Historisch Archief 1877-1940
.Ir
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
"
«flewfatg bevat vorder aan fltattrttiên een portret van Mgr.
tbttii, naar Artz, Eau hartsterking, naar Lnben, het portret van den
Jóh*n Theod. Straoké, Et» broodbedceling te Katwyk aan Zee, naar
Cogén, «n «en '**ni»l kleinere iUuetrtttëo. Ia-den-tekst vindt men: W. A.
, In '«levens maalstroom; HtthiUe, De roover van Hesham; De
tentoonstelWn 'decoratief aardewerk en gehard glas te Delft; Het jnbilévan O. L. V.
van tt Zand-te Boemond; de .gedenksteen voor Bilderdijk; Antwerpen en de wereld
tentoonstelling; Een sprong om-'tieren; Eet zeebad Scheveningeo, enz.
D*, illustratie» «on weder zoo fraai afgewerkt al» men het van de Katholieke
jButtratig gewoon is.
D« roman Klaartje van Mr. T7. . V. A. van Sorgen wordt reeds binnen het jaar
B» de verschijning herdrukt. Deze tweede uitgave zal slechts f 1.50.kosten; de
uitgever Beijers te .Utrecht stelt zich voor, het verhaal ap deze wijze ook in handen
van meisjes uit den kring van Klaartje te brengen. Welke waarde men aan zulk
een lectuur als 'preventief, middel ook moge hechten, bet valt niet te ontkennen,
dat de roman, flink, frisch en aangenaam geschreven, ten volle verdient verspreid
te 'wórden. Na de, zeer goede ontvangst, welke den eeratei» druk ten desl viel, zal
deze tweede ongetwijfeld vele lezers Vinden.
Ada van Holland, eezM vertelling nit de .geschiedenis der kruistochten, door 3. G.
T»n den Borg. Uitgave .van A. L. Land te Heerenveon.
De heer J. O. van den Iterg koos- ongetwijfeld voor zijn verhaal dezen liefelijben
naam Ada van Holland" om net niet door Graaf Willen» II" een al te historisch
atochrikkenden titel te;geven. Deze graaf toqh is de held van het verhaal; in de
vele, avonturen,. gevangenis, moordaanslagen, verraad, redding en gerechten, welka
" " te doorstaan had alvorens de kroon van Holland machtig te worden, spoelde
nicht Ada, zoowel in'het verhaal »ls in de geschiedenis, slechts eene
zeerondergeeóhikte rol. ' Vol afwisseling, fraai gekleurd,; zonder overdreven te zijn,
eanroadig verteld v en toon met den noodigen ridderlijken omslag, zal het onzen
jong'etieden eenige aingenam» avonden verschaffen. De heer J. C. van den Berg-heeft
de hoogst moeieltjke taak, een histbrischen romante schrijven, zonder liefdesavontuur,
londw stuitende gruwelen, «n töoh vol afwisseling, met glans ten einde gebracht.
Hier en daar zon een ondheidfcennor wellicht eenige lichte anachronismen aanwijzen,
men BW bok kabnen «eggen, dat dn ontvangst van Willein door de Friesche ridders,
de meisjes in het wit enz. iets to veel van de opera heeft om waarschijnlijk te zijn;
hetgeen ech,ter, w»ar -l»t op;aaii komt, eene. schildering van het tijd,vak en de karak
ters, der historische personen, teven» onderhoudend en voor ieder publiek geschikt,
zeer goed geslaagd.
Vier fraaie" pl«t«n luisteren het werkje op.
K, 29 .Augustus.
Berichten en mededeelingan. Het nieuwe museum te Amsterdam, III, door
JU»-. C. Vosmato: De romantische school van 1830, (vervolg), door Arnold Isiny.
Letterkundige krdiiek, door Wolfgang. Anch'io, door P. A. M. Soele van
ensbroek. Flukse).
Portefeuille, 22 Augnslüs. ?
Salee, do Straoss Concerten. Het verval der Kunst-Tentoonstelling van Schil
derijen, in de Boyal Academy en Grosvenor Gallory. Thotographie. Het 25-jarig
, bestaan van Architectara t Amicitia. De kinderen van den Kihilist, beoordeeld
dopr Prawda-JIatka. .4. Winklw Prinis, Schetaatlas der geheele aarde, door N. A.
By' ens. Dnitsche Brieven door Lint Schneider. Parijsche Brieven (vervolg.)
E. liittnéf .Bói, Emiljo Blanchet, EI libro de las Kxpiaeiones A. S. Kol; Bijdrage
tot de Cerrantes-literatttur. Feuilleton: Frans Nelscliei; Een Ztveedseh Naturalist.
Nieutoe uitgaven in Nederland:
Hortnann Heiberg, Dora's huwelijk. Naar het duitseh Apotheker Heinriuh"
door Amaielaar. Schiedam.' ....,..,».. ..... , , . f 2.70
Melati van Java,, Waardeen ?. . . ..... .......... .1.20
J. C. van den Berg. Ada. run Holland. . . ...... . ..... 1.75
Mr. 8. J. Fockema Andrea, De stad Vullenhoven en baar Recht. Eeno
hydrage tat de O vei ijsicUche R^qbt -geschiedenis. 2 deelen . . . . . ? . .7.10
Dr. J. J. M; de Groot, Het Kongsiwezen van Borneo. .>.?'??«?2.75
MILITAIRE ZAKEN.
ONZE ZEEMACHT.
In den laataten tjjd is door verschillende bladen de krijgstuoht bij onze
Marine let sprake gebracht, voornamelijk naar aanleiding van een paar
hoofdartikelen in het dagblad De Amsterdammer.
Oob volgens ons oordeel bestaat er gebrek aan krijgstucht bij de zee
macht, doch in niet erger mate dan vroeger. Een der zwakke punten
onzer Marine, zelfs in haar schitterendst tijdperk, is steeds de krijgstucht
geweest. Lees de oude verhalen van zeereizen, en men zal ontwaren- dat
muitery onder 't scheepsvolk lang niet tot de zeldzaamheden behoorde. In
b}jna alle beroemde zeeslagen, die door onze vloten geleverd werden, waren
er scheepskapitèiüs, die met hun bodems schandelijk aan den haal gingen niet
alleen uit lafhartigheid, maar ook door onderlinge veeten. Te verwonderen
valt het niet, dat in die dagen de tucht dikwijls veel te wenschen over
liet. De gewone koopvaarders, die ter wille van hunne eigene veiligheid reeds
met geschut bewapend waren, werden soms herschapen in oorlogschepen.
De meesten onzer zeehelden hebbeu beurtelings op koopvaardij- en op
oorlogschepen gevaren.' Hetzelfde had plaats met al het scheepsvolk. Bij
gebrek aan vrijwillige oorlogsmatrozen werd hierin door gepreste voor
zien. Met allerlei barbaarsche straffen moest men toen de tucht aan
boord handhaven:
In de laatste tijden van het bestaan der Republiek was 't niet veel
beter gesteld. Op oorlogsbodems, die voor Amsterdam lagen, heeft men
o a. toen muiterij gehad. Na de landing der Engelschen in
Noord-Holland gaf op den 30 Augustus 1799 de Bataafsche vloot, sterk 8
linieschepen, 3 fregatten en l korvet, zich zonder een schot telossen o ver aan de
Engelschen, omdat er muiterij onder 't scheepsvolk was uitgebroken. Als
verontschuldiging hiervoor kan men aanvoeren, dat dit scheepsvolk
Oranjegezind was. Hun land bewezen z\j er echter geen dienst mede, want we hebben
deze vloot nooit van de Engelschen teruggekregen. Een betere tucht
heerschte er aan boord van het eskader, dat onder de bevelen van den
Vice-Admiraal, Egksgraaf Verhnell deelnam aan de verdediging van den
Helder, na den val van Napoleon I. In weerwil, dat er vewcheidene
eubalterna officieren overliepen, bleven de commandanten dezer bodems
.getrouw aan den eed door hè» aan Napoleon gedaan, terwijl- de beman-,
ningen eveneens geen gehoor gaven aan de tot hen gerichte proclamatiën.
Tóen op bevel van Lodewijk XVIII den Helder zich overgaf, was dit
eskader ongeschonden voor ons land bewaard gebleven.
Zeer te betwijfelen valt het, of de tucht bij de Koninklijke Nederlandsche
Marine vroeger wel zoo goed was. Dagelijks werd er.willig op geslagen;
op groote schepen was soms iedere morgen een paar uur het rooster
opgetuigd. Waar zooveel gestraft moet worden, en zoo hardhandig, be
staat geen goede krijgstncht. Om door ranselen de equipage onder den
duim te houden is geen kunst; wel echter zonder dat er streng en veel
gestraft moet worden. Men haalt de daden, die door onze Marine voor
1879 te Atjeh verricht zijn, soms aan als bewijs, dat, toen ei' nog
geslagen mocht worden, er ook een goede tucht bestond. Slechts
zelden werd er vroeger van de daden onzer zeemacht iets anders bekend
dan de officieele rapporten. Correspondenten van dagbladen bevonden
zich bijna niet op de vloot, en de enkelen die er geweest zijn hebben
niet alles verteld wat zij wisten. Ware het omgekeerde het geval, dan
zou algemeen bekend zijn, dat het. op sommige expeditiën onzer Marine
aan den wal een echte janboel was, dat zij die er aan deel namen een
bandeloozen troep vormden. Het feit, dat na de afschaffing der lijfstraf
fen, deze machtige factor om de equipage in bedwang te hondeu, de dis
cipline aan boord over 't algemeen geen ernstige reden tot klagea gege
ven heeft, is volgens onze meening een bewijs, dat de tucht er on verbeterd
is, bg vroeger vergeleken.
Een zedelijk middel om de discipline te bevorderen, om het prestige
vanden meerdere tegenover den mindere in stand te houden,>is do oefe
ning van beiden om militair te zijn.
Zee- en Landmacht hebben bij ons steeds vijandig tegenover elkander
gestaan, 't was vroeger zoo, en, hoewel in mindere maté, dit is nog het
geval. De oude Hollandsche Marine, die haar ontstaan te danken had
aan de koopvaardijvloot, was alles behalve militair. De hedendaagsche
Marine, die aan traditiën vasthoudt, is 't ook niet. Gezonde begrippen
omtrent militairisme zijn niet tot haar doorgedrongen. De
konstabelmajoor Kriens, o. a., die bekend staat als een geschikt en actief onder
officier, heeft,in een dagblad zijn grieven gelucht over de slechte krijgs
tucht bij de Marine. In dit stuk liet hij sich ongunstig uit over de han
delingen van zijn commandant, was zoodoende zelf indisciplinair, en werd
hiervoor te recht streng gestraft.
In menig longroom aan boord onzer oorlogschepen bestaat de gewoonte
om-alles en allen al' te tuigen, uitgezonderd zij die tegenwoordig zyn.
ledere handeling, ? ieder bevel van den commandant wordt aan critiek
onderworpen, en vaak een afkeurend oordeel er over uitgesproken.
Doch niet alleen de commandant, ieder ander officier, die afwezig is,
alle onderofficieren, het schip, de bewapening, de voeding, de traktemen
ten, kortom alles wordt onder, banden genomen, gecritiseerd, uitgekleed
en afgemaakt. Dit geschiedt in tegenwoordigheid van een hofmeester,
vad oppassers of soms van andere minderen, die natuurlijk wat zij opvan
gen aan hun kameraden overbrengen. Wij behoeven niet te zeggen, dat
hierdoor de krijgstucht, het prestige van den commandant en van alle
meerderen, benevens het vertrouwen in alles wat onze Zeemacht aangaat,
ten zeerste worden ondermijnd. De eerste of oudste officier is de aan«
gewezen persoon om voor dergelijke misbruiken te waken; doch afge
scheiden van het feit, dat hij zich dikwijls niet in de longroom bevindt,
is het af tuigen zoo'n gewoonte, dat men niet meer opmerkt als zulks
geschiedt.
Aan boord wordt ton onrechte weinig acht geslagen op het meer of
minder militaire in houding «n salut. Tegenspreken en dienst weigeren
ontstaan hierdoor. Wanneer een matroos gewoon is bij het ontvangen
van een order de militaire houding aan te nemen, zijn mond te houden,
daarna het salut te doen en rechtsomkeert te maken, blijft natuurlijk
al het ponr-paiier weg, dat de meerdere thans soms te genieten krijgt.
De bevelen moeten echter op militaire wijze gegeven, niet uitgeschreeuwd
en herhaald worden, zooals thans vaak geschiedt. Er moet aan boord
geen hoos" zijn, waarvan men echter vele voorstanders bij de Marine
vindt. .
De voortdurende overplaatsingen, die op onze vloot plaats hebben, 2gn
nadeelig voor de militaire vorming. Een gevolg hiervan is, dat de meerdere
zich niet zooveel aan zijn ondergeschikten gelegen laat liggen, als anders
het geval zou zijn; hij toch ziet de resultaten niet van zyn werk. Bij .
vreemde mogendheden heeft een oorlogschip dikwijls eeuige jaren achter
een dezelfde bemanning. Bij ons kan zulks, niet, uit gebrek aan personeel,
toch zou ook in deze richting veel gedaan kunnen worden, wanneer
slechts bij strikte noodzakelijkheid overplaatsingen mochten geschieden.
Reeds vroeger hebben wij in dit blad een opstel geschreven over het
gebrek aan militaire begrippen bij de Kon. Ned. Marine (No. 384, van
2 November 1884), waardoor wij thans niet op nieuw een menigte voor
beelden zullen opsommen om aan te toonen, dat zoowel officieren, onder
officieren als minderen onzer zeemacht niet-militair zijn.
Om militair te worden, moet men zich oefenen in een reeks kleinig
heden, die ieder op haar zelve beschouwd van weinig belang zijn,
doch welke gezamenlijk medewerken, niet alleen om een goede
krjjgstucht in 't leven te roepen en een goeden geest onder het personeel te
doen heersenen, maar waardoor tevens alle andere oefeningen betere
vruchten zullen dragen.
De oefening om militair te zgn bevelen wij dus aan ter verbetering der
krijgstucht onzer Zeemacht, in tegenstelling van hen die weder de mensen*
onteerende lijfatraffee willen invoeren, 2L