De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 23 augustus pagina 7

23 augustus 1885 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

. 426 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. i: been buigt om bare verstijfde vingers téVerwarmen. Een manteltje is om nare schouders geslagen. De ouderdom 13 kouwelijk. Men ziet dat niets verzuimd is om het denkbeeld: Als men .oud wordt...-!" volko men voor te stellen. De figuur is in alle opzichten, als type, als uitdruk king, als karakter, eene zeer gelukkige conceptie. Het schilderstuk is in' de grijze, doffe tinten gehouden, waaruit laraëls zyn palet samenstelt om met eene melancholieken toon de binnenhuisjes te kleuren, waarin hij gaarne zijne oude lieden plaatst. Tot dezelfde orde van,denkbeelden en indrukken, tot dezelfde school behporf, Alleen 't huis" van Neuhoys. In een binnenhuis d la Israëls, Vrjj armoedig, maar van die Hollandsere armoedigheid, die men de weelde d,er .armoede zou kunnen noemen, is eene vrouw bezig met voor het huishouden te zorgen; een zonnestraaltje, door het venster vallend yaarb\j zij zit, ver.vroolijkt hare eenzaamheid. Als technische verdienste merkt men op: een warm doorschijnend koloriet, een volkomen juist weergegeven spel van licht en schaduw en een zeer lichte toets. Ook is er' iets van Israëls in Aan het hoekje van den haard" van Kever; maar het zwaarmoedig element is er zeer in verzacht. Eenvoudig, erndtig, op zjju Hollaudsch, maar niet 'eigenlijk droevig is dit bescheiden Binnenhuisje, waar eene Werkmansvrouw aan het hoekje van don haard gezeten, zich met naaiwerk bezig houdt. Een klein meisje staat nevens haar; de figuren zijn volkomen natuurlijk en flink uitgevoerd; een allerbekoorlükst lichteffect heeft men door het venster op het zonnige veld. In .'t geheel geen Israëls is er in Het ontwaken" van Jansen. Dat ontwaken is uitgedrukt in de persoon van eene .groote, krachtige vrouw, in een nog veel eenvoudiger costuum dan Ie ample appareil, d'une beauté"qn'on vient d'arracher au sommeil;" zg"rekt zich ontwakende uit. Bet 'type ia vulgair; de teekening is niet alleen zonder eenige aierlykheid, maar ook onjuist. Het liuker been schijnt niet aan dezelfde persoon toe te behooren als het rechter. De knie van dit laatste is beenderig, gespierd, knoestig genoeg om eene vrouw, die in alle andere opzichten het best bedeeld was, van alle bekoorlijkheid te berooven. In 't kort, de vormen hebben eenige ronding, maar niets van die fijnheid van omtrekken, die distinctie, welke vrouwelijke modellen, zullen zij ter af beelding gekozen worden, toch niet kunnen ontberen. Er zijn duizende onderwerpen .ter behandeling, die den schilder niet tot het voorstellen van het naakt dwingen; maar als hij dit speciale vak kiest, moet hij zich houden aan de voorwaarden, die het oplegt. 'Wat büvooral moet vermijden, is dat het naakt" in naaktheid" ont aardt. Bg de ontwaakte" van Jansen is hét schilderwerk beter dan de töekening; de vleeschkleur is licht en warm. Waar heeft zij toch geslapen? In het woud'? De toestand waarin wij haar zien, maakt dat zeer onwaar schijnlijk. Als zij in hare slaapkamer was, zon men kunnen aannemen, dat zg verrast wordt op het oogenblik dat zij haar nachtgewaad verlaten héft om een ander aantetrekken; maar zij komt uit op een landschap, en het eenige gorden dat men ziet is een gordijn van groene planten, waartegen haar trillende ledematen uitkomen. Nu heeft sedert Eva in liet Paradijs nog geene vrouw het gewaagd, naakt op het gras te gaan slapen. De zonderlinge irïdrnk dien het schilderstuk van den heer Jansen maakt, ligt aan de omgeving, aan de Hollandsche afdeeling. Het verschilt zoo van alles wat er omheen te zien is, dat men er toe komt den Catalogus te raadplegen en te zien, dat men instinctmatig juist gevonden heeft: de heer Jansen, té'sHage geboren, woont te Parijs en is leerling van Bonnat. Schoon Nederlander van oorsprong, schildert bij d la parisienne. Geographisch behooren dus zijne werken in de Hollandsche afdeeling, artistiek in de Fransche. Op dezelfde wijz e, door eene geheel gelijke fictie, vertoonen zich in de Hollandsche afdeeling de HII. Roelofs, Gabiïl, de Haes, Oyeng, terwijl zij, sedert lang in ons land gevestigd, waar velen hunner hunne studiën gemaakt hebben, inderdaad Belgische schilders geworden zijn. Eene der gelijke opmerking vindt hare plaats waar het den heer Martens geldt; ivg schilderde eene Jonge vrouw uit het bad komend." De burgerlijke Stand van' dezen schilder is al zeer gecompliceerd. Op Java geboren, leerling der' Amsterdamsche academie, woont hjj te Parijs, en heeft in de ateliers van Bonnat en Cormon zijne studiën voltooid. Zijne badende, half naakt, half in eene rooskleurige stof gedrapeerd, ziet in een spiegel. DB schilder heeft hier de geroemde morbidesga van de vleeschkleur gezdcht, ?' on is in het nevelachtige vervallen. Ook dit schilderstuk heeft niets Hollandsen. Het kleurt valsch in de afdeeliug waarin het geplaatst is. ???'??----?????? - (Slot volgt). UIT PARIJS, ', XXXIII, 'Hét interessante nienwa was in de afgeloopen week niet binnen Parijs, maar daar buiten te vinden. Het standbeeld van generaal Chanzy, tege lijk een eerezuil voor het dappere leger der Loire, werd laatstleden Zondag te Mans onthuld, eene gebeurtenis, die ook in Frankrijks hoofdstad weerklank vond, want Chanzy en Gambetta z\jn de namen, die de waar achtige vaderlandsliefde in de tegenwoordige republiek vertegenwoordigen. TéMilaan werd de affaire Pel behandeld en dit drama eindigde met de véroordeeling tot levenslange tuchthuisstraf van den afschuweljjken Pel, De verzachtende omstandigheden" werden ook nu weder gevondenen i-de guillotine ontloopt de kans van met het bloed van dien ellendeling bezoedeld te worden, ? 'Natuurlijk nam Parijs ook van deze zaak kennis en zij, die meenen, dit de uitvinding van Guillotin reeds lang naar het kabinet van madame Tnssand of een historisch museum had moeten verhuizen, hebben uit den aard der zaak meer vrede met dat vonnis dan de velen, die er nog altijd een zeker genot in stellen den beul zijn droevig werk te zien verrichten. 'Met die vreemde liefhebberij zal het evenwel spoedig gedaan zijn, naar het zich laat aanzien. Het tijgertje in den mensch zal weldra van dien kant zgri bloeddorstigheid niet langer geprikkeld en bevredigd zien, want als bet'gerucht waariieid epreekt, zal eerstdaags bij de wet worden be paald, dat de werkzaamheden der guillotine in geheime zitting verricht moeten worden. ' Misschien is dat wel de reden, dat rreeds verscheidene nachten achtereen een ongeduldige en woelige menigte volks heeft post gevat in de nabijheid van de gevangenis, waar Marchandon zijn laatste uur zit af te wachten. De vaste bezoekers van de place de la Roquette willen zorgen, dat hun althans deze executie niet ontgaat! Straks kan men dat aantrekkelijk schouwspel niet meer genieten. Bah! 't zal een gelukkige dag zijn, die ons voor goed van die treurige, door en door ongezonde liefhebberij verlost. Zoo'n bloed-kermis! In later tijd, als men al die woeste gewoonten zal verloren hebben, zal men niet meer kunnen gelooven, dat zulke dingen konden gebeuren en men in het hartje van Parijs te midden der beschaving zoo'n lijkenkermis moest aa'nschouwen. Veel minder nog zal men willen gelooven, dat een bezoek aan den beul het dessert uitmaakte van zoo menig berucht souper. Die arme soupers! ze raakten toch al zoo wat uit de mode en er be hoefde niet veel bij te komen om zo den genadeslag te geven! Wanneer die dametjes niet zoo van tijd tot tijd eens zoo'n buitengewoon pousse-cafékunnen genieten, dan is het uit met de pret! Zij hadden werkelijk in die leelyke wereld een gansch bijzonderenliarfstocht voor die feestjes in den vroegen morgen. Ook hadden zij daarvan geeu afkeer gekregen door hetgeen er met een van die dametjes een twintig jaar geleden gebeurd was, die na de cham pagne in gezelschap van eenige gommeux en vriendinnen plaats: had genomen vóór de duur betaalde vensters van een wijnhuis in débuurt van het schavot. ' Het vroolijke persoontje zat met een cigarerje in den mond uit te kijken. daar gaat de deur van la Roqnette open. Zij wordt bleek als een doode en valt in onmacht onder het uiten van den kreet: dat is'papa! En het was werkelijk haar papa, dien men ter dood bracht. Men had haar den naam van den veroordeelde niet gezegd. Zij was ia goed ver trouwen daarheen gegaan om zich een weinig te'amuseeren. Zij is dien tengevolge stapelgek in de Salpétrière gestorven, altijd den kreet her halende: dat is papa...! dat is papa! Die dametjes schijnen echter nog even nieuwsgierig gebleven te zijn;er waren ten minste eenige dozijnen tegenwoordig, die niets liever verlang den dan Marchandons hoofd te ziea vallen. Ja, de wet, die het schavot buiten het bereik van de afzichtelijke menigte brengt, zal zonder twijfel de lucht heel wat zuiverder maken, La cntlque est aiség et V art est difficile. Ja wel, de kritiek is gemak kelijk maar toch tegenwoordig niet zoo heel erg meer en die bekende versregel heeft nu een zeer geruchtmakend démenti gekregen, waarom trent verschillende lezingen in omloop zijn. Da zaak is deze: een vertoornd acteur héft een onzer journalisten een pak slag gegeven. Het is niet noodig de namen te verzwijgen, daar deze reeds allerwegen gedrukt zijn. De acteur heet Bertol Graivil, de journalist is niemand minder dan Philippe Garuier. Maar de personen doeri niets ter zake, waar wij onpartijdig over het beginsel willen spreken. Het is volmaakt onverschillig, of het feit met den heer A., B. of C. gebeurd is, het feit zelf komt alleen in aanmerking. En nu is het niet te dulden, dat een tooneelspeler zich het recht zou aanmatigen om zich gewapenderhand te wreken, omdat men aan zijn talent, naar zijne meening, niet genoeg hulde heeft bewezen. Wij kunnen nog verder gaan. Zelfs een volkomen onbillijke kritiek zou nog geen recht geven om geweld te oefenen. Vooreerst omdat gij nooit kunt bewijzen, dat er werkelijk onrecht be staat. De geheele wereld houdt X voor een groot artist. Goed, maar in weerwil daarvan staat het mij toch vrij, hem voor een prul te houden. En daarbij kan ik volkomen ter goeder trouw zijn. 't Kan zelfs wezen dat ik gelijk heb en de geheele wereld ongelijk. Verder moet men niet vergeten, dat tegenover onverdiende gering schatting even onverdiende en overdreven lofuiting staat. Over die laatste heeft nog nooit iemand zich beklaagd. Er is dus een zekere compensatie voor die overdreven blaam en afkeuring in die even overdreven en opgeschroefde bewondering en lof. Maar bovendien is het totaal onmogelijk, beiden juist af te wegen of te meten. Men moet daarbij volkomen vrij blijven of er is geen kritiek meer mogelijk. Van daag zal een tooneelist u aan de hoek van een straat afwachten met den knuppel in de hand. Morgen loopt ge gevaar ge troffen te worden door den wrekenden dolk van een schilder, wiens laat ste meesterstuk niet met den noodigen eerbied door u werd besproken: overmorgen zal een schrijver u zijn revolver voorhouden of een blauwkous de fiolen van haren toorn in den vorm vanvitriool over u uitgieten. Op die manier zouden de verschillende verslagen en mededeelingen alleen nog geleverd kunnen worden door menschen, die het leven moede, deze nieuwe wijze van zelfmoord in praktijk wenschten te brengen. Zij, die zoo spoedig op hun teenen getrapt zijn, moeten liever eich troosten met de gedachte, dat brutaliteit en gezag maar zelden samen gaan. Het publiek bekommert zich hoegenaamd niet om hen die hard slaan, het stelt alleen belang in degenen, die juist slaan. Niemand heeft de waarheid dezer stelling beter bewezen dan de geestige Louis Leroy, wiens dood zeer betreurd wordt. Twintig jaren lang schreef hij artikelen over den jaarlijkschen Salon, die om hun satirieken vorm met des te meer takt behandeld dienden.te worden. En toch heeft hij in die twintig jaar zich geen vijand gemaakt, zoo hoffelijk wist zijn ironie steeds te blijven. En al dien tijd genoot hij de volle sympathie van de schilders, die hij op zulk een fijne manier onder handen had genomen. ?Maar eenmaal ontmoette hij op zijn pad een knorrepot, die in ernst boos op hem werd. Deze knorrepot, wiens naam ik maar zal verzwijgen, al is hij zeer bekend en tegenwoordig bijna beroemd zelfs zondLeroy een soort van uitdaging in belachelijk opgeschroefden en blufferigen stijl, omdat deze in den Charivari had durven verklaren, dat de schilderij van den heer 'L.... hem toescheen volkomen mislukt te zijn.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl