Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
f
'h
i
V"
r
l'-Tentoonstelling In Archttectar» et Amlcitia. Dr. B- Epkema, De strijd der par»
tö«B (ÖJ^wnUt: of Idberkjjnpch) door Mr. J. O. Naber. W. Beekerk, Een over»
lde etftp. Uit bet Engelsoh van D. O. Murray door O. Baarslag. H. Burger, Een
leht van.Vaérzén,. door Louis Couperus. _ p. N., Henaann Heiberg, Dora'a
huwJjpf door Amsielaar. idem, Voorjaargstormen, de Leveneroman enz. van Marie Deeg.
- Stuurman Flink door Kapt. Manyatt. Mr. H. Cosman, Paradoxe van Mas
Nordan. p. N., Het Harpspel, Tooneelspel in S bedrijven van A. E. Bracavogel,
??U. A. S., De exploitatie in 1884/85 van den Arohemachen Schouwburg.
.' ""»
Spectator, 5 September.
Berichten n mededeeüngen. Johannes van Simonsoergen als lexicograaf, dooi
JT..-& Frederïkt. letterkundige kroniek, door Wolfgang. Gedichten, door mr. H.
Cos«o». Pluksel.
M IL I T AI R E Z A K E N.
DE VERDEELING DER MILITIE OVER DE KORPSEN.
De 12de Augustus j. 1. is een gewichtige dag geweest. Op dien dag
moesten de miliciens-verlofgangers der lichting 1882, behoorende tot het
Regement Grenadiers en Jagers, de 8 Regementen Infanterie en 3
compagniën Hospitaalsoldaten onder de wapenen komen tot het houden van
herhalingsoefeningen. Hoe groot het werkeüjke totale aantal is geweest,
is wegens gemis der daarvoor benoodigde gegevens, moeilijk te bepalen,
dooh zat vermoedelflfc 7000 man hebben bedragen, en wel op navolgende
gronden. --'??:;.:;?-;?,:::.? .,: ??. ??????- ?
Volgens den staat, aanduidende de verdeeling, over de korpsen der
miliciens van het contingent van elke provincie in de lichting voor 1882
opgenomen op blad*. 54 en 65 van het Bectteïl Militair van 1882
waren 8180 miliciens bestemd voor het wapen der Infanterie. Van dit
aantal moesten echter worden afgetrokken de 600 lotelingen, in te lijven
voor de zeemilitie, en zij die, na hunne inschrijving, eene vrijwillige ver
bintenis op grond van Art. 9 der Militiewet hadden aangegaan. Brengt
men nu neg in rekening het verloop der militie, dan zal men niet verre
van de waarheid, verwijderd zyn door het aantal op te komen miliciens
op 7000 man te stellen, omdat voorzeker ook vrijstellingen zijn gegeven
en onder hea zich enkelen zullen bevinden, aan wie ontheffing van den
«erkelijken dienst verleend is geworden.
Het contingent, op 11.000 man bepaald, bedraagt voor de landmacht
10.400 man. Dit in ronde cijfers op 10.000 man stellende, moest alzoo
0,7 van ne geheele lichting op n en denzelfden dag onder de wapenen
komen, en zyn wfl juist ingelicht zich te 4 uur 's namiddags aan
melden bjj de verschillende onderdeelen der korpsen, waartoe zij behoort,
en die thans over 26 garnizoensplaatsen zijn verdeeld, te weten:
Reg t. Grenadiers en Jagers: 'sHage.
Infanterie: Groningen, Leeuwarden, Assen, Helder.
Maastricht, 's Bosch.
Bergen op Zoom, Middelburg, Vlissingen»
Leiden, Haarlem, Delft, Gouda.
.-..-..» Nymegen, Grave, Utrecht.
j, Breda, Geertruidenberg.
Amsterdam, Naarden, Hoorn.
a Arnhem, Doesburg, Zutfen, Deventer,
Utrecht.
Ie Compagnie Hospitaalsoldaten: Amsterdam.
2e B B Utrecht.
3e ... ? B Breda.
Zooals de, dagbladen hebben vermeld, heeft deze opkomst den loop van
eenige extra-treinen noodig gemaakt.
Men stelle zich nu eens voor, dat alle lichtingen verlofgangers waren
opgeroepen bijv. bq mobilisatie van het leger en dat alzoo de 4
lichtingen van 1881, 1882, 1883 en 1884 onder de wapenen moesten ko
men, welk eene drukte zal er dan wel wezen op de spoorwegen! Hoeveel
extra-treinen zyn er alsdan niet benoodigd, niet alleen voor het vervoer
van de verlofgangers der verschillende wapens, maar ook voor de ver
plaatsing der troependéelen naar de hun aangewezen bestemmingen, den
aanvoer van' materieel, levensmiddelen, enz. enz. Is het ons aangenaam
tékannen zeggen, dat de voorbereidende maatregelen daartoe reeds door
de Permanente Militaire Spoorwegcommissie, in overleg met de bestuur
ders der verschillende spoorwegmaatschappijen, zijn getroffen, om de
tijdige opkomst der miliciens-verlofgangers zooveel mogelijk te verzekeren,
daarentegen achten w\j de bestaande verdeeling der miliciens uit de ver
schillende korpsen niet geschikt, om zelfs in verband met andere ter
zake gemaakte bepalingen alle nadeelige kansen by het vervoer tot
een minimum te reduceeren.
Wanneer men namelijk de jaargangen 1881?1885 van het Recueil Mi
litair raadpleegt, dan ziet men, dat o. a., het navolgende aantal mili
ciens uit de elf provinciën aan de negen regimenten infanterie is toege*
Ie Regiment
2e *
3e B
-4e
5o
6e
7o
8a
t»
1 ?»'
Oren.
en Jag.
Friesland . , 790
Groningen.
Drenthe .
Overijssel .
Gelderland
Utrecht .
765
Noord-Holland
Znid-Holland
Zeeland . .
Noord-Brabant
Limburg . .
450
355
~
'
125
1390
30
_.
Ie
Beg.
2960
1110
415
90
Se
Beg.
?
500
_
~
_
1180
2535
3e
Beg.
.?'
270
_
1770
2015
570
4e
Beg.
.
1000
3920
__
5e
Keg.
325
765
315
330
1635
665
_
_
_
405
40
6e
Beg.
60
560
280
560
235
_ .
555
_
2200
7e
Eeg.
310
8e
Beg.
45
? 1320
? 2560
? 475
5065
Hieronder bevinden zich ook de miliciens, die bij de Zeemilitie ingelijfd
moesten worden. De ondervinding, in de jaren 1880?1884 opgedaan,
qsht& reefet om a»n to nemen, dat vennoedeJak niet meer dan
respectievelijk 280, 290, 80, 170, 210, 80, 1120, 555, 160, 50 en 5 miliciens
uit de genoemde provinciën voor den zeedienst bestemd zijn geworden ?
het Verslag omtrent den afloop der lichting van 1885 is nog niet door da
Staat s-Courant medegedeeld welke getallen betrekkelijk zóó gering
zijn, dat zy voor het hier beoogde doel gerust buiten rekening kunnen
worden gelaten, te meer daar het totale aantal zeemiliciens slechts 3000
bedraagt, d.i. ongeveer 1/11 van de 32.720 miliciens, voor de Infanterie
bestemd.
Eveneens kunnen de militienlichtigen, die na hunne inschrijving eene
vrijwillige verbintenis hebben aangegaan, hier buiten beschouwing blijven,
omdat deze geen invloed uitoefenen op de verdeeling der miliciens uit
de verschillende provinciën over de wapens, terwijl [verder, wat de
hospitaalsoldaten betreft, ook de hiervoor bestemde miliciens niet in
rekening gebracht behoeven te worden, daar deze door de korpsen
infanterie worden geleverd.
Welke beginselen daarbij hebben voorgezeten, is ons onbekend; wij
gaan daarom alleen af op de resultaten, welke ons doen zien, dat o. a.
bij het Regiment Grenadiers en Jagers, te 's-Hage in garnizoen, zijn in
gedeeld miliciens uit Friesland, Groningen, Drenthe en Overijssel; b\j het
3e Regiment Infanterie, in garnizoen te Bergen-op-Zoom, Middelburg en
Vlissingen, miliciens uit Overijssel; bij het 5e Regiment, verdeeld over
Nijmegen, Grave en Utrecht, miliciens uit Friesland, Groningen, Drentha
en Overijssel; bij het 6e Regiment, in garnizoen te Breda en
Geertruidenberg, miliciens uit Friesland, Groningen, Drente, Overijssel en Gelderland;
bij het 7e Regiment, liggende te Amsterdam, Naarden en Hoorn, mili
ciens uit Friesland.
Het gevolg daarvan is, dat, bij eene mobilisatie, een vrij aanzienlijk
vervoer van uit de Noordelijke en Oostelijke provinciën naar die aan de
Zuid-Westelijke en Westelgke grenzen des lands gelegen, moet plaats
hebben, terwijl dit bovendien in l a 2 dagen moet zijn afgeloopen en
vermoedelijk daarna gevolgd zal worden door eene verplaatsing van troe
pen in Oostelijke of Zuidelijke richting, al naar gelang een aanval van
uit het Oosten is te duchten.
Bedenkt men nu, dat hetzelfde geval zich voordoet bij de wapens der
cavalerie, artillerie en genie, dan zal men gelooven wij zeker met
ons kunnen instemmen, dat het zeer gewenscht, zoo al niet noodzakelijk
is in deze verdeeling eene zoodanige wijziging te brengen, dat aan de
verschillende korpsen alleen miliciens uit de naastbij gelegen gedeelten
der provinciën, waarin zij zich in garnizoen bevinden, worden toegewezen.
Wel is waar, zal het voor de consequente doorvoering van dit beginsel,
dat reeds gedeeltelijk in toepassing wordt gebracht, noodig wezen de
dislocatie en organisatie der korpsen te veranderen, maar hiertegen mag
niet worden opgezien, indien daardoor de mobilisatie bespoedigd en ver
zekerd wordt, hetgeen naar onze meenig vooral voor ons land op
op den voorgrond moet staan. En dat het mogelijk is, heeft Batavua
bewezen in zijn opstel: Een ernstig onderwerp in een luchtig kleed",
opgenomen in de 3e aflevering van den loopenden jaargang van de
Militaire Gids. De door dezen schrijver aangegeven beginselen en de
voorgestelde wijze van oplossing van het onderhavige vraagstuk verdienen
alleszins overweging. Hierop nogmaals de aandacht te vestigen is het doel
van deze regelen; mogen sij tevens tot het gewenschte resultaat leiden!
Mavors,
FEUI1.1-ETON.
ONTZETTENDE REISAVONTUREN
VAN
J. H. JEPHSON.
Uit het EngelscJi. {!
22 October. Prachtig weer, bijna geen wolkje aan den he
mel, er waait een frisch windje uit het Zuidwesten dat ons
vroolijk voorwaarts stuwt. Klaarblijkelijk moet er storm in de buurt
geweest zijn, daar het water zoo woelig is en het schip met zijn
fokke-ra bijna het water raakt. Ik deed een verfrisschende wande
ling op het halfdek heen en weer, ofschoon ik nog niet geheel
aan het loopen op een schip gewend ben. Verscheidene kleine
vinken denk ik zaten in het takelwerk.
4 uur 40 's namiddags. Toen ik hedenmorgen op het dek was,
hoorde ik plotseling een knal in de richting van mijn hut, en
toen ik mij haastte naar beneden te gaan, zag ik dat ik aan een
groot ongeluk ontkomen was. Goring maakte, naar het schijnt,
een revolver schoon in zijn hut toen de eene loop dien hij
ongeladen waande, plotseling afging. De kogel drong door het beschot
juist op de plaats waar ik gewoonlijk met mijn hoofd leg. Ik ben
te dikwijls in het vuur geweest om voor kleinigheden bang te
zijn, maar zonder twijfel zou hij mij gedood hebben, had ik in
de krib gelegen. Goring die arme vent, wist niet dat ik op het
dek was, v/at moet hij ontzettend geschrikt zijn.
Ik heb nog nooit zulk een ontroering op iemands gelaat gelezen,
als toen hij mij met een rookend pistool in de hand ontmoette,
toen ik van het dek kwam. Natuurlijk verontschuldigde hij zich
ten zeerste, en lachtte ik om het geval.
11 uur 's avonds. Er is zulk een onverwacht en verschrik"*