Historisch Archief 1877-1940
v \if
l-'-l
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 426
f
sV»
;' /t^Êajö* uitdaging «ohreef Leroy het volgend* antwoord:
<?' ,*üt vind «w schilderij afschuwelijk, dat moet ik erkennen; maar ik
BMt vinden, dat ga daarom den dood verdiend hebt. Ik wil u dus
deodeo. Maar nog veel minder mg laten dooden. Het eenigste,
fit voor a zoo kannen doen, dat ia u een kaart zenden voor de
pfentiin van een stuk van m& dat men bezig is in te stadeeren. Ik
b&obf a zulk een kaart. Daar zult gij allicht de gelegenheid vinden om
«VKiehe op my te nemen. In afwachting enz."
Leroy hield woord. De schilder kreeg zjjn fauteuil d'orchestre.... en
bahoorde onder diegenen, die het hardst applaudisseerden,
BÜhad den tjjd gehad om tot bezinning te komen en het gevolg was,
dat Leroy den volgenden dag zijn kaartje ontving, waarop deze woorden
geschreven stonden: Bravo! Gij zjjt gisteren avond even geestig geweest
als ik dien anderen keer my dwaas heb aangesteld."
Ontknooping van een drama.
Hat proces, dat een schandaleus proces dreigde te worden en dat niets
ift beteekenen gehad heeft, zelfs niet interessant was, is afgeloopen.
Afgeloopen, dat proces, waarbij de heer Worth, de bekende
kleedermaker, betrokken was en eenige zijner klanten, wier geldelijk onvermogen
met trompetgeschal was uitgebazuind door een dagblad, op gezag van
ee» document, waarvan de herkomst aan Worth werd toegeschreven.
fiet dagblad ia veroordeeld, de heer Worth is vrijgesproken.
En verder?
«foi j» men niet veel verder gekomen dan men van te voren reeds was.
Er e|jn stroomen inkt over die zaak gevloeid, die men veilig voor wat
beten had kunnen bewaren.
Déneringdoenden hebben aonder twijfel het recht om zich onder
elkan&* te Vrijwaren tegen verdachte schuldenaars. Maar zij zijn even zeker
verplicht 'om het publiek niet bekend te maken met hun vertrouwelijke
mededeellngen.
Waar moest het heen, als men aan dat systeem nog uitbreiding ging
geven? Hen zon er langzamerhand toe komen om inlichtingen publiek
te maken over physieke gebreken en afwijkingen van diejdames, die hare
rekeningen niet wilden betalen. En dan zon men in de dagbladen be
richten zien verschijnen van dit soort :
r.Mevr. de Barones F.... Zeer moeilijk te kleeden. De eene heup
wel drie. centimeter hooger dan de andere. Voor de vulling van het
coriet z§n minstens drie vel watten noodig. De middel ia het laatste
jaar vier centimeter dikker geworden."
'Wat in deze zaak het meest te betreuren valt, is de woede en gulzig
heid waarmede de kroniek zich van deze weinig smakelijke ironie heeft
meester gemaakt. In hoofdzaak gold het toch hier het wasschen van
min of meer vuil linnen. En zou het nu den luister van de pers
verhoogen om met beide handen rond te woelen in een vuil linnen-mand ?
Oohi dan zgn er nog wel heel andere vlekken, waarover de pennen in
beweging mochten raken. Men moest dan een ander maal niets ver
geten. Zoodoende zou deze geschiedenis nog eenig nut kunnen hebben.
Op den boulevard wandelt Labiche, tijdelijk te Parijs, aan den arm
van een vriend
De heer X., een tooneelschrijver, die nooit geluk heeft gehad,
kout hem tegen, en terwgl Labiche hem vriendelijk groet, buigt X. als
een knipmes en neemt diep zijn hoed af.
Even daarna vraagt de vriend aan den geestigen auteur van Ia
Cagnotte: kent ge dat individu?
Ja zeker.... n ik houd veel van hem. Hij is geheel anders dan
derrest. HO is bescheiden, ofschoon hy geen talent heeft. A.B.
UIT BELGIË.
Verleden Zondag was heel het land weder op stelten. Hier te Brussel
had de groote optocht voor het vijftigjarig spoorwegnet plaats; te Ant
werpen vierde men onder meer de overgave der stad, door Marnix aan
den hertog van Parma, voor drie honderd jaar geschied. Alle huizen waren
bavlagd en 's avonds hield men zoowel te Antwerpen als hier algemeene
illuminatie. De spoortreinen werden verdubbeld en konden alle reizigers
nog niet medevoeren. Maandags nog was alles over end' over volgepropt.
't Aardigst was dat te Antwerpen niet iedereen wist waarvoor een
ander vlagde en verlichtte. De n meende 't was, evenals in de hoofd
stad, ter eere van het spoorfeest, de andere dacht 't was ter eere van
Marnix, of van Farm», of van het herstel eener processie, en wat al niet
meer. Kort en goed er werd gemanifesteerd, er was veel geest
drift, ea d»t ia de hoofdzaak. De burgemeester van Antwerpen was zoo
schalkach geweest, blauw blauw te laten waartoe de geestdrift eigenlijk
moest dienen. Aldus was hij zeker op de Blauwen zoowel als op de
Roodea te kunnen rekenen.
Iedereen was dan ook tevreden. Op de hoeken der straten waren
de Mariabeeldjes geïllumineerd en pp de markt prijkte een geïllumineerde
locomotief. Elk bad zijn meng.
Hier t» Brnssel zag men om n uur de Nerviërs uittrekken met hun
nen, door heerlijke ossen getrokken wagen, rollende op boomschijven
voor wielen. Dan kwam de 10e, 12e, 14e eeuw, alle met eigenaardige
vehikels, vervolgens vertoonden zich de in leder hangende voituurkens,
en de huifkar waarin bij voorbeeld de familie Vondel zou hebben ge
reisd; daarop kwamen de wagens en vooral de draagstoeleu uit den tijd
van Lodewijk XIV, vervolgens nog eene schoone keur van velerlei koetsen
en koetsjes uit de achttiende eeuw, meest alle het b ij z o n d e r eigendom
van oude familiën, en ten slotte verscheen de apologie van den spoor»
wagen, het meest toegejuicht van alles.
Het, zal den meesten uwer lezers bekend zijn, dat vele dagen van Con
greszittingen dit Zondagsfeest voorafgingen. Het dagblad De Amster
dammer heeft eeiie zaakrijke en nauwkeurige correspondentie daarover
medegedeeld. ?
'a Avonds was er groote bengaalsche en eleotrische verlichting van 't
Noordstation en het Stadhuis.
De schouwburgen beginnen ook langzamerhand weer te spelen, en
Benoit bereidt voor den winter groote uitvoeringen voor, die weldra in
het nieuwe Conservatoriumsgebouw te Antwerpen zullen plaats hebben,
Hier te Brussel werd door velen duizenden kinderen ter gelegenheid
van 't Spoorfeest de liefelijke Kifldercantate nog eens met goeden uitslag
voorgedragen.
Brussel, 18 Aug. 85, M. A;
LETTERKUNDE.
MANNEN VAN BETEEKENIS.
Nicolaas Beets, door Js. de Vries.
Keizer Wilhelm, door Dr. E D. Pijzel.
Sarah Bernhardt, door Fiore della Neve.
George Bancroft, door Dr. M. A. N. Bovers.
Frangois Coppée, door Mr. J. N. van Hall.
Charles Bradlaugh, door Mr. S. van Houten.
Jean-Baptiste Dumas, door Dr. G. Doijervan Cleeff.
Chr. H. Theodor Mommsen, door Prof. Dr. J. Woltjer.
Generaal Todleben, door M. H. J. PJantenga.
Jules Ferry, door Dr. E. D. Pijzel.
Mannen van beteekenis in onze dagen. Redactie:
Dr. E. D. Pijzel. Uitgave van H. D. Tjeenk Wülink te
Haarlem.
Toen, na den dood van Ds. Balsem, de redactie der Mannen van betee
kenis in onze dagen" in andere handen zou overgaan, het dat zeker voor
den opvolger eene moeielijke taak, de erfenis te aanvaarden. De serie,
nu sedert veertien jaren voortgezet, had een goeden naam; Ds. Balsem
had gezorgd, steeds inderdaad mannen van den dag als onderwerp voor
zijne opstellen en die zijner vrienden te kiezen; de studiën waren over
het geheel in gemakkelijke», aaugenamen trant geschreven. Zij werden
gaarne gelezen. Indien er eenige aanmerking kon gemaakt worden, was
het, dat van sommige studiën de bewerkers to weinig aanspraak gemaakt
hadden op de verdienste, iets litteraire te leveren, te veel aan hun onder
werp ea te weinig aan hun opstel gedacht hadden, hunne producten te
veel naar hot model van da artikelen in Ueber Land und Meer, bijschrif
ten bij de plaat, hadden opgezet. Hot gladde werk, door een aantal van
'sheeren Balseta's medearbeiders geleverd, was vaak onberispelijk, maar
een enkele maal kwam het voor, dat de biograaf, na getracht te hebben
een aantal mannen van beteekenis achtereen te doorgronden, bij een
laatsten het doorgronden maar liover aaa den lezer wilde overlaten, en
zich tot eene al te oppervlakkige opsomming der feiten bepaalden.
Zeer waarschijnlijk heeft deze omstandigheid den nieuwen redacteur,
Dr.E . D. Fijzel, getroffen, misschien ook is het alleen zijn doel geweest,
aan de serie eene nieuwe aantrekkelijkheid te geven, en is hierdoor van
zelf het eenvormige van de studiën eener vorige reeks verdwenen. Men
merkte toch in de nieuwe reeks op, dat in plaats van het concilie moderne
predikanten, die over Loris Melikoff en George Eliot en Garibaldi, over
Geibel en prof. Laurent den staf braken, thans namen van den meest
verschillenden klank achter die der Mannen van beteekenis" gevonden
worden. En meestal daarenboven, was thans de naam van den bewerker
waarborg, dat de studie met voorliefde zou behandeld worden.
Mr. J. N. van Hall sprak over zijn gastvriend Coppée, Mr. S. van
Honten over zijn geestverwant Bradlaugh, Mr. Jo. de Vries over zijn ouden vriend
Nicolaas Beets. De klip waarop deze ordening stooten kon, was een
zeker gemis aan objectiviteit in de verschillende studiën, eii deze is
inderdaad niet vermeden: voor bijna ieder der bewerkers scheen de held
dien zij onder handen hadden de man van beteekenis $>ar
excellenceMeu won er echter bij, dat op de lijst der medewerkers namen voorkwa
men, een weinig tonnés de se trouver ensemble: Dr. Woltjer
hoogleeraar aan de Vrije Universiteit, en Mr. S. van Houten, een nieuw
Malthusiaan en vijaud van het christendom; naar wij vernemen zal een der
eerstvolgende nummers eene studie van de hand van Dr. Schaepman be
vatten. In den gemeenschappelijken arbeid hebben de vertegenwoordi
gers van zooveel verschillende richtingen ook het Sehroffe" van hua
standpunt niet te zeer doen uitkomen; Mr. S. van Houten spreekt over
Annie Besant zonder eenige objectionalle bijzonderheid van sexueele mo
raal ; Dr. Woltjer herdenkt naar aanleiding van Mommseu eerst in de
laatste zes regels het woord van den Apostel", en den goeden strijd."
Over de nummers in deze serie opgenomen een enkel woord. Nicolaas
Beets, door Jo. de Vries werd in dit weekblad reeds meer uitgebreid be
sproken. Keizer Wilhelm, door den redacteur, is eene ernstige studie.
De schrijver heeft daarin, zouder te zeer door den nimbus, die den
Heldengreis" in Duitscliland omstraalt, verblind te zijn, toch iets weergegeven
van de majesteit, die door groote gebeurtenissen en de hulp van groote
mannen over den ouden keizer geworpen is. De breede uiteenzetting
van feiten en onderhandelingen, diplomatie en parlementaire debatten, heeft
geen schade gedaan aan den eenigszins epischen trant, waarin men gaarna
grootsche historische beschouwingen gekleed ziet. Het eene was noodig,
waar het gebeurtenissen van onzen tijd geldt, complex van oorzaken, rijk
in uiteenloopende gevolgen; het andere kon niet gemist worden, waar
zich onder onze oogen eene vervorming heeft voorgedaan, zoo reusachtig
als die van Pruisen in de laatste helft onzer eeuw.
Sarah Bernhardt werd door Fiore della Neve geschetst op eene w^jze,
die van zijne sympathie voor de begaafde actrice getuigt. Het is niet aaa
Searamoache, over dezen arbeid verder een oordeel uit te spreken.
George Bancroft, de vruchtbare en grondige geschiedschrijver van de
Vereenigde Staten, levert het onderwerp voor eene belangwekkende schets, waar
in Dr. Rovers, bij oprechte waardcering van de verdiensten van den histo
ricus, toch de eischen der critiek niet uit het oog verliest. Door juist
gekozen voorbeelden laat de schrijver uitkomen, dat Bancroft dikwijls
al te uitbundig was in zija lof, dat hij to veel dweept met zijn volk ea