De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 30 augustus pagina 4

30 augustus 1885 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 416 Bgerijpt uitaien in 't publiek verschijnen. In gevallen zooals dat waarin na 40 fcolónftl «a d* «Sn*» verkeerde, endotte««u w« tteftt zulk eenfamilie* corréa aa* «en aader «n de kolonel begeep met aün gewone menschenkeaaj* d*t Wj niemand dat buitenkansje gemakkelijker kon aansmeren MgW varoftèdea* werden wonderwel bewaarheid. De neef was in zijn gehaat* voorkomen het type van een ouderweUehbnrgermannetje, ten volle geaaUkl om door ajjn tyjagn een Haagsche reputatie in opspraak te bren gen; vaar nat dat al een hnpsch, snedig oud heertje, droog als kurk en er wel naar uitziende om alle pogingen der medische wetenschap tot zijn terdoodbrenging vooreerst te verijdelen. We namen hem mede naar den Venetiaanscben nacht" aan het Scheveningsoha strand. Eerst wilden myn dames grève maken, naar 't zoo gedistingeerd voorbeeld van de familie des kullunnels, en mij alleen met den noorman laten optrekken, maar ik wist haar door 't argument, dat 's avond* alle katten grauw zijn, over te halen mede te gaan. Qnae gast «prak weinig en ik kon vrij wel merken dat hu niet bijzonder voldaan was. We bleven tot ongeveer halfelf en hoewel ik myn best deed om den uitgedroogden ouden heer met warmen grog dooi te houden, be trapte ik hem toch na en dan op een bibbering. Bij 't afscheid nemen bedankte hu on* duizendmaal voor onze beleefdheid en den volgenden dag vernamen wjj dat hu weder naar 't hooge Noorden was afgereisd. Tegelyk kreeg ik door tossohenkomst des kolonels een briefje van hem dat UB hier weder een plaats moet verleenen, want het behoort er by. ^Zeer geachte heer. Nogmaals mijn dank voor uwe beleefdheid. Ik keer weder naar huis en hoe veel moois 's-Gravenhage ook heeft, verlang ik toch weer naat mjjn warme kachel. Uwe Venetiaansche nachten, waarde heer, cgn, fte oordeelen naar het «taaltje dat ik er van heb bijgewoond, al evenveel Venetiaansch als hier, waar 't alle nachten behoorlijk vriest. Of denken déheeren van uw badhuis, dat wel heel mooi, maar op welks terras 't een koud zitten is, dat ze door 't ophangen van een rist ver lichte papieren ballon* een Venetiaanschen nacht kunnen tooveren? Dat colt wel gemakkelijk efln en zouden we hier ook wel kannen. Maar w£ eenvoudige burgers in het Noorden heeten dat gewoon weg blaf, waarde heer, en, neem 't me niet kwalijk, kale bluf. Uw muziek is mooi, naar ik uit de courant heb gelezen, maar ik heb er niets van ge hoord, omdat we er zoo ver af zaten. Dit was echter uw schuld niet, evenmin al* dat we in zoo'n verloren hoek waren verzeild geraakt waar niemand on* vinden kon. Na het laatste was me welkom, want ik zou 't een mager genot hebben gevonden om als haring op elkaar gepakt mid den in t gedrang te zitten. 'a Hage ik zeg 't nog eens is een fraaie stad en Schevenlngen met al zijn hotels en dat prachtig badhuis is ook wel de moeite waard om gezien te worden; maar behalve dat het er wel zoo koud is als hier, vind ik er te veel bhtf, zoodat ik na ook voorgoed heb afgezien van het plan dat ik zoo oppervlakkig reeds had gemaakt om mijn laatste levens jaren in do residentie door tébrengen, in de nabijheid mijner bloedver wante*. Mftae hsrUlijke groeten aan uwe geëerde familie, wier kennis ik met genoegen heb gemaakt, en geloof mij, geachte heer, met bijzondere gevoe len* van achting. Uw Dw. Dienaar, PS. O schijnt op aogal intiemen voet met myn bloedverwanten; wees zoo goed BV vriend den kolonel bij gelegenheid onder bedekte termen te doen gevoelen, dat wie zich schaamt voor een eenvoudig burgerman in zijn familie, niet t» Vast moet rekenen op de nalatenschap van dien burgerman. Overigen* vind ik rayn Haagsehe bloedverwanten charmante lui en, naar 't mf voorkomt, in de residentie volkomen op hun plaats. Nognaab gegroet en bedankt." Ik heb die bittere pil voor mfln vriend den kullunnel nog altijd in mijn 2ak. Da eerste katelpheid die hij me debiteert, laat ik ze hem slikken Pasquino. KUNST HET TOQNEEJ, TE AMSTERDAM. . Koninklijk» Tewwüjing; Het Veel nieuw*. hebben de jongste zomermaanden niet aangeboden. De fcerrahaen, * próviace nog niet afgeschaft, hebben vele krachten van het gezelschap Van lier naar het Noorden en Zuiden gelokt. De door do Heeren Prot gemonteerde kleine opera Hip" heeft vrij wat be zoeker* getrokken, en inderdaad het optreden van den Heer van Westerkoven on Mer. CamiHe Wilson, in de eerste partijen, was een wel gewettigde attraetion. Zij maakten een werkelijk gedistingeerd paar uit. Me*. Wflaon i* geen groote comédieme, maar zg zingt zuiver, houdt haar sang ondergatebikt aan den dramatischen toestand en de natuur maakt bij haar, wat hare fysionomie betreft, goed wat haar aan kunst ont breekt Ik geloof, dat de Heer van Westerhoven eene aanwinst is voor het aangspel ia Frascati ea aldaar van zijn talent nog veel partij te trekken vatt, koeeeer ik den Heer van Beem er niet voor zou willen mis sen; maar varittas deleetat. Het eerste bedrijf van Rip" is een aardig komodieijea op zich-zelf. Over de latere akten doet de testhetika gena dig* maar t* zwijgen. Hat drama van Ohnet Marthe" werd, zoo als wfl dit van de Nederlandaehe TooneeT-artiesten gewoon zijn, zeer goed gespeeld. Het zit, zoo al» de Fransohen er ons niet aan gewend hebben, slecht in elkaar. Stnakelöoa i* het 'opvoeren van een man, die door twee vrouwen op ongeveer de zelfde wfjze bemind wordt en die, ofschoon h\j noodeloos op een verdacht nar bij een van beiden binnenkomt, e^en-min slechte bedoelin gen heeft als hödoor iets edelaardigs zich kenmerkt. Wat deze onhandig heden en wat l'honnêteté" van het stuk aangaat, zou men het eerder een voortbrengsel van bet Duitsche dan van het Fransche Tooneel rekenen. Deze uitspraak wordt niet weinig gesteund door de Uarfenscnnle" van den Breilauer Albert Emjl Bracbvogel. Minder onaangenaam dan zjjn beroemder en op zijn tijd in dit weekblad behandeld Narcisz", zendt dit tooneolspel aün publiek toch niet zonder hoofdschudden huiswaards. De algemeene roep is, na het 5e Bedrijf (<* tafereel): g*nkt". Toch is dit een on juiste beoordeeling. In aanmerking genomen de veelheid der gebeurtenissen, die zioh in dat Oe bedrijf voltrekken, wordt er waarlijk niet te veel tijd aun besteed. De fout zit in het volkomen gemis, bij den auteur, van e veeredigheidsgovoel met betrekking tot de behandelde stof en de uitvoerigheid, waarmee de onderdeelen behandeld worden. De geschiedenis beleeft (behoudends een paar kwalijk geplaatste politieke iewdms-dialogen) een ge regelde ontwikkeling in de drie eerste bedrijven (of tafereelen); daarop volgen een tweetal tafreeltjens, die als overgang dienst doen, en eindelijk, in het 6e en laatste tafereel, volgt de teu-top-voering der spanning, de losbarsting, en daarbij de zeer onvoldoende ontknoping van een vraag stuk, waarvoor de auteur verzuimd heeft belangstelling op te wekken. Het stuk is een kind met een waterhoofd. Die Duitscbe Tooneelschrijvers (ook van stukken, die niet, zoo als dit, uit roniana getrokken zyn Beauruarchais", Leipzig, 1865) begrypen maar niet, dat een drama een weefsel is, waarvan de voorname elementen van den beginne af moeten worden voorbereid. Bijv. de vrouw van Beaumarchais is een vondeling. De dochter draagt een ring, die bij haar ge vonden is. Het heele stuk door, is het bekend worden van de ouders der brave en lieftallige Susanna iets, waar niemant van het publiek belang in stelt. Buiten etuis verband met de hoofdgeschiedenis, valt plotselijk, tegen het einde van het Ce tafereel, eene Markiezin de Ventadour uit de lucht, die aan Beaumarchais bekent, dat zij de moeder is van zijn vrouw. Hierdoor kan de held van deze schoonmama" «enige prijselyke voordeelen bedin gen ; maar noch de vrouw, noch de Princessen, beschermsters van Beaumarchais, krijgen kennis van deze ontdekking (die trouwens, ah ik zeide, tot het beloop vaa het stuk niets ter waereld afdoet) en de auteur laat het scharm vallen. De onvoldaanheid van het publiek spreekt zich dan ui o in de kri'iek -gerekt": maar men zou eens zien, wat er van de stof te m?.leen zou wezen, als een geboren tooneelschrijver verband had weten aan te brengen tusschen Beaumarchais' succes aan het hof en de geboortegeschiedenis zijner vrouw. ven-nm ala de schrijver er in geslaagd is de onderdeelen van zijn stuk behoorlijk te harraonizeereï/, even-min heeft Lij de elementen van Beaumarchais1 persoonlijkheid behoorlijk met elkander en met zijne omgeving weten te assimileeren. Men ziet byv. Anna Eubert Jacque* Tiirgot, den beroemden staatsraad en finantiehervormer, met zekeren Pater Morelly, plotselijk binnenkomen op het zolderkamertjen van Beaumarchais, waar dezes doodarme vrouw zi>. te treuren. Die Heeren, in plaats van zich om haar eenigszins te bekreunen, slaan aan 't filozofeeren over maatschap pelijke misbruiken, buiten eenig verband met den dramatischen toestand. Later dineeren ze bij den dichter, men weet niet naar aanleiding waar van. Beanmarcliais vernedert, voor de dochters van Louis XV, hun hof maarschalk, den Hertog de Fronsac; bij toont aan deze jonge vrouwen en haar heele hof een minnebriefjen, door den aanwezigen Graaf de la Blache aan Susanne geschreven, maar men voelt volstrekt in Beaurnarchais niet don aanstaanden handelsman] nocb ook den onsterflijken schep per van Figaro" Ongetwijfeld heeft een kunstenaar het recht de elementen der geschiede nis naar de eischen zijner kompozitie te verschikken. In de meeste geval len echter zal het wijs zyn de geschiedenis en den indruk, dien zij op be schaafden gemaakt heeft, niet tot getuige u charge, maar tot hulp en eteun, te hebben. Dit schijnt Braehvogel niet te hebben ingezien, 'fcls mo gelijk, dat de Heer Clons de figuur van Alexig Piron veel te jong heeft opgevat (de man werd teDijon geboren in 1689 ; het stuk speelt in 1758, hij was dus, historiesch, ongeveer 70 jaar); ik herinner mij niet, dat uit den text de leeftijd blijkt: maar in els geval de beroemde puntdichtschrij ver en geestige causcuf had, door den schrijver, gecharakterizeerd moeten worden.... Of heeft Braehvogel een anderen Piron in 't oog gehad? Maar Beaumarchais noemt hem toch dea beroemden dichter". In een tijd nu, dat er er een beroemd dichter leeft, al is het ... Piron qni o» fat rien, Pu méme «cadémioioD, behoort men geen anderen beroemden dichter Piron te fingeeren. Het stuk heeft da bestemming de buitensporigheden van het oude régime in Frankrgk aan de kaak te stellen. De geestelijkheid wordt be schuldigd met Madame de Pompadour samen te spannen. Turgot pozeeit als encyklopedist. De dochters van Louis XV en de Prins van Conti ver tegenwoordigen, met Piron, de fatsoenlijke lui. De Hertog de Fronzac i» een oude gek, van wien het zeer onwaarschijnlijk is, dat de Merkiezin de Pompadour hem in haar vertrouwen genomen heeft. In de schildering van het hof van Louis XV komt iets onnoozels door, dat gunstiger getuigenis aflegt van het gemoed des auteurs dan van zijn blik in de geschiedenis. Het is zeker zeer misdadig dat de Graaf de la Blache een minnebrief met vele bankbiliëtjens aan een lief, jong burger vrouwtjen adresseert; maar om het aan den dag komen hiervan tot zulk een dramatiesch feit te verheffen als in dit stuk het' geval is, moet men weinig gemeenzaam zijn met de fransche hofzeden van 1758. D0 voorstelling verdiende in 't algemeen lof. De dekoraties waren vol doende, en met prijselijke haast werden zij, in de entre-actes, veranderd. In de rol van Beaumarchais komt geen enkel pathstiek oogenblik voor. De Heer Bouwmeester heeft ze, naar hetgeen de schrijver er mee bedoeld heeft, met losheid, smaak, en, waar het pas gaf, den noodigen nadruk gespeeld. Bij deze gelegenheid moet mij da klacht van het hart, dat onze beoefe naars der natuurkundige wetenschappen nog geen middel schijnen gevon den te hebben, om baarden of knevels op goed geschoren gezichten zoo danig vast te plakken, dat zij een tooneelspeler in zijn voordracht niet hinderen. Nu vinden de kunstenaars soms aanleiding, met het oog opeen eerstdaags te vervullen rol, hun snorren te laten staan, ook in partijen,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl