Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.'-426
gezonden, waarin zij aanbiedt de aanspraken, welke Spanje op de
Carolinen-eilanden beweert te hebben, aan een billijk onderzoek te
onderwerpen.
Inmiddels hebben twee Spaansche oorlogsschepen het eiland Yap,
het voornaamste van den Carolinen-archipel, reeds bezet, waardoor
de moeielijkheid van den toestand niet weinig is vermeerderd.
De openbare meening in Spanje is overigens zeer tegen
Duitschland gekant; er worden heftige redevoeringen gehouden en het
gebouw der Duitsche ambassade wordt door eene afzonderlijke
wacht bewaakt.
.?.
* ''" #
Het denkbeeld van revanche-plannen, die aan Frankrijk worden
toegeschreven, en waarover de Nordd. Allg. Zeitung, het orgaan
van den Rijkskanselier, den bekenden koud waterstraal uitstortte,
ontving deze week weder nieuw voedsel. Thans was het de
Fransche dichter Francois Goppée, die van de gastvrijheid der Magyaren
misbruik heeft gemaakt, om zich te Pesth in zeer oorlogzucluigen
geest tegenover Duitschland uit te laten. Hij besprak het teeder
punt der revanche op eene wijze, die wel berekend was om de
hartstochten der chauvinisten te prikkelen, doch overigens van
weinig politiek doorzicht getuigde. Te hopen is het, dat
deFransche regeering zoo verstandig zal zijn, zich zorgvuldig te onthou
den van alles, wat haar den schijn kan geven, de chauvinistische
beweging aan te moedigen. Er bestaat in Frankrijk geen gemakke
lijker middel, om zich populair te maken, dan eene zinspeling op
de herwinning van Elzas-Lotharingen; eene regeering echter, die
aan dergelijke uitingen rechtstreeks of zijdelings deelneemt, stelt,
ter wille van eene kortstondige populariteit, de veiligheid van hel
land in de waagschaal.
?* voorbereidingen voor de verkiezingen nemen dagelijks groo
tere afmetingen aan. In de afgeloopen week is weder een
verkiezings-manifest verschenen; het is alkomstig van den graaf
de Mun, den talentvollent leider der zuivere clericalen. Het
eischt, zonder zich uit te laten omtrent royalisten, imperialislen
of republikeinen, voor Frankrijk een regeeringsvorm, welke ook,
e de » heerschappij vaa het geloof, de soevereinileit van den
Paus, de erkenning van zijne onvernietigbare rechten''belopft. Het
anifest zal vele aanhangers vinden, maar deze zijn, als zij be
sloten hebben het manifest te volgea, nog niet veel verder, daar
zij dan nog niet weten, aan welke der candidaten in die lichting
zij hunne stem moeten geven.
Uif Annam en Tonkin zijn geene bijzondere berichten ontvan
gen. Het oorlogsschip Bat/ard, met het stoffelijk overschot van
admiraal Gourbet aan boord, is voor Toulon gearriveerd, doch
kan wegens de aan boord heerschende cholera niet worden toege
laten. De lijkpleehtigbeid zal nu op de Hyères plaats vinden.
ONZE BLADEN.
Eene quaéstie van den dag is de Nederlandsche Marine, welker inrich
ting uit meer dan n oogpunt aan critiek bloot staat. Ons Dagblad
bevatte artikelen over de tucht op de oorlogsehepen en over de
Kijkswerven. Eerstgenoemd onderwerp werd van meaige zijde besproken,
het meest uitvoerig door de Midd. Ct. en door den heer Koentze in het
Dagblad van Z.-H. en 's Gr.
Het Handelsblad gaf, onder den titel De leer der sommigen",
beschouwingen over het voorloopig verslag omtrent de Grondwetsher
ziening en behandelde de quaéstie van art. 194 in een artikel, getiteld
Bijdraaien". In hetzelfde blad schreef de heer van Kesteren over de
kustvaart io Indië.
Het Vaderland schreef over De Eedsquaestie en de Grondwet" en
over De Telegraaf-conferentie".
In De Standaard zette de hoogleeraar der V. U. Fabius den strijd
voort tegen de ethisch-irenischen.
I)e Tyd bevatte dris belangrijke artikelen over de anti-revolutioncaire
partij en hare leiders en ving eene beschouwing aan over Onze toekomst
jn Indië", haar door haren Indischen correspondent toegezonden.
Overigens bevatte nog 2)e Maasbode beschouwingen over het
evenretljgheidsstelsel bij de verkiezingen, de Prov. Gron. Ct. over het
procesv»n Om>r>pv?B en de Arnhemsche Courant over vrijen handel en verkeer.
WARME KADETJES.
Een Zaterdag-a vond-Praat j P.
XC.
Hoofdschuddend en diep bedroefd keek ik naar den Wandalen-arbeid.
;k was naar het Oetgenspad gekuierd, waar ik in geruimen tijd niet was
geweest. Men had mij verteld dat er rioleerings-werken werden aange
legd en al het fraaie, romantische en idyll scke van het, eenmaal zoo
schilderachtige, pad binnen korten tijd tot de geschiedenis zoude behooren.
Ik ging mij overtuigen en zag dat de faam ditmaal niet had overdre
ven, maar dat men waarheid had gesproken.
Jeremia, zittende op de puinhoopen van Jeruzalem, Napoïeon op
SiatHelena, terugdenkende aan vervlogen grootheid, of een niet-berkozen
Tweede Kamer-lid, kunnen nimmer zóó dreef te moede zijn geweest, ais
ik het thans was.
't Is zonde," riep ik.
,,Zeit uwee dat, wel," zeide eene juffrouw, waarin ik dadelijk de booze
feeks van de bovenverdieping herkende die Jan en mij eenmaal HOO
ergerlijk had behandeld, maar dis mij uiofc meer schoen te keancu, 't is
zonde en schande zooals aan 't pad geleuterd en gezanikt wordt en uo
zeggen ze nota bene nog dat de ziekte wel reis komen kon." '
VWelke ziekte juffrouw ?"
Wel mins, hoe heb ik het nou met je ? De Koleéra natuurlijk."
O, zoo; maar vertelt u me eens, blijft het pad nu heusch pad of zal
men het weder in een lieflijken waterweg herscheppen ?"
De vent loopt met molentjes," zeide eene tweede juffrouw, die zich
bij ons had gevoegd, 't is niet recht snik in je bol, vrijer! zou je uu
waarachtig willen dat we hier weer zoo'n stinksloot kregen?"
Ik gaf geen direct antwoord; wordt het pad ook bestraat?" vroeg ik,
Wel natuurlijk wordt het bestraat, en het wordt waarachtig tijd ook.
't Is pirramedaal zoo lang ze ons in de vuiligheid laten zitten. Nou had
den ze toch veel vroeger met de rejolen kanne beginnen, maar nean
dat most net zoo lang wachten totdat het warme weer in het land was.
Aan gutme kant van 't spoor, mot de heele rommel nog worden opge«
graven, dat zal me een luchie geven."
Nou"', zei de andere juffrouw, van je welste hoor! Hebt u ook no&
altijd water in den kelder, buurtje?,'
Mins, praat er niet van, minstens twee voet."
Ik hoorde verbaasd op : twee voet water in huis! welk een buitenkansje.
Zit er veel visch in dat water, juffrouw ?" vroeg ik aarzelend.
Hij heit te veel vergunning!" schaterden de juffrouwen en een harer
schreeuwde lachende: Visch! wel man, der zit snoek en baars in vao,
belang, maar je vindt er niet veel graat in."
Ik begreep de vrouw niet goed en nam geen nota van de
toespelingalsof ik te veel aan Bacchus geofferd had; heeft een photograaf het
pad, gelijk het vroeger was, nog opgenomen juffrouw!" zeide ik.
Weet ik veel van eeu pottengraaf", antwoordde de vrouw, gegraven
hebben zij hier genoeg en dat doen ze nog en wat de potten aangaat,
wel man die vind je hier bij hoopen, maar ze zijn allemaal stukkend."
Natuurlijk zeide ik niets meer, maar ging verder; ik hoorde nog het
een en ander praten over den vader van dat gekke jongentje" en dat
ze dien zotten kwibus met de kar mosten rijden", maar ik sloeg er geen
acht op.
Helaas! Helaas! het heerlijke Oetgenspad op wreedaardige wijze het
onderste boven gegooid en de Amsterdammers zullen de wonderen er
van niet langer to aanschouwen krijgen. Gelukkig is er nog veel overge
bleven wat aan de tijden van vroegere weelde herinnert en wat vóór den
\vinter wel niet verwijderd zal kunnen worden. Ik raad mijnen
stadgenooten dan ook ten zeerste aan om eens een kijkje te gaan nemen,
alvorens het te laat is; de monumentale pomp staat nog onaangeroerd;
nog aanschouwt uien er, wanneer 't geregend heeft, verrukkelijke meren
en de siillevens zijn wel in aantal verminderd, maar men treft er nog
onderscheidene aan, die een artist in vuur en >lam zouden kunnen zetten.
Een vleugje hoop glom weder in mijn boezem aan toen ik, over dea
spoorweg gekomen, vele arbeiders aan het werk zag.
Wat is dat ?" vroeg ik.
Wel dat 's derrie, ouwe heer!" luidde het bescheid.
Ik meen wat juillie eigentlijk uitvoert; graven juillie de te onzaliger
ure ingeworpcn aarde weder uit.
Dat 's een slome tiikkerkop," riep een der maiinen.
Hij is van bet hondje gebeten," zeide een tweede.
't Is die oude, uitgedroogde handspaak vaa Meerlusfc," liet een derda
zich hooren,
Ik liet de mannen praten, schudde nog onderscheidene malen het
hoofd en begaf mij toen naar den Nieuwendijk.
Sagittarius had mij verteld dat men in die straat druk aan het breken
en graven was en het vermoeden geuit, dat dit werk wel eens ia ver
band kon staan met eene uitgraving van het Danarak. Natuurlijk moest
ik toen haring of kuit van het geval hebben. Maar, ach, de antwoorden,
die ik op mijne allereerste vragen ontving, stelden mij bitter te leur.
Het bleek mij namelijk dat men den Nieuwendijk met asphalt gaat
bevloeren en mijn verwachtingen dus in rook opgingen.
Nog genoot ik eenige oogenblikken bij het aanschouwen der merkwaar
dige toestanden die in de straat heerschen en ik prees de bewoners er
van gelukkig dat zij, al is het dan ook tijdelijk, in hoogst romantisclie
omgeving mogen wonen. Op den geheelen Nieuweudijk is geen steen te
vinden, waarvan zoogenaamde deskundigen zouden zeggea dat hij be
hoorlijk ligt; daardoor zijn allerbevalligsta hoogten en laagten ont
staan, die den minder met fortuin begunstigden stadgenoot die er niat
aan kan denken om naar buiten te gaan, eene alleraangenaamste
zomeruitspanning opleveren. Met een beetje goeden wil toch kan hij zich
best verbeelden in steenachtig Arabiëte reizen, ja de opstijgende stofwol
ken kunnen hem zelfs in gedachten naar de Sahara voeren.
Van het Daraplein tot aan de Zoutsteeg is het middelgedeelte der straat
niet begaanbaar en op hoogst vernuftige wijze door middel van latten
en ledige cenient-tonnen afgerasterd, men begrijpt welke prachtige toe
standen er uit het feit ontstaan dat slechts de trottoirs begaanbaar zijn.
Ik lachts mij haast een bult toen ik zag hoe een snedig winkelier een
paar zware balen voor zijne woning had neer gestaakt zoodat geen kip
heen of weder kon. Algemeen was de tevredenheid over deze vermake
lijke wijze om het menschdom te leeren dat men er steeds op voorbereid
moet zijn om hinderpalen op zijn weg te ontmoeten, en reeds maakte zich
eene deputatie gereed om naar het sectie-politie-bureau te trekken, met
het verzoek om toch vooral geen dienders op den Nieuwendijk te laten
patrouilleeren die wellicht aan idyllische toestanden een einde zouden wil
len maken, toen men intijds bedacht dat dit niet noodig was, aangezien
de weinige dienders die rondloopen, dergelijke geestige zaken toch niet
plegen op te merken.
Allerpleizierigst is de versperring ook daarom, omdat men nn, door
aan het verzoek om rechts te houden geen gevolg te geven (geen enkel
rechtgeaard Amsterdammer denkt er ooit aan om zich aan dit verzoek
te boudca) grooter verwarring sticht dan ooit het geval was. Stoere
elachtcrsknechts met vettige mailden en mannen met zware