaestie. De Russische regeering verwacht namelijk gedetail
leerde topographische inlichtingen aangaande de bestreden
grenspunten, we'ke nieuw licht over de quaeslie zullen verspreiden
en Rusland in staat zullen stellen, zijne voorstellen zoodanig te
wijzigen dat «ij, naar men hoopt, tot eene spoedige oplossing
der gerezen moeielijkhéden «zouden kunnen" leiden.
Inmiddels is .het Engelsche Parlement uiteengegaan; het con
servatieve ministerie-Salisbury is dus in elk geval verzekerd aan
het roer te zullen blijven, totdat de kiezers in November gespro
ken hebben. De sluitingsrede, namens de Koningin uitgesproken,
had weinig om het lijf. Natuurlijk wordt daarin de hoop uit
gedrukt, dat aan het Cenlraal-Aziatisch conflict spoedig een einde
zal komen. Deze wensch is echter, ook van Russische zijde, reeds zoo
dikwijls geuit, dat men onwillekeurig aan de oprechtheid begint
te twijfelen. Er bestaat dan ook meer reden orn aan te nemen dat
de onderhandelingen zóó lang zullen worden voortgezet, totdat
een der partijen de kans schoon ziet om een beslissenden slag
te slaan.
In de mededeeling, dat de noodige maatregelen genomen wor
den om de noordwestelijke grenzen van Indiöin behoorlijken
slaat van verdediging te stellen, herkent men den invloed van Lord
Randolph Ghurchill, die weinige dagen geleden den vorigen onder
koning van Indië, Lord Ripon, eene verregaande verwaarloozing
van dit belang had ten laste gelegd. Tevens moet deze
mededeeling dienst doen, om eene aanzienlijke verhooging van de In
dische begrooting te motiveeren.
Ofschoon niets gemakkelijker zou geweest zijn, dan op den
zelfden hoopvollen toon van Sir Henry Drummond Wolff's zen
ding te spreken, heeft fle regeering aan de Koningin hierover
geen enkel woord in den mond gelegd. Men mag hieruit opma
ken, dat Lord Salisbury zelf twijfelt aan het resultaat der pogin
gen, welke de heer Wolft uit naam der regeering zal aanwenden,
om zich van de medewerking van Turkije te verzekeren.
Niettemin trekt de zending van Sir Wolff in hooge mate de
aandacht van gansch Europa. Zijn dagelijksch doen en laten, de
bezoeken die hij aflegt en ontvangt, dat alles geeft aan de
Europeesche en inzonderheid aan de Engelsche pers, overvloedig slof
tot beschouwingen. Twee. dagen bracht hij te Pest door; volgens
de laatste berichten is hij reeds te Constantinopel gearriveerd.
Hier bevindt men zich ia de» grootste verlegenheid. De particu
liere secretarissen van den Sultan hebben een drukken tijd; nu
eens moeten zij den eeuerj, dan weer. den anderen gezant polsen,
en den (kooten Heer op de hoogte houden van alle gevraagde
en ongevraagde adviezen. De Sultan heeft de hoop nog niet op
gegeven, om de rechtstreeksche controle over Egypte te herwinnen.
Natuurlijk laat Rusland niets onbeproefd, om alle plannen betref
fende eene Engelsch-Turksche alliantie in de geboorte te smoren;
de regeering van den Czaar beschikt ook in het paleis van den
Sultan over talrijke bondgenooten.
De Oostenrijksche bladen onderstellen, dat de eenige concessie,
welke de Porte zou kunnen doen, bestaan zal in het sluiten eener
conventie, krachtens welke Egypte door gemengde garnizoenen van
Britsche en Turksche troepen zou worden bezet, terwijl deze
troepen, zoodra hunne aanwezigheid niet meer dringend noodig
blijkt, gelijktijdig Egypte zouden ontruimen. Veiligheidshalve voegt
men er bij, dat ook dit niet zeer schitterend resultaat geheel zou
afhangen van den steun, door Bismarck (»den kanselier van Europa")
aan sir Drummond Wolff's pogingen te geven, omdat niet slechts
Rusland, maar ook Frankrijk die zooveel mogelijk zal tegenwerken.
Inderdaad zal Turkije, als het verstandig handelt, metdegroote
mogendheden van Centraal-Europa rekening moeten houden, en het
zal zich wel driemaal bedenken, alvorens concessiën te doen aan
de Engelsche regeering, waarin voor Rusland een casus betti zou
kunnen gelegen zijn. Ook Rusland zal zich, wanneer het zich inge
val van oorlog met Engeland van de neutraliteit der Porte wil
verzekeren, bij de Gentraal-Europeesche mogendheden, en wel
hoofdzakelijk te Berlijn en te Weenen, moeten aankloppen. Het
is de groote vraag of het daarmede iets zou kunnen bereiken;
de verhouding toch van Rusland tot Duitschland en Oostenrijk is
in de laatste jaren eene geheel andere dan die tusschen Duitschland
en Oostenrijk onderling.
* *
De commercieele verhouding tusschen Duitschland en Oostenrijk
werd, naar aanleiding van het bezoek van graaf Kalnoky (voor
zitter van het Oostenrijksch-Hongaarsch ministerie) aan den Duit*
schen rijkskanselier te Varzïn, druk besproken. Omtrent hetgeen
er tusschen deze beide staatslieden werd onderhandeld, is nog
niet uitgelekt. Vóór het vertrek van graaf Kalnoky naar Duitschland
wisten de voorstanders van een tolverbond tusschen de beide Sta
ten te verzekeren, dat hunne plannen het hoofdonderwerp van de
besprekingen zouden uitmaken. Doch met eiken dag werden de
verzekeringen hieromtrent minder stellig en de artikelen minder
hoopvol. Men moest erkennen, dat de handelstractaten, welke
Duilschland met andere landen en in de eerste plaats met
Frankrijk heeft gesloten, eene opheffing der economische
slagboomen tusschen de beide verbonden staten voorloopig onmoge
lijk maakt.
Het conflict tusschen Duitschland en den Sultan van Zanzibar
is bijgelegd. Het officiëele bericht van den bevelhebber van het
Duitsche eskader, Kommodore von Paschen, meldt dat de Sultan
onvoorwaardelijk het protectoraat van den keizer van Duitschland
heeft erkend over al de door de Duitschers in bezit genomen
streken. De troepen en ambtenaren van den Sultan hebben zich
onmiddellijk uit het betwiste gebied teruggetrokken. Inmiddels is
op verrassende wijze een ander koloniaal conflict op dat met
Zanzibar gevolgd. De Duitsche regeering heeft zich plotseling
meester gemaakt van eenige der Carolinen-eilanden, in de Stille
Zuidzee. Deze archipel behoorde in naam aan Spanje en stond
onder toezicht van den gouverneur der Philippijnsche eilanden;
de Spanjaarden hadden echter op de geheele groep geen enkele
nederzetting. Onder deze omstandigheden heeft de Duitsche regee
ring, gedachtig aan de beginselen die omtrent de bezitsrechten
op vreemd grondgebied door de Congo-conferentie waren vastge
steld, gemeend tot de annexatie van deze eilandengroep zonder
bezwaar te kunnen overgaan. De Spaansche regeering heeft
onmiddellijk tegen het bezetten door Duitschland geprotesteerd;
hel is echter hoogst twijfelachtig, of zij daarmede haar doel zal
bereiken. Volgens de laatste berichten, heeft de Duitsche regeering
eene nota, in vriendschappelijke bewoordingen vervat, naar Madrid