De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 6 september pagina 4

6 september 1885 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

0E AMSTERDAMMER, WEEKBLAD NEDERLAND. 'Een bataljon van het keurkorps overdekt zich in slechts weinige dagen 'tnet onverwelkbaren roem en toch zijn 't alleen de achtergebleven kame?Caden die het zegevierend terugkeerend onderdeel een ovatie gaan i brengen aan 't station. Geen quaestie van dames met bloemruikers, van jonge meisjes met bloemkorven, geen geestdrift onder de bevolking, be halve wellicht onder die weinigen in de bnurt der kazerne, die een wa» "penbord met het devies vergunning" op de post hunner deur hebben 'gespijkerd; geen feestelijk onthaal, nihil. Zoo métenwij,Nederlanders, met twee maten!" Ik zag dat de kolonel medelijdend de schouders ophaalde en de plat telands ex-majoor sarcastisch glimlachte, maar dat trok ik me bitter weinig aan, wetende uit den mond van militaire specialiteiten zelven, dat 'er geen pedantar lui op de wereld bestaan dan hun mede specialiteiten. Ik hield vol, dat de Haagsohe burgerij was te kort geschoten in haar pHcht; dat ae bUjk van groote ondankbaarheid had gegeven en dat ze op het voetspoor dar achtergebleven kameraden en de bevolking van Ambarawa de dappere overwinnaars van de vijandelijke vloot feestelijk had behooren in te halen, en dat houd ik nog vol en zal ik blijven Tolhtraden tot mijn laatsten ademtocht Toen ten oogenblik later de twee specialiteiten weer handgemeen wer den,'begon de referendaris tegen mjj over het rechtsgeding van de ramp» xalige Jeanne Lorette, dat eerlang den Hagenaars een even aangename als nuttige verpoozing belooft te verschaffen en hij vroeg wat mij in de akte van beschuldiging wel het meest had getroffen, waarop ik natuur lijk «onder eenige aarzeling ten antwoord gaf: de fraaie stijl." De ? referendaris bekende dat hij niet bijzonder daarop had gelet, maar hij vees me toen op eenige merkwaardigheden in dat gewichtig juridisch etnk, die ik de vrijheid genomen heb dadelijk te vergeten; en terwijl onze brave gastheer op eqn bekende geaffecteerde wjjze zijn lattfn aan mij zat ?t» verspillen, barstte de kolonel weer eensklaps los en luj riep: 'tIs indigne, mijnheer, een schandaal, mijnheer! Nooit gehoord!" De referendaris, die jnist een dobbelsteentje Hollandsche kaas in den * mond wilde staken, kwam van dit echt nationaal voornemen terug en liet het van lottter «chrifc over dian ruwen uitval, in zyn glas wijn vallen. De verontwaardiging des kullunnels had nochtans een zeer gegronde reden. Hg had in de krant gelezen, dat het Haagsche garnizoen, of beter geeegd het keorkorps, bijgestaan door andere wapens, in het vuur had gemanoeuvreerd en dat de inspecteur der- infanterie zich niet ontzien had TOD t begin tot het einde er bötegenwoordig te zijn als dwarskyker. Dftt kwam niet te pas, meende onze groote specialiteit. Men is keurkorps of men JB 't niet. In 'teerste geval en daarmede hadden we hier te goen moert een inspecteur niét op de gedachte kunnen komen dat er b$ dat korps iets zon sjjn dat niet goed was. Voor zoover de kolonel cieh kon herinneren, was 't dan ook nog nooit een inspecteur in 't hoofd gekomen, sioh te vermeten wat de tegenwoordige titularis heeft durven bestaan. -<- Maar, hij heeft zich nu kunnen overtuigen van de superieure «trijdvaardigheid onzer keurbende en de onovertroffen tactische bekwaam heid barer aanvoerde» J dus zal hij voor een tweede maal niet terug komen». ftt Is te hopen," cei ik om den kolonel honig om den mond te smeren, hoewel ik "t inwendig volstrekt niet met hem eens was. . ? Ten slotte deelde vriend Paradoxus ons de aangename tijding mede, Alt de directie van het Karhaus zijn ernstige aandacht heeft geschonken Ma een ingezonden «tukje in een onzer Haagsche bladen, waarin de wenteh wordt uitgesproken dat toch voortaan de dames van de halve ?n d* kwart wereld, die steeds in grooter .getale deze bij uitstek gedis tingeerde inrichting met hare tegenwoordigheid komen bezoedelen, onver biddelijk worden geweerd. En verbeeld u wat die directie tot exouns durft aanvoeren wegena haar nalatigheid van dit niet dadelijk te hebben gedaan. Ze wist niet, dat we hier in Den Haag zoo preutsch waren uitgevallen. Welk een onbesohaamheid l Pasquiuo. KUNST. HET TOONEEL TE AMSTERDAM. KonlnlO. Vereemging: MargiUrite Gauthier. . Salon das Variété»: Mijn naam is Lehman. D» verschijning van La dame anx camélias", vooral in haar tooneel* tprm, was eep belangrijke gebeurtenis in de kunstwaereld. Men weet, ?dat de koaceptie tot de jeugd van den beroemden dichter behoort, en dat eene ware geschiedenis er de kern van uitmaakt. ? By. dit stok van Harnas fils, meer dan bij zijn andere tooneelwerk, is ?de «esthetische indruk hoofdzaak; meer dan zodemeester of wijsgeer is Paraas hier artiest. Het ia in 't voordeel van het kunstwerk. Onze uit spraak heeft echter veel van een paradox. Want het is juist de leer, die nan meende 'dat in La dame aux camélias" verkondigd werd, die er hevig tegen te velde heeft doen trekken, Les filles de marbre" in 't leven heeft geroepen, en Dumas als een gevaarlijk schrijver heeft doen verbordeelón. Toch ii het feit, dat de drager van die leer zou moeten «ijn, dermate natuurlijk en zalft waarschijnlijk {eenmaal tot tooneeltntrige verheven), dat men niet kan begrijpen, hoe het nog bewijs behoeft. Een vrouw van een slecht levensgedrag vat voor het rst eene ware, vurige liefde op voor een edelen jonkman en bemint hem met zoo veel heldhaftigheid, dat zij hem het grootst mogelijke offer brengt: denkende een goede daad te doen, en de mogelijkheid aannemende, dat het zijn geluk, althands in later tijd, bevorderen zal, zegt zij, dat zq hem niet meer lief heeft en doet daarvoor stappen, die den ongelukkiger» jongen man bewijzen schijnen. De -diepe aandoeulykheid, van dezen toestand ziet ieder-een in, en als men getuige is van het groote talent, waarmee de geschiedenis aanschou welijk wordt gemaakt, dan wordt men ten diepste geroerd. De tegen standers zeggen, dat Dumas, door aan te nemen dat in het hart van een onzedelijke vrouw heldenmoed ontwaken kan, de brave vrouwen gelas terd' heeft. De «bravo" measchen zeggen, dat iemant, die slecht in 't eene is, ook slecht moet zijn in t andere; in ieder geval, dat het gevaarlijk is, edelmoedige roovers" af te beelden,?want dan worden alle jonge lieden roovers. Ik wil geen woord meer verspillen aan de bepleiting van Dumas' goed recht, maar breng nog even in herinnering, dat van hem zijn de twee woorden: Ne nous amenez pas vos filles" en Lethéatre vitd'exceptions". Mevrouw Frenkel-Bonwmeester heeft de rol van Marguerite Oawthter vervuld, zoo als men ze van haar kent: bijna onverbeterlijk en zoodanig, dat men geneigd is te zeggen: elke andere opvatting is foutief. Fe dor a en Marguerite zijn, beide, elegante vrouwen: en eie toch eens welk een verschil tusschen de hetaere en de hartstochtelijke Princest De zelfde vrouw, die in Medea en Messalina zoo meesterlijk over het roersel van den schrik" beschikte, wist a hier tot het edelst medelijden" en de meest sympathiek bewondering op te wekken. AUe tonen en halve tonen van het gevoelsklavier brengt zij beurtelings in beweging. Daarbij beschikt zij over een hoogst melodieuze stem en eene uitspraak, waarvan het gedistingeerde nu en dan wel aan gemaaktheid grenst, 't Is jammer, dat Mevr. Frenkel, in strijd met de eenparige leer onzer beste taaikenners en sprekers, in strijd met het beschaafd gebruik, in strijd met de gantsche geschiedenis der uitspraak van het woord, in strijd met de eenparige gewoonte aan al onze tooneelen, voortgaat de eerste e van het woord wereld (== waereld) uit te spreken als die van keren (den vloer vegen) en peren. Als men weereld (niet waereld) uitspreekt, moet men ook perel, veereen ene. uitspreken. En er is geen reden, om niet tot de peerden, de leereen en de heersen te-rug te keeren. De Heer van Schoonhoven heeft de rol van den ouden B«wZ met veel waardigheid en gevoel gespeeld. Zfln grime wai uitstekend. De Fransche akteura gaan in die rol wel niet zitten, als Maryuerite staat; maar dit hangt al eenigszins 'met de maat der kunstenaars «amen; onze land aard laat dit ook eerder toe. De Heer Clous heeft Gaston Elewx als een jonkman van minder op voeding opgevat. Dit is tooh wel niet toe te schrijven aan zijn vriendschap met den zeer gedistingeerden Armand Duval. De Heer De Jong had in deze rol goede oogenblikken; maar zijne goedhartigheid kon, ondanks enkele textherhalingen, niet aanvullen wat hem aan distinktie ontbrak. Van het loopeu en het buigen moest op ons tooneel wat meer werk gemaakt worden. De Heer Ising was als Saint-Gaudens zeer goed: grime, stem, hoekig heid van vormen, 't was alles in den haak. De Heer Meynadier had zich als QraafdeGiray wat te sterk beschilderd; het streven was goed. Voor het eerst zagen wij den Heer Wensma eenigszins jong. Zijn stem, als Baron de Varville, werkte niet mee, maar hij heeft het rolletjen met ge pastheid gespeeld. 't Was jammer, dat men met de partij van den fatsoenlijken, bedaarden Gustave den Heer Plas belast had. Hij is volkomen ongeschikt om als Ie of zoo-veelste amoureux" op te treden. Zijn gezicht, zijn stem, zijn spraak kunnen in de eene of andere komische rol beter van dienst zijn. Op Mej. Lorjé, als Nichette, ia geene aanmerking te maken, even-mio op Mej. Weiman, als Ntutine, en Mej. Kiehl, als Olympia. Mej. Ohr. Pool man heeft de rol van Prudence uitmuntend vervuld en het charakter, ook wat de kostumen betrof, door en door bestudeerd. Toen wij Mijn naam is Lehman" gingen zien in het zaaltjen Boas, Judels en Van Biene, herinnerden wij ons met voldoening de schepping van Daniel Eochat en Léa door den Heer de la Mar en Mevr. Frenkel. Zal het Nederl. Tooneel" dezen winter de hand eens over het hart leggen en geven ons dien beerlijken groep, door Louis Bouwmeester en zijn zuster in het leven te roepen ? Het Blijspel" van Wilhelm Mejo is, in zijn soort, zeer goed. Deprokuratiehouder van een handelshuis in haring enz., die, door zijne ongeëven aarde bescheidenheid, er niet in slagen kan zich met den chef eener korrespondeerende firma in aanraking te stellen en, het slachtoffer van eenig toevallig misverstand, bij herhaling de deur uitgesmeten werd, was, vooral in de sobere, smaakvolle vertolking van den Heer de la Mar, een aardige pittoreske figuur. Naast zijne lotgevallen ontwikkelen zich die van een meisjenshart, dat geslingerd wordt in de keuze tusschen een fatterigen Hofjonker en een eenigszins stillen, souden, bij een prsedikant opge voeden, beet wortelbouwer. De grap, die beter in elkaar gezet is dan met de dnitsche tooneelgewrochten het geval pleegt te zijn, werd merkwaardig-goed gespeeld. De eer van de voorstelling hebben vooral de Heeren de la Mar (Lehman) en De Vries (Jonker van Pnlaelwite): Van den eerste was de onberispelijkheid zijner kreatie en uitrusting te voorzien. Voor den jongen De Vries was de opgewekte voordracht zijner partij een waar succes. Hij overdrijft niet zoo min in zijn gelaatsbewerking als in zijn spel. Bizonder goed was ook de bijfiguur van den hongerlijdenden dichter Elias Vink, geleverd door den Heer Mattern. De .weinig dankbare rol van Philips Bardeleben, den beetwortelbouwer, werd door den Heer van den Heuvel vrij goed gered. Mevrouw de Boer van Rijk heeft het zonderlinge orgaan, dat men kent; maar als men er eenmaal aan gewoon is, kan men haar natuurlijk en levendig spel (als Elza Sander) geheel genieten. Zij heeft in der tijd de Susanne, in Paillerons komedie, niet onverdienstelijk te-rug-gegeven; zy was, als amoureuse ingênue" in dit blijspel nog beter. De Clara Hendel moge, in de ons geschonken reproduktie, een exem plaar geweest zijn van Doitsche burger meisjens, gelijk zij, ook te Ber< lijn, voorkomen, 't is niet aan het nog zeer ongeoefende talent der jonge tooneelspeelster tédanken; en het moet een moeieljjk stuk geweest zijn voor den Heer Smit de vervulling der rol van haren minnaar er zoo goed af te brengen als hij gedaan heeft. Ook de Heeren Barendse als koopman Sanfcr, en Overgou, als Johan, verdienen een wwrd van lof. 3 S., '85. ~»

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl