Historisch Archief 1877-1940
AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
i
J!
delleerd; lig tiet er wat buitengewoon dom nit, maar dat ia zeker niet
de schold van den schlMèr, die nauwkeurig zjjn model gevolgd heeft en
allicht vond dat témidden der natuur een groote hoeveelheid naieveteit
geen schade zou doto. Van Verster vindt men een Novemberdag",
een aardig landschapje, fijn van toon en van een uitmuntend weergegeven
vintersch ? uitzicht; van Pieters, Rustende houthakkers", in een versch
Afgezaagd krenpelboscb," waarvan alleen de knoestige stammen gelijk
met den grond overblijven; de toon is zeer juist; alleen schijnt de
lucht te koud voor het terrein, waarover de ondergaande zon haar schijn
sel werpt; van Vrolfat een Zomeravond", n groot landschap, van een
r§ke, weelderige natuur; het hooge gras is van dat somber groen, dat
de vochtige weide tegen den avond aanneemt.
Onder de eeeschilders is de eerste vermelding van zelf voor Mesdag;
z\jnei groote doeken zijn ontegenzeggelijk die van een ervaren specialist,
maar zy vertoonen niet geheel meer de hoedanigheden van goed schilder
werk, ; waaraan hij zijn eerste succes te danken had. Vervolgens komt Vogel,
de schilder van een gezicht op Dordrecht," datmen.'mag prezen om het
waterj waarin de mooie Hollandsche schepen wiegelen, om den nëvelachtigen
achtergrond waarin de gebouwen der stad verdwijnen, maar niet om de
lacht', 'die dik. kalkachtig is, alsof in zulke gevallen niet de lichtheid
de hoofdeigenschap was. Daarna komt Sadé, niet een strand Na
den.storm",.waar jonge meisjes stukken hout oprapen, welke de vloed
heeft achtergelaten. Figuren, strand, 3e zee en délucht na het on
weder,7 alles' is zeer juist 'opgemerkt en uitmuntend weergegeven. De
heer Krusemari heeft te Scheveriingen het naderen yari den storm" g
Biën, en dit vertolkt in een schilderij, waarin men verdienste van toon
«n afwerking opmerkt, maar dat te metaalachtig is.
In andere genres blijft ons over te noemen: de Kathedraal van Trier
van binnen", van Bosboom, die ondanks de jaren, zijn eersten rang als
kerkschilder behoudt; prachtige rozen van Mej. Roozeboom, wier naam
haar tot dit genre gepredestineerd heeft; frissche, luchtige rozen ook van
Mej. Van de Sande Bakhnyzèn. '
Daar wij iier de Hollandsche school bespreken, vermelden wij niet de'
werken van Oyens, Roelofs, Gabriel, Mevr. Rönner, die, hoewel
Nederlandsche staatsburgers gebleven, Belgische schilders geworden zijn. Men
kent bij ons huute werken en waardeert ze; wij behandelen ze op hunne
plaats.
UIT PARIJS.
XXXIV,
Op het pogenblik is de politiek bijna alleen aan het woord en zij doet
der kroniek een zware concurrentie aan; Maar ik zal mij daarvoor op
mijn tijd wel schadeloos stellen, zegt Véron, door aan haar gebied eeuige
vermakelijke types te ontleenen, waartoe het mij aan de noodige model
len zeker niet zal ontbreken.
Maar in afwachting dat het gordijn wordt opgehaald voor het blijspel
der verkiezingen, verkeeren wij thans nog in de voorbereidende werk
zaamheden, waaraan, dit staat nu reeds vast, ook een zeker aantal
Vrouwelijke candidaten zullen deelnemen. Met eene volharding, een betere
zake waardig, gaat men de utopie van 1848 weer eens opwarmen.
Nui ik weet wel, .dat als ik.een vrouw was, ik een schrik en een
afschuW zou hebben van alles wat mij tot een man of den man gelijk zou
kunnen maken. Met hand en tand zou ik mg dan vastklemmen aan die
beweerde zwakheid, welke mjjn kracht uitmaakt, evenzeer als van die
onderstelde minderheid, welke juist mijne suprematie vormt.
Ik zon er wel op passen om te vragen de gelijke van den man te wor
den, die door mij in slavernij wordt gehouden. Ik zou stilletjes achter de
coulissen blijven en de touwtjes der poppen in beweging brengon in plaats
van zelf zoo'n pop te worden. Maar de zucht om af te dalen is een bij
uitstek inenschelijke liefhebberij. Laten ze dus maar haar gang gaan! Dat
zal misschien wat vroolijkheid aanbrengen!...
Voórloopig moeten wij ons best daarvoor doen in weerwil van den
gcrutin de liste, dat geharrewar en dat heirleger van comité's.
Als element van die vroolijkheid hebben wij de geschiedenis gehad van
den man wel liet zwarte valiesje, een even fantastisch als dolzinnig ver
haal. De man met het zwarte valiesje is de vermoedelijke moordenaar van
de rue de Bergere.
Met een oprechtheid, waartoe men haar nooit in staat geacht zou heb
ben, heeft de politie in alle dagbladen het bericht doen plaatsen, dat deze
Waarlijk nog al voorkomende moordenaar la Beauce doorwandelde met
hét valiesje van zijn slachtoffer aan de hand. Een valiesje, waarin hoege
naamd niets zat en waar hij dus louter en alleen mee rondscharrdde om
den gendarmen hun taak gemakkelijk te maken.
Ik ben altgd een en al verbazing wanneer de Prefectuur ons van die
onmogelijke verhaaltjes op den mouw komt spelden. Want vooreerst zijn
ze zoo 'onwaarschijnlijk, dat zelfs een Jocrisse ze niet zou kunnen
gelooven. Maar verder zou de prefectuur ee» bewijs geven van hare onmete
lijke domheid, om ze, indien ze waar waren, zoo aan de groote klok te
liangen.
Onderstel eens, dat er werkelijk een moordenaar was, zóó idioot om een
valiesje als herkenningsteekens overal meee te dragen, dan zou het nog
veel idioter zijn om hem door middel van de pers te waarschuwen, dat
dit valiesje hem achter slot en grendel zal brengen.
Hetzelfde geldt ook van die dwaze signalementen, welke men iederen
dag weder onder het Allerlei kan vinden. Deze dienen absoluut nergens
toe dan om de schelmen te waarschuwen.
ZS déelen b.v. mede, dat de een of andere moordenaar, deze of geno
dief gewoon is zijn baard zoo en zoo te dragen; dat hij een jasje van deze
of die kleur droeg; dat hij manchetknoopen droeg wel een bijzonder
kenmerk! met zijn naamcijfer er op.
Wat zal daar het onvermijdelyk gevolg van wezen ? Dat de zachtzinnige
moordenaar of de lieve dief wel zorg dragen zal des morgens de cou
ranten te lezen, om te weten wat hij moet doen om op de beste manier
MO d« vervolging der justitie te ontsnappen.
Wordt het fatsoen van zpt baard gesignaleerd, dan wordt de?e 200
spoedig mogelijk door hem afgeschoren. Is de jas aangegeven, welnu dia
kan gemakkelijk door een kiel of mouw vest worden vervangen. En dia
manchetknoopen, welke tot de ontdekking zouden kunnen leiden, werpt
hu in de eerste de beste goot, die bij voorbijkomt.
Wel bedankt, vriendelijke dagbladen! Ten hoogste verplicht, zeer wel
willende politie: Gij maakt hem de ontsnapping licht! Gij helpt heni zijn,
incognito bewaren. Waarlijk de schurken hebben nooit zooveel voorko
mende medewerking ondervonden als tegenwoordig.
Ook is het geduld en de verdraagzaamheid tegenover deze heeren
zonder voorbeeld. ? ;
Men heeft gesproken van een drijf jacht, die er gehouden is in den tuin
der Tuilerieëu tegen een bende gauwdieven die aldus luidde het be
richt sedert lang reeds dezen tuin als terrein van hun euveldaden
hadden gebruikt.
Wat al te naïef, die bekentenis van onvermogen.
Hoe nu! Sedert lang reeds is die bendo in de Tutlerieën aan bet werk;
dat ziet men en men kan ze niet bij den kraag krijgen? Als het in het
Bois de Bologne was, dan kon 't er nog door- Daar is het terrein nog uit*
gebreid genoeg, dat het wild zou kunnen ontsnappen. Maar JD de Tuile«
rieën! zoo'n echte muizen val.
Want daar zijn maar een bepaald aantal uitgangen, die men vooraf zon
kunnen bezetten; en daarna, zou de razzia als van zelve gaan.-'Wanneer
dus die gauwdieven de'Tuilerieüa exploiteeren, dan komt dat eenvoudig
in uw kraam te pas, of gij vindt het der moeite niet waard om ons dan
daarvan te verlossen. ? '
Die aloude en bij de Parijzenaars zoo geliefde wandelplaats zijn b<jven*
dien wel eens een groote opknapping noodfg hebben. Overal'stuit het
oog op vuil en onreinheid. Het terras aan den waterkant dient steeds tof?
verzamelplaats van een gezelschap walglijke lieden van allerlei soort,. dia
alle mogelijke ondeugden ten toon spreiden. Hen vindt daar ignobele
creaturen, die men hun zaakjes laat drijven met een welwillendheid, waar-,
voor geen enkel motief is aan te wijzen. " ' '
Ia de boschjis vindt men zwermen kwajongens, die geen eerzamen wan*
delaar met vrede kunnen laten en het vreedzaam publiek allerlei overlast
aandoen Daar ook slaan de gauwdieven in alle kalmte hun slag, in stilte ge
holpen door de dommelende overheid. Overal wanorde, overal zorgeloosheid.
Arme Tuilerieën! Welk een hemelsbreed verschil met vroeger! Waar
men dien lusttuin zoo zachtjes aan ziet verlaagd tot een roofhol en plaats
van zedeloosheid en uitspatting, daar zon men bijna wenschen, dat hét
plan maar was doorgegaan, volgens hetwelk men een straat of drie vier
midden door die kwijnende kastanjeboomen wilde aanleggen. Er >,al
niet, zooals men had mogen verwachten, een straat komen in de plaats
van de ruïenen van het Palace-Theatre.
De durvers zijn van meening, dat men nog geen geld genoeg heeft
weggeworpen in die onderneming der Danaïden en een nieuwe Onder
nemer heeft plan, altijd volgens de geruchten, om de zaken nog hooger
op te voeren dan zijn voorgangers.
Stel u voor zoo'n amalgaam!
De nieuwe directie zou voornemens zijn ia hetzelfde gebouw temaken:
Een muziekschool.
Een schouwburg met ruimte voor tweeduizend toeschouwers.
Twee concert- en leeszalen.
Een danszaal.
Een doorloopende tentoonstelling van schilder- en beeldhouwkunst.
Een school voor architectuur.
Een groote eerde artistique.
Een schermzaal van vijfhonderd meter oppervlakte.
Een manege.
Een schietsalon....
Mij dunkt, nu men eenmaal aan den gang was, had men maar moeten ,
doorgaan en er nog het volgende bijvoegen: een fabriek, een hospitaal,
een zv/emschool, een café-concert, een morgue, een overdekt exercitieveld
voor de cavalerie, een brouwerij en een lokaal voorde Expositie van 18^9.
Het een zou al even waarschijnlijk geweest zijn als het ander. Maar
zonder nu te gaan onderzoeken wat er al of niet waar in die berichten
is, dit schijnt toch zeker te zijn, dat men het oude cadaver weer zal be
proeven te galvaniseerén en weer het noodige kapitaal in eeu dolzinnige *
onderneming gaat steken.
Toch hebben reeds zoovelen, die zich voor dit wrakke voertuig gespan*
nen hadden, te vergeefs alle krachten ingespannen!
Men weet, dat het eerst voor een skating-rink werd ingericht! Parijs
was een tijd lang dol, alles reed op rolschaatsen. In alle hoeken der stad
werden tempels voor dezen nieuwen eeredienst gebouwd. Waar zijn ze ge-'
bleven, de schaatsenrijders van weleer?
Daarop volgde een soort van universeel theater.
Aan den eenen kant de buttelingen van een circus in 't klein en da
wedloopen van vrouwen. Aan den anderen kant de nicht van Gambetta,
die op een jammerlijke wijze een wijdklinkenden naam en eeu stem, die
niet klonk, exploiteerde.
Niets wilde er slagen. Noch de hardloopsters, noch de clowns, noch die
GambMises. Niets in n woord. En ik geloof niet, dat het nu beter zal
gaan. Het is een somber boekje, waar de menigte niet naar toe zal gaan.
Deze gaat hooger op naar la butte Moutmartre en heeft nu eenmaal
waarom weet ik niet geen lust om aan den voet daarvan zich op te
houden.
Met de grillen van het Publiek valt niet te redeneeren. Publiek is
souverein en duldt geen appèl.
Wanneer een lichaam valt in zekere watervallen of draaikolken, in
den Niagara bijvoorbeeld, dan zinkt het terstond.
Maar kort daarna komt het weder boven om dan weer te verdwijnen.
En dat herhaalt zich eenigen tijd en over een groote uitgestrektheid.
Zóó gaat het ook met namen in dten afgrond, die nakomelingschap
heet. Ook zij zijn blootgesteld aan de zonderlinge schommelingen van
vergetelheid ea populariteit, aan het beurtelings itsgföjaen en verdwijnen.