Historisch Archief 1877-1940
AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No, 428.
hun oorsprong in het uitsluiten van technische administrateurs als raads
lieden. Op ons onderzoek daarnaar kon men ons althans nergens eenig
bevestigend antwoord geven. De algemeene directeur werd eerst
aangeBteld, toen men er aan moest beginnen, de verzamelingen naar het
gebouw over te brengen.
? De MnEeurabojrw'' gentot reeds lang vóór de opening in alle kringen
der Amsterdamsche bevolking eene voorbeeldelooze impopulariteit. Terwijl
anders plaatselijke Ijdelheid ten opzichte van een monumentaal gebouw
nauwelijks kritiek' pleugt te dulden, uitte zich hier de tegen-ingenomen
heid in de scherpste en boosaardigste benamingen. Men kon niet nalaten,
te .gevoelen, dat deze strenge, gladde romanistische vormen eenvoudig
niet by het karakter eener stad in barokstijl pasten, en met den inhoud,
het beste wat de Hollandsche Kunst in de zeventiende eeuw heeft
voortgebracht, in 't geheel niet in overeenstemming te brengen waren.
Daarenboven gevoelde men zich overrompeld en misleid. Het
oorspronkeIjjke bekroonde ontwerp, zoo wordt beweerd, bad de daarmede overeen
stemmende nationale vormen, der zeventiende eeuw getoond, maar de
algeheele wijziging was eerst gedurende den bouw, ondanks -veelzijdig
protest, er in aangebracht. Dit klinkt als een sprookje, maar werd mij
van zeer bevoegde zijde medegedeeld.
.. Het raadsel wordt ons eerst opgelost, wanneer men verneemt, dat de
architect van het museum, Cuypers, de meest bekende kerkbouwmeester
van Nederland, in den referendaris van kunst, de Stuers, een vurig aan
hanger der Middeneeuwsche bouwkunst achter zich heeit. Overigens
heeft men het vooral aan het krachtig optreden van de Stuers te danken
dat het in Amsterdam, werkelyk tot het bouwen van een museum geko
men is. Alle pogingen, sedert 1860 in het werk gesteld, hadden op den
tegenstand van het museum en de onverschilligheid der publieke opinie
schipbreuk geleden.
(Wordt vervolgd.)
DE TENTOONSTELLING VAN AKCI1ITECTURA ET AMICITIA.
Twee wimpelbanieren trekken aan de alombekemle militiezaal op 't
Singel b# de Heiligenweg de aandacht van eiken voorbijganger. De eene
vertoont de atadsklenren, de andere, die van St; Lucas. Gepatroneerd
door zulke goede wachters mag men ook iets goeds verwachten van de
tentoonstelling van het genootschap Architectura et Amicitia, dat bij
gegelegenheid van zijn dertigjarig bestaan het plan daartoe opperde en
Op waarlijk smaakvolle wijze uitvoerde. Wie dan ook, aangespoord door
de-verwachting van iets schoons te zien, de trap bestijgt, de zaal intreedt,
nl zich evenmin teleurgesteld gevoelen als wij.
?' Het bestuur heeft geen moeite gespaard om de localiteit een gezellig
> aanzien te geven. De zaal werd in drieën verdeeld, en het midden
tempelsgewijze ingericht, zoodat een dubbele zuilenrei de beide andere
deelen -verbindt en twee appartementen vormt waar gelegenheid werd ge
geven ^tot expositie van schilderijen, waterverfteekeningen en
boetseerwerken. In de beide andere gedeelten der zaal zijn de muren behangen
met oude en nieuwe architectonische teekeningen, oude gravures, aqua
rellen en teekeniogen van oude meesters naar gebouwen en details daar
van, en alles wat van den rijken schat, die men het genootschap ter
be?chikking stelde, niet op deze wijze kon worden opgehangen, vond een
plaats in legvitrines of tegen schotten, die hier en daar in de vertrekken
sjjn aangebracht. Tot dasver zou iedereen het werk van de commissie
bobben kunnen doen, mits hij slechts een goed timmermansoog had, maar
voor het verdere had men kunstenaars met fijnen smaak noodig, gelijk
het bestuur van 't genootschap ze kan aanwijzen, om over het geheel dat
cachet van behagelijkheia en gracelijkheid te leggen, dat den ontwikkelden
bezoeker aantrekt en aangenaam stemt. Hier wat groen, daar een sclioone
beeldengroep, iets verder een fraai meubelstuk, daar weder eenige drape
rieën, van kostbare wandtapijten saamgesteld, schilderijen, terra-cotta's,
bronzen, ijzerwerken en wat niet al meer, het een nog begeerlijker dan
bet ander. Wjj zagen zelden eene tentoonstelling waar metterdaad be«
. vezen werd, dat een fijne smaak de beste captatio benevolentize is.
De- tentoonstelling is, hoe rijk ze ook zij, op bescheiden schaal opgezet.
De catalogus zou, als men op den titel afging, wellicht het iegendeel doen
Vermoeden. Niet dat zij niet geeft wat op dien titel vermeld staat, maar
aij geeft van alles slechts weinig, hetgeen wegens het eenigszins interna*
tionaal karakter des te meer in 't oog valt. Voor ons gold dit als eene
aanbeveling. Die eindelooze lange zilèn vol voorwerpen van het meest
oiteenloopend karakter vermoeien den bezoeker meer dan eene tentoon
stelling als deze, waar het bestuur u zet voor den keur van hetgeen er
«oowat op het gebied der kunstnijverheid te koop is. Hier maakte men
n het verwerken en in u opnemen van dat vele schoons gemakkelijk,
op groote tentoonstellingen hebt ge een kaaieelslast te verdragen die
voor de meeste menschea te machtig blijkt.
Nu is het de vraag: is het bestuur altijd even gelukkig geweest in
zgn keus?
Als wij den lezer nitnoodigen de zaal met ons rond te gaan, zullen we
dat en 'passant bepraten.
Zeer toepasselijk staat de zinnebeeldige figuur van het genootschap,
door de kunstvaardige hand van den heer E. van den Bosch gemodelleerd
*<K» den ingang als ware het om den bezoeker welkom te heeten. (No.
700 van den Ca t al.) Wij gaan ter linker zijde om. Een aantal photo's
van moderne bouwwerken trekken ons oog; allereerst die van de gebou
wen- van de nieuwe gasfabriek buiten de Haarlemmerpoort (No. 510).
Wat zvjn wjj vooruitgegan! als we deze sierlijke gevels vergelijken met
den indruk dien wij tot dusverre van een gasfabriek hadden. We zouden
bet haast gaan betreuren, dat die beval'ig ge teel-in de, aangenaam gescha
keerde gevels over korten tijd door kolendamp en stof eene nldeurige
massa zullen gelijken. Het deed ons genoegen 's heereu Gosschalk's werk
goed vertegenwoordigd te zien. Hij is de kunstenaar, die wellicht het
best van allen den oudhollandschen Renaissance-stijl begrijpt en weet te
verwerken. In de nabijheid van deze photographieën en een aantal
teekevan gemeentewerken, te Amsterdam en te Utrecht uitgevoerd
zagen wij afbeeldingen van Amsterdamsche kerken, torens en poorten,
waarvan wij op andere plaatsen in de zaal het supplement zagen. Het is
jammer, dat het bestuur niet heeft kunnen goedvinden bij elkaar te houden
wat bij elkaar behoort. Zoo zagen wij b. v. op drie verschillende plaatsen
de teekeningen van den heer Sevenhuysen van de oude St»
Anthonispoort (Brandweer-kazerne Nieuwmarkt) gelijk hy zich voorstelde
dat deze er als stadspoort moet hebben uitgezien. Met de vele tee
keningen en gravures die op de Nieuwe en Oude kerken betrekking
hebben is 't evenzoo gesteld. Dit is natuurlijk gedaan om afwisseling
in de tentoongestelde voorwerpen te brengen, maar wy gelooven dat
dit geen aanbeveling verdient. Hét komt voor den bezoeker op een
noodeloos veelvuldig naslaan van den catalogus neer. en hoe fraai
deze ook bewerkt en uitgevoerd zjj, dat neemt niet weg dat het
steeds een last blijft in zulk een boekje te staan bladeren, en dat iedere
tentoonstellings-commissie er op uit moet zijn om het daarmede den
bezoeker zoo gemakkelijk mogelijk te maken. Inmiddels erkennen wy
gaarne dat de collectie kerken, poorten en torens, die het bestuur by
elkaar bracht, inderdaad merkwaardig is. Wat Amsterdam aangaat werden
de portefeuilles van de gemeente Amsterdam, van bet Kon. Oudh. Gen.
en de uiterst rijke atlas van den heer R. W. P. de Vries opengesteld]
en er is met takt eene keus uit gedaan.
De Oude Kerk is b. v. door 15 nummers vertegenwoordigd. Daarbij is
de zeldzame houtsnede van de bekapping van den toren (No. 14). Niet
minder merkwaardig zijn de teekeningen van de Nieuwe Kerk met haar
onvolmaakten toren, waarvan het model nog op het stadhuis berust, en
waarvan de gothiek leelyk afsteekt bij die van den beroemden munstertoren
te Zierikzee, een ontwerp van den bouwmeester Kelderrnans, waarvan een
XVIIe eeuwsche gravure onder No. 51 is tentoongesteld. We treden thans
een vertrekje binnen waar de nijverheid vertegenwoordigd is. Een paar
meubelen waarvan de afwerking niets te wenschen overlaat, (ze werden
ingezonden door den Heer Schep, hoek Vijzelstraat en Heerengracht),
verdienen hun plaats onder de kunstwerken wel. Het kan ons echter
niet bekoren dat onze tegenwoordige meubelmakers steeds naar
buitenlandsche modellen werken en dus niet veel anders dan copiewerk leveren.
Ziet nu des heeren Schops kastjes eens aan! Ergeren u die versierde
kussens op de deuren niet, door het leelijke Duitsche type dat die poppen
dragen? Waarom levert de Hollandsche meubelmaker niet op zjjn
Hollandsch geornementeerde meubelen? Er zijn, als een paar eeuwen
geleden, genoeg kunstenaars die de modellen zullen leveren. Hetzelfde
trof ons ook in de inzending van den Heer Lommen te Roermond, wiens
gebrand glas ook alweer zoo'n leelijk Duitsch aangezicht vertoont. Uit
dien hoofde hebben wij grooter sympathie voor een inzending als b. v.
No. 786 en 787 van de Heeren Tognacca & Cossa; waarmede de
HollandBche kunst althans zal vooruitkomen. Dat werken naar buitenlandsche
modellen is ook al in de fabriek van Becht & Dyserinck doorgedrongen.
Zie maar den lantaarndragenden schildknaap, 't Is afschuwelijk! Maar...»
brisons la-dessus. De tegeündustrie is rijk vertegenwoordigd en ook
de imitatie van tegels is eene plaats ingeruimd, even goed als de imi
tatie van goudleer, dat onder den naam incrustéWalton door de
behangei-ifinna Wijdoogen in den handel gebracht wordt. Met genoegen zagen
wij 's Hf eren J. F. de Brouwers proeve van glasgravuro (No. 709 A die
wegens de weerspiegeling er zich echter minder toe leenen om bij wijze
van schilderij in een lijstje te worden gezet.
We treden de hoofdzaal nu weer binnen. Het is jammer dat we niet
alles uitvoerig kunnen beschrijven wat we zagen. Teekeningen van Re
staurant Riche, 's heeren Oyens huis op de Leidschegracht, het nieuwe
Concertgebouw, «,11e van den bouwmeester A. L. van Gendt; een
beursontwerp van den heer A. N. Godefroy, dat goddank niet zal uitgevoerd
worden; eenige kerkontwerpen van den architect A. C. Bleys, die bewijst
dat katholieke kerken niet immer in romaanschen of gothischen stijl
behoeven ontworpen te worden, en we zijn genaderd aan de prachtige
modellen voor het beeldhouwwerk van de vierschaar in het eigenlijke
stadhuis van Amsterdam, die niet weinig tot opluistering der tentoon
stelling bijdragen. Een aantal schetsen en teekeningen van C. Springer,
onzen bekenden stadsgezichtenschilder, en eenige aquarellen van Greive
verdienen onzen aandacht, en als we ons omdraaien worden wij geboeid
door de even geestige als bevallige, en met kennelijke meesterschap
uitgevoerde teekeningen ,en 'ontwerpen voor tegelversiering van de fabriek
van Thooft en Labouchère te Delft. Wat zou deze fabnek zijn zonder
een kunstenaar als A. Lecomte!
Wie gevoel heeft voor decoratieve kunst, kan hier zich het hart ophalen,
maar verzuim ook niet een oogenblik af te zondaren voor bet werk van den
decoratieschilder Grootveld. We zouden ons zelf te kort doen als we niet
nog even naar Delft teruggingen. De architect Posthumus Meijjes zond
photo's in van het naar zijne plannen gebouwde station in die stad (no. 550).
Een kostelijk gebouw, dat den bouwmeester van 't administratiegebouw
der H. IJ. S. M., in 't nu droge Droogbak verrezen, eer aandoet. Een
schoon basrelief, dat het gebouw van de Amst. Melkinrichting niet weinig
versiert, dwingt ons tot bewondering van 't talent der heeren van den
Bosch en Crevels en juist daaronder lachen ons de vriendelijke gezichtjes
der beide visschertjes van een paar Delftsche borden tegen. Iets verder
hangt eene collectie oude teekeningen van Moucheron en Xavery, de ont
werpers en uitvoerders van het Logement der Heeren van Amsterdam in
's Gravenhage (tegenwoordig Rijksarchief), naar 't ons voorkwam uiterst
belangrijk, omdat oude architectonische teekeniogen inderdaad zeldzamer
schijnen dan men oppervlakkig zon meenen. Legvitrines bevatten wederom
tal van fraaie teekeningen en gravures van oude gebouwen van alle
steden van ons land. Na Amsterdam is Leiden het best vertegenwoor
digd, dank zij de medewerking van Mr. Ch. M. Dozy, adjunct-archivaris
van Amsterdam, die eene ongemeen schoone collectie betreffende zijne
geboortestad Leiden bezit. De overige steden werden grootendeels
gerecruteerd uit de portefeuilles van de firma Frederik Muller en Co. Twee
gravures No. 169 en 196, die hier liggen, wedijveren in zeldzaamheid.
Hier werpen we reeds een blik op de bijzonder merkwaardige-
uflrzame