De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 6 september pagina 3

6 september 1885 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 428 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. «Ik trab tooeven een aan pa gericht anoniem schrijven gevonden", ?eidfr ik, wat moet ik daarmede beginnen? moet ik het in het kadetje jwrmelden?" «Neen Jan, dat deed ik niet; je vader ontvangt zooveel anonieme brieea en hg neemt er, terecht, zelden of nooit nota van; verleden week ontving hg nog een ongeteekend schrijven van iemand, die er over klaag de dat de poetrijtnigen zoo dolzinnig in het Eattegat rondreden, maar tuj heeft er geen melding van gemaakt. Hoe kan men ook over iets. {vaten, als men te doen heeft met personen die hnn naam verbergen?" - -?Ja, maar ziet n, du schrijven is zeer eigenaardig, er wordt in gespro ken over een champagne-partijtje van schutterg'-ofncieren en er wordt niet meer of minder in gezegd dan dat ik met de zaak te maken heb gehad, hetgeen positief onwaar is." «Laat eens kijken, Jan." De heer Sagittarius liep het schrijven door en mompelde toen: Hm, .hm, caféContinental, pouase-caféin den vorm van champagne, Jan schijnt daarin de hand te hebben, enz. enz." 't Is waar Jan, je wordt daarin beschuldigd, a propos, ben je bang?" Neen, maar waarom vraagt n dat ?" zei ik verbaasd. Ik doe tegenwoordig een beetje aan spiritisme en zon er wel aar digheid in hebben om eens een geest op te roepen en dien te vragen of |qi ons ook vertellen kan wie daze missive geschreven heeft." Héja, doet n dat asjeblieft." ; De heer Sagittarius ging tot allerlei bezweringen over en ik luisterde doodstil toe; na «enige minaten verscheen een geest, ik meen dien van jpr^enOnstée. ge mg ook zeggen waar die brief geschreven is?* in het caféContinental," sprak de geest. ' Neen in de zaal, in de nabijheid van een raam." Wie schreef den brief?" Een jongmensch." Wat dat jonge mensch alleen ?" Neen met drie vrienden, waarvan n in uniform." uniform?" Ja, 't was, meen ik een kadetje, maar niet van het soort dat de professor gewoonbjk des Zaterdag-avonds bakt". Ik had, verbaasd, geluisterd ; maar mijnheer Sagittarins", riep ik, die geest maakt -ons wat wijs, hoe kan hij al die zaken weten V" Ssf, riep Sagittarius, laat mijnheer uitspreken. Kunt ge ons, geachte geest, nog wat naders vertellen?" De schrijver van de missive", sprak de schim, had een zwarte snor en een ietwat eigenaardigen gang, hij had iets leeuw-achtigs over zich en scheen mg toe een weldoener der menschheid, dokter, advocaat of iets dergelijks te zijn; en een hunner informeerde met belangstelling wanneer bat weekblad de Amsterdammer uitkwam. De vier jonge mannen be hoorden tot de apes fatriae, de groote mannen in den dop; het was er htm blijkbaar om te doen om eenige personen belachelijk te maken, maar l^wQden dat niet zelven doen, maar er den ouden heer Aquarins voor» ?pinnen. De professor laat zich daar toch niet toe gebruiken? Natuurfijk niet, de firma Aquarius, Sagittarius, Jan en Co., zon er hartelijk voor bedanken," Dan ben ik gerustgesteld. Wenscht ge nog wat te weten?" Kunt ge ons de namen der grappenmakers noemen ?" Hm," sprak de' geest, dat doe ik liever niet want je kunt ook in de geestenwereld met allerlei chicanes te doen krijgen. Hebt gij later echter bepaald namen noodig, roep me dan nog maar eens op." Heel gaarne; zult ge ook iets gebruiken?" Dank u ; bonsair, heeren!" Bonsoir geest!" De geest verdween en ik zat verstomd van verbazing; toen ik vrat bij kwam heb ik. den heer Sagittarins gebeden en gesmeekt om mij het kunstje der geesten-oproeperij te leeren en hij heeft mij zulks beloofd. Bet kan mg tegen de volgende week te pas komen, want ik hoop dan ean aardig plannetje te ontvouwen dat ik, naar aanleiding van de strub belingen in Amsterdam heb gemaakt. Gaarne zou ik er nu nog wat van vertellen, maar mijn kadet is reeds télang; mgne lezers verliezen er echter niets bij door acht dagen te wachten, want ik schrijf zeker het volgende Zaterdag-avondpraatje, aangetjoD pa vooreerst stellig niet hersteld is. Htpga.ch.tead verblijf ik, Mijnheer de Redacteur ' Ed. Dw. Dienaar, Jan Aqnarins. ?n., ? JIT HET HAAGJE. XLVI. Alles gaat in de wereld vooruit, hooren we wel eens vertellen, maar 3at praatje is zeker van mgn vriend Paradoxus, of familie van hem, af komstig. De ten minste zie wel kaas te betoogen dat veeleer het omgewaar is, n.l. dat alles achteruit gaat, te beginnen met den i' zelf; maar 't is er hier de plaats niet voor. Ik stel eenvoudig als ftrioma en dit moet n genoeg zijn -?dat we meer achter- dan voor uit gaan. Eenige jaren geleden begonnen we onze whist-partijtjes in de eerste dagen van slachtmaand en dan kregen we saucijzebrood bij onze warme punch ; later werd het Wijnmaand, omdat het in die maand ver koos te vriezen; thans zijn we om dezelfde geldige reden in de laatste dagen van Oogstmaand begonnen om tegelijk met onz» pelsjassen de fiches-doozen en kaarten voor den dag te halen. Ja-wel, gisteren werd ik allervriendelijkst door onzen referendaris uit» genoodigd het eerste winter-partijtje ten zijnent te komen maken. Noemt a dat misschien vooruitgang? Ik ben zoo vrij het achteruitgang te heeten, of wilt ge liever: verkeerden vooruitgang. ik vond bij den referendaris natuurlijk ons beider vriend, den kullnnBel, den braven restenden krijgsman, die nog in den gelukkigen waan rijken bloedverwant in het hooge noorden van ona land bezit, die gek genoeg zal zijn hem tot erfgenaam te maken, na den verrukkelijken Venetiaanschen nacht waarop hij dien bloedeloozen bloed verwant hier heeft getracteerd, namelijk in ons gezelschap, na hem vooraf ala familielid verloochend te hebben. Ook trof ik daar aan een vierden man voor ons partijtje, dien we in derdaad sinds lang broodnoodig hadden, want het whiat met den blinde .is op den duur voor mijn niet al te sterke hersens wel wat vermoeiend. Die vierde man was niemand anders dan mijn vriend Paradoxus boven» genoemd. Onze referendaris was in een zeer opgewekte stemming, wat temeer waardeering verdient, omdat er geruchten in omloop waren over benoe mingen in de orde van den Nederlandschen Leeuw op den verjaardag onzer jeugdige Kroonprinses, welke geruchten, helaas, gebleken zijn te behooren tot het zoozeer beruchte en nog altijd toenemend geslacht der canards. Zoo ziet men alweer uit het voorbeeld van onzen gemankeerden leeuwenridder, dat men op den duur aan alles gewent, zelfs, volgens des kolonels wijsgeerige opmerking, aan het hangen. De referendaris hangt en verlangt al zooveel jaren naar zgn leeuw, die maar «iet komen wil, dat die wachtende toestand een onmisbaar deel van zijn bestaan is geworden, zoodat ik met zekere bezorgdheid voor 's mans niet al te sterke gezondheid het oogenblik tegemoet zie, waarop het een ?rechtvaardig minister eindelijk zal behagen de groote verdiensten van dit puik der ministerieele ambtenaren te beloonen met het lang verlangde Virtus nobilitat. Ik heb ten minste wel eens hooreu vertellen van menschen die hun heele leven reikhalzend hadden uitgezien naar een fortuintje dat niet komen wilde, totdat ze eindelijk hun wensch bevredigd zagen en zich toen nog ongelukkiger gevoelden dan te voren. Wat toch is de mensch wien niets meer te wenscheu overblijft? Antwoord daar eens op, o wijsgeer! Over het partijtje zelf heb ik niets te zeggen. Iedereen weet wat whistspelen is en die 't niet weet, is al even gelukkig als die 't wel weet, misschien gelukkiger, want hij heeft zich niet te ergeren aan zijn eigen slechte kaarten en zijn partners onvergeeflijke bokken. In de pauze, die voornamelijk dient om, zooals de kolonel het dichterlijk noemt, eenig droog voer" tot zich te nemen, m. a. w. een meer of minder aange» kleede boterham te nuttigen, in de pauze, zeg ik, stellen we ons door gezelligen kout zooveel mogelijk schadeloos voor het onverpoosd diepzin nig zwijgen aan de whisttafel, en bij die gelegenheid is de knllunnel, vol gens zijn eigen geestige verklaring de beruchte No. l van de brandspuit. Ik behoef nauwelijks te zeggen, dat hg 't dezer dagen zeer druk heeft met zijn critiek over de samengestelde krijgsverrichtingen van een ge deelte onzer landmacht met een gedeelte onzer zeemacht. Niets dus natuurlijker dan dat hij, nog voordat hij een stukje droog voer" opzijn bord had, den Buffel" reeds bg de horens had gegrepen. Vriend Paradoxus, dien ik U bij dezen voorstel als oud-majoor van de Plattelandsche Schutterij, stond den Kolonel waardiglijk ter zijde, in zoover dat hij hem stelselmatig tegensprak. Wie nu van dit tweetal het meest zwetste, de stoutste paradoxen verkondigde en den grootsten nonsens uitkraamde, zou ik niet durven beslissen, omdat ik geen deskundige ben. Het scheen me toe dat in dit opzicht de zege nu eens naar deze, dan weer naar gene zijde overhelde, en zooals 't meermalen gaat waar twee militaire specialiteiten elkander hunne gevoelens trachten op te dringen, kregen ze ten laatste ruzie, die bijna was geëindigd met een veel ernstiger gevecht dan dat tusschen den Buffel" en den Beer", waarover ze zich zoo warm maakten. _ ^ Om de waarheid te zeggen, ik zou van al dat geschreeuw in den wind weinig of niets kunnen navertellen; alleen heb ifc er voor de duizendste maal al weer uit geleerd, dat de beste stuurlui aan den wal staan en dat< er tegen de critiek van die stuurlui niets bestand is. v De referendaris en ik, beiden even dom in krijgszaken als de schutter- ' luitenant die op de theorie alias wetenschappelijke bijeenkomst aan zijn majoor wist te vertellen, dat er bg zgn weten maar twee soorten van getrokken" kanonnen konden zijn, namelijk soort no. l, dat door zes en soort no. 2 dat door vier paarden werd getrokken, wij, zeg ik, de referendaris en de oudergeteekende, zaten er bij als zekere Piet, dien ik welstaanshalve niet noemen zal en we vonden dat geharrewar tusschen de twee specialiteiten alles behalve verkwikkelijk. Ik zeg", riep de kolonel met een stem die den fijngevoeligen referen daris van zijn stoel deed opspringen, dat onze troepen hebben bewezen beter in de tactiek ervaren te zijn dan de Marine, sacrebleu!" Bom! Tegelijk een slag op de tafel die den referendaris bijna deed omvallen. Ik geloof', kwam ik haastig tusschanbeide, nu ik de gelegenheid schoon zag om ook eens een woordje te plaatsen, dat onze kolonel in zgn oor deel niet alleen staat, en zelfs dat de meeste deskundigen 't met hem eens zijn, dat onze landmacht zich in den oorlog tegen de zeemacht uit stekend heeft gedragen". Waarom gelooft u dat?" vroeg de ex-majoor der Plattelanders, vrij boosaardig op het eenletterig voornaamwoord drukkende, als wilde hij zeggen: spreek over dingen waarvan ge verstand hebt, maar niet over krijgszaken. Omdat", antwoordde ik bescheiden, het gedeelte van ons keurkorps,' dat deel genomen heeft aan den verwoeden kamp in qnaestie, door de achtergebleven kameraden die zijn lauweren niet hebben kunnen deelen, op schitterende wijze te 's-Hage is ingehaald. Onlangs las ik in de Indische berichten, dat het rechter half 2e ba taljon, na een tienjarig verblijf op Atjeh, onder grooten jubel te Ambarawa was ontvangen; de dames boden den strijders bouquetten aan en jonge meisjes strooiden bloemen langs den weg; de officieren en solda ten werden op de meest gulle wijze onthaald en groot was de geestdrift ouder de bewoners van Ambarawa. Ik moet u zeggen, heeren, dat ik zulk een onthaal nogal gek vind, want ik durf er mijn hoofd haast onder verwedden, dat er bij dat heeio halve bataljon geen man meer over is van de vier- of vijfhonderd die tien jaren geleden naar Atjeh optrokken. En wat zien w» nn bleu?

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl