De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 23 augustus pagina 2

23 augustus 1885 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.'-426 gezonden, waarin zij aanbiedt de aanspraken, welke Spanje op de Carolinen-eilanden beweert te hebben, aan een billijk onderzoek te onderwerpen. Inmiddels hebben twee Spaansche oorlogsschepen het eiland Yap, het voornaamste van den Carolinen-archipel, reeds bezet, waardoor de moeielijkheid van den toestand niet weinig is vermeerderd. De openbare meening in Spanje is overigens zeer tegen Duitschland gekant; er worden heftige redevoeringen gehouden en het gebouw der Duitsche ambassade wordt door eene afzonderlijke wacht bewaakt. .?. * ''" # Het denkbeeld van revanche-plannen, die aan Frankrijk worden toegeschreven, en waarover de Nordd. Allg. Zeitung, het orgaan van den Rijkskanselier, den bekenden koud waterstraal uitstortte, ontving deze week weder nieuw voedsel. Thans was het de Fransche dichter Francois Goppée, die van de gastvrijheid der Magyaren misbruik heeft gemaakt, om zich te Pesth in zeer oorlogzucluigen geest tegenover Duitschland uit te laten. Hij besprak het teeder punt der revanche op eene wijze, die wel berekend was om de hartstochten der chauvinisten te prikkelen, doch overigens van weinig politiek doorzicht getuigde. Te hopen is het, dat deFransche regeering zoo verstandig zal zijn, zich zorgvuldig te onthou den van alles, wat haar den schijn kan geven, de chauvinistische beweging aan te moedigen. Er bestaat in Frankrijk geen gemakke lijker middel, om zich populair te maken, dan eene zinspeling op de herwinning van Elzas-Lotharingen; eene regeering echter, die aan dergelijke uitingen rechtstreeks of zijdelings deelneemt, stelt, ter wille van eene kortstondige populariteit, de veiligheid van hel land in de waagschaal. ?* voorbereidingen voor de verkiezingen nemen dagelijks groo tere afmetingen aan. In de afgeloopen week is weder een verkiezings-manifest verschenen; het is alkomstig van den graaf de Mun, den talentvollent leider der zuivere clericalen. Het eischt, zonder zich uit te laten omtrent royalisten, imperialislen of republikeinen, voor Frankrijk een regeeringsvorm, welke ook, e de » heerschappij vaa het geloof, de soevereinileit van den Paus, de erkenning van zijne onvernietigbare rechten''belopft. Het anifest zal vele aanhangers vinden, maar deze zijn, als zij be sloten hebben het manifest te volgea, nog niet veel verder, daar zij dan nog niet weten, aan welke der candidaten in die lichting zij hunne stem moeten geven. Uif Annam en Tonkin zijn geene bijzondere berichten ontvan gen. Het oorlogsschip Bat/ard, met het stoffelijk overschot van admiraal Gourbet aan boord, is voor Toulon gearriveerd, doch kan wegens de aan boord heerschende cholera niet worden toege laten. De lijkpleehtigbeid zal nu op de Hyères plaats vinden. ONZE BLADEN. Eene quaéstie van den dag is de Nederlandsche Marine, welker inrich ting uit meer dan n oogpunt aan critiek bloot staat. Ons Dagblad bevatte artikelen over de tucht op de oorlogsehepen en over de Kijkswerven. Eerstgenoemd onderwerp werd van meaige zijde besproken, het meest uitvoerig door de Midd. Ct. en door den heer Koentze in het Dagblad van Z.-H. en 's Gr. Het Handelsblad gaf, onder den titel De leer der sommigen", beschouwingen over het voorloopig verslag omtrent de Grondwetsher ziening en behandelde de quaéstie van art. 194 in een artikel, getiteld Bijdraaien". In hetzelfde blad schreef de heer van Kesteren over de kustvaart io Indië. Het Vaderland schreef over De Eedsquaestie en de Grondwet" en over De Telegraaf-conferentie". In De Standaard zette de hoogleeraar der V. U. Fabius den strijd voort tegen de ethisch-irenischen. I)e Tyd bevatte dris belangrijke artikelen over de anti-revolutioncaire partij en hare leiders en ving eene beschouwing aan over Onze toekomst jn Indië", haar door haren Indischen correspondent toegezonden. Overigens bevatte nog 2)e Maasbode beschouwingen over het evenretljgheidsstelsel bij de verkiezingen, de Prov. Gron. Ct. over het procesv»n Om>r>pv?B en de Arnhemsche Courant over vrijen handel en verkeer. WARME KADETJES. Een Zaterdag-a vond-Praat j P. XC. Hoofdschuddend en diep bedroefd keek ik naar den Wandalen-arbeid. ;k was naar het Oetgenspad gekuierd, waar ik in geruimen tijd niet was geweest. Men had mij verteld dat er rioleerings-werken werden aange legd en al het fraaie, romantische en idyll scke van het, eenmaal zoo schilderachtige, pad binnen korten tijd tot de geschiedenis zoude behooren. Ik ging mij overtuigen en zag dat de faam ditmaal niet had overdre ven, maar dat men waarheid had gesproken. Jeremia, zittende op de puinhoopen van Jeruzalem, Napoïeon op SiatHelena, terugdenkende aan vervlogen grootheid, of een niet-berkozen Tweede Kamer-lid, kunnen nimmer zóó dreef te moede zijn geweest, ais ik het thans was. 't Is zonde," riep ik. ,,Zeit uwee dat, wel," zeide eene juffrouw, waarin ik dadelijk de booze feeks van de bovenverdieping herkende die Jan en mij eenmaal HOO ergerlijk had behandeld, maar dis mij uiofc meer schoen te keancu, 't is zonde en schande zooals aan 't pad geleuterd en gezanikt wordt en uo zeggen ze nota bene nog dat de ziekte wel reis komen kon." ' VWelke ziekte juffrouw ?" Wel mins, hoe heb ik het nou met je ? De Koleéra natuurlijk." O, zoo; maar vertelt u me eens, blijft het pad nu heusch pad of zal men het weder in een lieflijken waterweg herscheppen ?" De vent loopt met molentjes," zeide eene tweede juffrouw, die zich bij ons had gevoegd, 't is niet recht snik in je bol, vrijer! zou je uu waarachtig willen dat we hier weer zoo'n stinksloot kregen?" Ik gaf geen direct antwoord; wordt het pad ook bestraat?" vroeg ik, Wel natuurlijk wordt het bestraat, en het wordt waarachtig tijd ook. 't Is pirramedaal zoo lang ze ons in de vuiligheid laten zitten. Nou had den ze toch veel vroeger met de rejolen kanne beginnen, maar nean dat most net zoo lang wachten totdat het warme weer in het land was. Aan gutme kant van 't spoor, mot de heele rommel nog worden opge« graven, dat zal me een luchie geven." Nou"', zei de andere juffrouw, van je welste hoor! Hebt u ook no& altijd water in den kelder, buurtje?,' Mins, praat er niet van, minstens twee voet." Ik hoorde verbaasd op : twee voet water in huis! welk een buitenkansje. Zit er veel visch in dat water, juffrouw ?" vroeg ik aarzelend. Hij heit te veel vergunning!" schaterden de juffrouwen en een harer schreeuwde lachende: Visch! wel man, der zit snoek en baars in vao, belang, maar je vindt er niet veel graat in." Ik begreep de vrouw niet goed en nam geen nota van de toespelingalsof ik te veel aan Bacchus geofferd had; heeft een photograaf het pad, gelijk het vroeger was, nog opgenomen juffrouw!" zeide ik. Weet ik veel van eeu pottengraaf", antwoordde de vrouw, gegraven hebben zij hier genoeg en dat doen ze nog en wat de potten aangaat, wel man die vind je hier bij hoopen, maar ze zijn allemaal stukkend." Natuurlijk zeide ik niets meer, maar ging verder; ik hoorde nog het een en ander praten over den vader van dat gekke jongentje" en dat ze dien zotten kwibus met de kar mosten rijden", maar ik sloeg er geen acht op. Helaas! Helaas! het heerlijke Oetgenspad op wreedaardige wijze het onderste boven gegooid en de Amsterdammers zullen de wonderen er van niet langer to aanschouwen krijgen. Gelukkig is er nog veel overge bleven wat aan de tijden van vroegere weelde herinnert en wat vóór den \vinter wel niet verwijderd zal kunnen worden. Ik raad mijnen stadgenooten dan ook ten zeerste aan om eens een kijkje te gaan nemen, alvorens het te laat is; de monumentale pomp staat nog onaangeroerd; nog aanschouwt uien er, wanneer 't geregend heeft, verrukkelijke meren en de siillevens zijn wel in aantal verminderd, maar men treft er nog onderscheidene aan, die een artist in vuur en >lam zouden kunnen zetten. Een vleugje hoop glom weder in mijn boezem aan toen ik, over dea spoorweg gekomen, vele arbeiders aan het werk zag. Wat is dat ?" vroeg ik. Wel dat 's derrie, ouwe heer!" luidde het bescheid. Ik meen wat juillie eigentlijk uitvoert; graven juillie de te onzaliger ure ingeworpcn aarde weder uit. Dat 's een slome tiikkerkop," riep een der maiinen. Hij is van bet hondje gebeten," zeide een tweede. 't Is die oude, uitgedroogde handspaak vaa Meerlusfc," liet een derda zich hooren, Ik liet de mannen praten, schudde nog onderscheidene malen het hoofd en begaf mij toen naar den Nieuwendijk. Sagittarius had mij verteld dat men in die straat druk aan het breken en graven was en het vermoeden geuit, dat dit werk wel eens ia ver band kon staan met eene uitgraving van het Danarak. Natuurlijk moest ik toen haring of kuit van het geval hebben. Maar, ach, de antwoorden, die ik op mijne allereerste vragen ontving, stelden mij bitter te leur. Het bleek mij namelijk dat men den Nieuwendijk met asphalt gaat bevloeren en mijn verwachtingen dus in rook opgingen. Nog genoot ik eenige oogenblikken bij het aanschouwen der merkwaar dige toestanden die in de straat heerschen en ik prees de bewoners er van gelukkig dat zij, al is het dan ook tijdelijk, in hoogst romantisclie omgeving mogen wonen. Op den geheelen Nieuweudijk is geen steen te vinden, waarvan zoogenaamde deskundigen zouden zeggea dat hij be hoorlijk ligt; daardoor zijn allerbevalligsta hoogten en laagten ont staan, die den minder met fortuin begunstigden stadgenoot die er niat aan kan denken om naar buiten te gaan, eene alleraangenaamste zomeruitspanning opleveren. Met een beetje goeden wil toch kan hij zich best verbeelden in steenachtig Arabiëte reizen, ja de opstijgende stofwol ken kunnen hem zelfs in gedachten naar de Sahara voeren. Van het Daraplein tot aan de Zoutsteeg is het middelgedeelte der straat niet begaanbaar en op hoogst vernuftige wijze door middel van latten en ledige cenient-tonnen afgerasterd, men begrijpt welke prachtige toe standen er uit het feit ontstaan dat slechts de trottoirs begaanbaar zijn. Ik lachts mij haast een bult toen ik zag hoe een snedig winkelier een paar zware balen voor zijne woning had neer gestaakt zoodat geen kip heen of weder kon. Algemeen was de tevredenheid over deze vermake lijke wijze om het menschdom te leeren dat men er steeds op voorbereid moet zijn om hinderpalen op zijn weg te ontmoeten, en reeds maakte zich eene deputatie gereed om naar het sectie-politie-bureau te trekken, met het verzoek om toch vooral geen dienders op den Nieuwendijk te laten patrouilleeren die wellicht aan idyllische toestanden een einde zouden wil len maken, toen men intijds bedacht dat dit niet noodig was, aangezien de weinige dienders die rondloopen, dergelijke geestige zaken toch niet plegen op te merken. Allerpleizierigst is de versperring ook daarom, omdat men nn, door aan het verzoek om rechts te houden geen gevolg te geven (geen enkel rechtgeaard Amsterdammer denkt er ooit aan om zich aan dit verzoek te boudca) grooter verwarring sticht dan ooit het geval was. Stoere elachtcrsknechts met vettige mailden en mannen met zware

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl