Historisch Archief 1877-1940
'i
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
FERDINAND HILLEB ALS OPERA-COMPONIST.
(Slot.)
n da laatste jaren van Hartmann's leven Werd de correspondentie tus«
BChen componist en dichter minder ijverig. Van opera-libretto's was wei
nig «prake meer; Hiller 'had begrepen, boe moeielijk zijn dichter daartoe
te belezen was. Een aantal andere gedichten echter worden er in bespro*
ken, o. a. een cantate, Die Nacht, waartoe Hartmaan hem de woorden
geleverd had.
Hiller overleefde zijn vriend 15 jaren, maar ook in zyn laatste levensjaren,
toen meer ayn allerinnemendst talent van lezer en criticus gewaardeerd werd,
lag hem steeds de vocale muziek van dramatischen aard het naast aan het
hart. Hg las in Weenen over Weenen voor 52 jaren" en sleepte het
publiek mede; een volgenden avond gaf hy een soiree voor een meer ge
kozen publiek en deed zyn hoorders daar eene specialiteit aan hetzelfde
genre verwant genieten. Hjj liet door een goed lezer eene ballade van
Schiller, Göthe of Uhland voorlezen, en speelde tegelijk op de piano een
doorloopende illustratie daarbij, eene vrije en toch tegelijk het gedicht
volgende improvisatie, die in niet al te rhapsodischen maar muzikaal ont
wikkelden vorm de wisselende .toestanden van het gedicht volgde.
Hiller had veel dichters gekend en veel componisten bewonderd. Als
kind had h\j herhaaldelijk Göthe iets mogen voorspelen; hij had in zijn
album eenige verzen van Göthe's hand.
' Op zyn zestiende jaar was hjj met Hummel naar Weenen gegaan, en
had er Beethoven op diens ziekbed en Fianz Schubert in zijne studeer
kamer gezien. In Parijs kwam hij bij den ouden Cherubini aan huis,
kende er Rossini, Bellini en Meijerbeer, en was op intiemen voet met
Berlioz. Hij kende in Parijs ook Heine, Ludwig Börne en Chopin. Zoowel
naar zijne werken als naar de houding der groote meesters tegenover
hem te oordeelen echter, beloofde zijne jeugd meer, dan zijn latere
leeftijd gehouden heeft. Al spoedig gevoelde men het ontbreken van
eene krachtige, oorspronkelijke persoonlijkheid. Schumann verwijt hem
dit eerst in brieven, later in recensiën; "in eene recensie over een bundel
pianomuziek schrijft Schumann: Het is alsof men in een mand vol
rijpe en onrijpe vruchten grijpt; tot een echt genot kan men niet geraken.
Er staat te veel triviaals en gekuuatelds naast het werkelijk karakteris
tieke en edele".
Dit werd met ieder jaar meer; zijn composities vonden nooit zooveel
bijval als hetgeen hij schreef. In een brief aan Hanslick, 1375, schreef
hij: Ofschoon gij mij veel meer fraais zegt over mijn geschrijf, dan over
mijne compositiën, blijft dit laatste toch mijn lievelingswerk; ook geef ik
nog de hoop niet op, dat aan mijne muziek meer algemeene erkenning
ten deel zal vallen, dan geschiedt. Intusschen, hoe het ook zij, het is een
vrooljjk tijdverdrijf en niet duur!"
Hoe Hiller schrijver werd, blijkt uit een zijner artikelen. Kort na 1850
Ikwam het parlementslid Venedey over Keulen uit Parijs terug en bezocht
.Hiller. Deze was sedert veertien jaren niet in Parijs geweest, en verlangde
innig het paradijs zijner jeugd" eens weer te zien. En waarom reist
ge er niot hoau2 ,zeide Veoedey. Ik mag mij die uitgaaf niet veroor
loven, antwoordde Hillor. Schrijf dan brieven uit Parijs! zeido
Vencdey; al reist ge dan,niet om te schrijven, schrijf dan om te reizen!
Hiller nam het denkbeeld over, en weldra verschenen in de Kölnische
.de feuilletons die later verzameld werden, en waarover zelfs Heine, zoo
zeer Parjjzenaar geworden, niet anders dan met lof sprak.
Killers opstellen waren meest feuilletons, van de beste soort, feuilletons
zooals Jaüin ze schreef en zooals Hanslick ze nog schrijft. Vereenigd
vindt men ze als Aas dem Tonlebcn der Gegemoart, als Musilialiscites
und persönliches, Eünstlerlcben, Erinnèruhgs-Blattcr, ook, waar het
niet uitsluitend muziek gold, als reisindrnkken uit Zweden en Noorwegen,
uit Barcelona en St. Petersburg. Onder de feuilletons komt er een voor,
Zu&»nfts-Musik, waarin streng logisch, geestig en scherp, de richting
van Wagner wordt onderhanden genomen; Wagner maakte later mel
ding van het foulletonnistisches Geschwatz" Van Hiller. Deze weder, over
Parsifal sprekend, zeide in een brief aan Hanslick: Mij gaat het met
de' meeste dezer muziek-drama's verwonderlijk; het meeste staan mij de
drama's zelf tegen; wanneer er het kostuum (ia den uitgebreidsten zin)
aan ontbreekt, blijft er niet veel anders o ver'dan nlappisc!ies Zeug". Het
schijnt echter, dat de menschen, als hunne óogen en ooren omneveld
worden, het stnkje gezond menschenverstand, dat men hun, wellicht tea
onrechte toeschrijft, geheel verliezen."
Killers laatste werk waren de Besuclie ir» Jenseits, waar hij onderstelt
de schimmen van beroemde mnsici, Beethoven, Schubert, Spóhr,
Meyerbeer, Bellini, enz. te ontmoeten. De twee laatste jaren van zijn leven
bracht hij in den ziekenstoel door, maar steeds ging hij voort, muziek te
maken, te componeeren, te schrijven en er eene uitgebreide correspondentie
en eene even uitgebreide conversatie in Keulen op na te houden. Het speet
hem zeer, dat Brahms weigerde, aijn opvolger als directeur van het
conservatorium te Keulen te worden, voor hetwelk hij zoovele jaren ijverig
gewerkt had.
KUNST EN NIJVERHEID.
Zonder eenige nijverheid kan de kunst het niet doen;en de nijverheid
«uoet voortaan weer in alles door de kunst worden opgeluisterd.
Eene poging in dien geest wordt gedaan door de reeds eenigszins
bekende jonge kunstschilders J. J. L. ten Kate Jr. en Hendrik Klijn.
Zy hebben in No. 18 der Galerij van 't Paleis voor nijverheid een
winkel geopend (waarom zouden wij 't woord vermijden, dat Albrecht
Dürer en de Visschers en Lairesse met welgevallen gebruikt hebben),
waarin merkwaardige proeven van hun talent en welgeslaagde
voort-brengsels van hun vernieuwd streven te bewonderen vallen.
De heer Ten Kate blinkt uit door zijne eenigszins Berchemaehtige
landechappen en ook door zijne kompozities van figuren; de heer Klijn, een
landschapschilder in den meer Hollandschen trant, heeft hier ook zeer
goede, "elegante ridder- en vrouwenkoppen op schotels geschilderd, die
aan den muur ggbaogeo worden.
Bovendien hebben onze jonge kunstenaars zeer aardige handgrepen
uitgevonden tot vergulding en verdere dekoratie van aardewerk.
Wij wenschen den Heeren druk en voordeelig bezoek.
Alb. Tb.
HÉT RIJKSMUSEUM TE AMSTERDAM;
Onder de nationale kunstbelangen zal nog geruimen tgd het nieuwe
Rijksmuseum met den strijd over zijne voortreffelijkheid en gebreken, zijne
artistieke en technische waarde eene eerste plaats blijven innemen.
De Duitsche National-Zeitung wijdde er deze week een artikel aan,
dat door oorspronkelijkheid van beschouwing treft, en waarvan wij eenige
essentieele gedeelten zullen overnemen.
Op de historische beschouwing van latere tijden zullen de beide eerste
derde deelen van onze eeuw door de kunstwaarde hunner bouwwerken
geen grooten indruk maken. Wij gevoelen het toch zelf, hoe deze om
alle kanten te kort schiet, terwijl tot heden alle perioden, die uit de vol
heid schiepen, zich in het bezit der volkomen geldige vormen gevoelden.
In de ontwikkelingsgeschiedenis echter zal deze zelfde uit artistiek oog
punt zoo weinig volmaakte tijd een hoogeren rang innemen, dan eenige
ons bekende kunstperiode. Nooit is vroeger in zoo korten tijd zulk 'een
aantal nieuwe bouw-organismen ontkiemd, nooit hebben in zoo korten
tijd zoovele de volkomenheid van hun type bereikt.
Welke toch waren, behalve het veelvuldig gevarieerde woonhuis, tot
op het begin onzer eeuw de volkomen uitgewerkte groote bouwvormen?
Geen andere dan kerk, paleis en schouwburg.
Meer had de aristocratie niet noodig, wier leven zich in de kunst af«
spiegelde. Oude onbewoonbare paleizen werden als afgedragen kleederen,
wanneer de nood drong, aan het hulpelooze volk afgestaan, en zoo goed
mogelijk tot een nuttig gebruik vermaakt. Opzettelijk tot een nuttig
doel vervaardigde bouwwerken waren uitzonderingen. Van al wat de ste
delijke republieken op het einde der Middeneeuwen aan de hand deden,
hebben de drie eeuwen der aristocratische Renaissance bijna niets tot ont
wikkeling gebracht.
In onze eeuw is, met het ineenstorten der absolutistische maatschappij, hei
volk opgetreden. Het vraagt ook in de architectuur eene uitdrukking voor
al zijne behoeften, hetzij voor die tot welke het langzamerhand gerapt is,
hetzij voor die welke onze beschaving zelve sinds de revolutie schiep. Er
zijn thans scholen en universiteiten, spoorwegstations en kaden, hallen
en ziekenhuizen, kazernen n fabrieken, Parlementsgebouwen en gerechts
hoven noodig, zonder nog te spreken van andere tallooze soorten van
gebouwen, aan welke men eenige jaren geleden zelfs niet dacht.
Na veel onzeker rondtasten, werd in ongeloofelijk korten tijd voor da
voornaamste dezer bouworganismen eene soort type gevonden. Hoe een
gymnasium, een spoorwegstation, een ziekenhuis er moet uitzien, weefc
men thans. Welk een onberekenbaar bedrag intellectueele kracht ia er
noodig geweest, om daartoe te komen! Wanneer men later niet zonder
een glimlach zal terugzien op onze wankelende eerste'schreden in de
kunstvormen van alle tijden, zal men hiervoor althans eerbied moeten
hebben. De uitwerking dezer typen, die thans haar einde nadert, levert
de basis tot hunne vrije artistieke ontwikkeling.
Ook wij mogen den arbeid, voor het leggen der grondslagen benoodigd,
niet vergeten, wanneer wij tegenover de voortbrengselen van onzen tijd
rechtvaardig willen zijn. Nog zijn wij bij de zeldzaam voorkomende of
eerst kort geleden ter hand gonomen soorten van gebouwen ver van
een definitieven vorm verwijderd. Hiertoe behooren vóór alles de musea
in grootechen stijl.
Hier maken de omstandigheden het den architect veel moeielijker, dan
bij een gebouw van enkel nnt, een spoorwegstation bij voorbeeld, waar
van de inrichting door duizende voorbeelden in de geheele wereld is ge«
probeerd, terwijl tevens door de administratie op de duidelijkste en meest
beslissende wijs alle eischen gesteld kunnen worden. De monumentale musea
zijn nog te tellen, en de technisch-wetenschappelijke administratie van deze
verzamelingen, die voor dertig jaren zelfs nog niet bestond, begint nu
eerst ta loeren, welke voorwaarden zij stellen moet. Ja, het is nog niet
eens geheel tot het bewustzijn der vakmannen doorgedrongen, dat bij
het aanleggen van een groot museum de administratie evengoed hare
eischen te stellen heeft, als de spoorwegdirectie of de administratie van
een abattoir. Bij de enkele groote musea is het herhaaldelijk voorge
komen, dat in 't geheel geen man van het vak geraadpleegd werd. Bijna
geregeld werd eerst het gebouw opgericht en daarna eene directie er
er voor benoemd.
Mogen wij er ons over verwonderen, dat even geregeld de bouwmeester,
die bij andere gebouwen door de publieke opinie en de eischen der directie
beperkt werd, thans van de gelegenheid gebruik maakte, en zonder zich
veel om de bruikbaarheid van het gebouw te bekommeren, iri"s Blaue
liinein wat fraaie architectuur" bouwde? Wordt dan het gebouw betrok
ken, dan ontbreekt er aan alle kanten iets aan. Dan is aan vestibules,
aan noodelooze trappenhuizen", aan overtollig in de hoogte bouwen, de
ruimte verkwist, die de steeds aangroeiende verzameling hoe langer hoe
minder missen kan. Ter wille van een monumentaal uiterlijk wisselen
ramen, zoo groot als een muur, met breede donkere penanten; tea
gunste der symmetrie worden kostbare hoekkamers door kruislieht of
donkere hoeken, soms door beiden tegelijk, onbruikbaar gemaakt. Om
het monumentaal effect van den ingang niet te benadeelen, worden de in
ons klimaat zelfs bij gewone huizen onontbeerlijke tochtschermen wegge
laten, enz.
Vaak kunnen al deze bezwaren naderhand in het geheel niet uit den
weg geruimd worden, of alleen met nadeel voor den oorspronkelijk be
doelden indruk velen geslachten achtereen tot ergernis en verdriet. Ook
hierin zal, evenals bij de spoorwegstations gebleken is, het ware monu
mentale eerst op den grondslag der meest nauwgezette bruikbaarheid
kunnen opgetrokken worden.
Al de bedenkingen, welke tegen het pas geopende Nederlandsche Rijks
museum te Amsterdam kunnen norden in 't midden gebracht, hebbes
r'
L