De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 6 september pagina 6

6 september 1885 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No, 428. hun oorsprong in het uitsluiten van technische administrateurs als raads lieden. Op ons onderzoek daarnaar kon men ons althans nergens eenig bevestigend antwoord geven. De algemeene directeur werd eerst aangeBteld, toen men er aan moest beginnen, de verzamelingen naar het gebouw over te brengen. ? De MnEeurabojrw'' gentot reeds lang vóór de opening in alle kringen der Amsterdamsche bevolking eene voorbeeldelooze impopulariteit. Terwijl anders plaatselijke Ijdelheid ten opzichte van een monumentaal gebouw nauwelijks kritiek' pleugt te dulden, uitte zich hier de tegen-ingenomen heid in de scherpste en boosaardigste benamingen. Men kon niet nalaten, te .gevoelen, dat deze strenge, gladde romanistische vormen eenvoudig niet by het karakter eener stad in barokstijl pasten, en met den inhoud, het beste wat de Hollandsche Kunst in de zeventiende eeuw heeft voortgebracht, in 't geheel niet in overeenstemming te brengen waren. Daarenboven gevoelde men zich overrompeld en misleid. Het oorspronkeIjjke bekroonde ontwerp, zoo wordt beweerd, bad de daarmede overeen stemmende nationale vormen, der zeventiende eeuw getoond, maar de algeheele wijziging was eerst gedurende den bouw, ondanks -veelzijdig protest, er in aangebracht. Dit klinkt als een sprookje, maar werd mij van zeer bevoegde zijde medegedeeld. .. Het raadsel wordt ons eerst opgelost, wanneer men verneemt, dat de architect van het museum, Cuypers, de meest bekende kerkbouwmeester van Nederland, in den referendaris van kunst, de Stuers, een vurig aan hanger der Middeneeuwsche bouwkunst achter zich heeit. Overigens heeft men het vooral aan het krachtig optreden van de Stuers te danken dat het in Amsterdam, werkelyk tot het bouwen van een museum geko men is. Alle pogingen, sedert 1860 in het werk gesteld, hadden op den tegenstand van het museum en de onverschilligheid der publieke opinie schipbreuk geleden. (Wordt vervolgd.) DE TENTOONSTELLING VAN AKCI1ITECTURA ET AMICITIA. Twee wimpelbanieren trekken aan de alombekemle militiezaal op 't Singel b# de Heiligenweg de aandacht van eiken voorbijganger. De eene vertoont de atadsklenren, de andere, die van St; Lucas. Gepatroneerd door zulke goede wachters mag men ook iets goeds verwachten van de tentoonstelling van het genootschap Architectura et Amicitia, dat bij gegelegenheid van zijn dertigjarig bestaan het plan daartoe opperde en Op waarlijk smaakvolle wijze uitvoerde. Wie dan ook, aangespoord door de-verwachting van iets schoons te zien, de trap bestijgt, de zaal intreedt, nl zich evenmin teleurgesteld gevoelen als wij. ?' Het bestuur heeft geen moeite gespaard om de localiteit een gezellig > aanzien te geven. De zaal werd in drieën verdeeld, en het midden tempelsgewijze ingericht, zoodat een dubbele zuilenrei de beide andere deelen -verbindt en twee appartementen vormt waar gelegenheid werd ge geven ^tot expositie van schilderijen, waterverfteekeningen en boetseerwerken. In de beide andere gedeelten der zaal zijn de muren behangen met oude en nieuwe architectonische teekeningen, oude gravures, aqua rellen en teekeniogen van oude meesters naar gebouwen en details daar van, en alles wat van den rijken schat, die men het genootschap ter be?chikking stelde, niet op deze wijze kon worden opgehangen, vond een plaats in legvitrines of tegen schotten, die hier en daar in de vertrekken sjjn aangebracht. Tot dasver zou iedereen het werk van de commissie bobben kunnen doen, mits hij slechts een goed timmermansoog had, maar voor het verdere had men kunstenaars met fijnen smaak noodig, gelijk het bestuur van 't genootschap ze kan aanwijzen, om over het geheel dat cachet van behagelijkheia en gracelijkheid te leggen, dat den ontwikkelden bezoeker aantrekt en aangenaam stemt. Hier wat groen, daar een sclioone beeldengroep, iets verder een fraai meubelstuk, daar weder eenige drape rieën, van kostbare wandtapijten saamgesteld, schilderijen, terra-cotta's, bronzen, ijzerwerken en wat niet al meer, het een nog begeerlijker dan bet ander. Wjj zagen zelden eene tentoonstelling waar metterdaad be« . vezen werd, dat een fijne smaak de beste captatio benevolentize is. De- tentoonstelling is, hoe rijk ze ook zij, op bescheiden schaal opgezet. De catalogus zou, als men op den titel afging, wellicht het iegendeel doen Vermoeden. Niet dat zij niet geeft wat op dien titel vermeld staat, maar aij geeft van alles slechts weinig, hetgeen wegens het eenigszins interna* tionaal karakter des te meer in 't oog valt. Voor ons gold dit als eene aanbeveling. Die eindelooze lange zilèn vol voorwerpen van het meest oiteenloopend karakter vermoeien den bezoeker meer dan eene tentoon stelling als deze, waar het bestuur u zet voor den keur van hetgeen er «oowat op het gebied der kunstnijverheid te koop is. Hier maakte men n het verwerken en in u opnemen van dat vele schoons gemakkelijk, op groote tentoonstellingen hebt ge een kaaieelslast te verdragen die voor de meeste menschea te machtig blijkt. Nu is het de vraag: is het bestuur altijd even gelukkig geweest in zgn keus? Als wij den lezer nitnoodigen de zaal met ons rond te gaan, zullen we dat en 'passant bepraten. Zeer toepasselijk staat de zinnebeeldige figuur van het genootschap, door de kunstvaardige hand van den heer E. van den Bosch gemodelleerd *<K» den ingang als ware het om den bezoeker welkom te heeten. (No. 700 van den Ca t al.) Wij gaan ter linker zijde om. Een aantal photo's van moderne bouwwerken trekken ons oog; allereerst die van de gebou wen- van de nieuwe gasfabriek buiten de Haarlemmerpoort (No. 510). Wat zvjn wjj vooruitgegan! als we deze sierlijke gevels vergelijken met den indruk dien wij tot dusverre van een gasfabriek hadden. We zouden bet haast gaan betreuren, dat die beval'ig ge teel-in de, aangenaam gescha keerde gevels over korten tijd door kolendamp en stof eene nldeurige massa zullen gelijken. Het deed ons genoegen 's heereu Gosschalk's werk goed vertegenwoordigd te zien. Hij is de kunstenaar, die wellicht het best van allen den oudhollandschen Renaissance-stijl begrijpt en weet te verwerken. In de nabijheid van deze photographieën en een aantal teekevan gemeentewerken, te Amsterdam en te Utrecht uitgevoerd zagen wij afbeeldingen van Amsterdamsche kerken, torens en poorten, waarvan wij op andere plaatsen in de zaal het supplement zagen. Het is jammer, dat het bestuur niet heeft kunnen goedvinden bij elkaar te houden wat bij elkaar behoort. Zoo zagen wij b. v. op drie verschillende plaatsen de teekeningen van den heer Sevenhuysen van de oude St» Anthonispoort (Brandweer-kazerne Nieuwmarkt) gelijk hy zich voorstelde dat deze er als stadspoort moet hebben uitgezien. Met de vele tee keningen en gravures die op de Nieuwe en Oude kerken betrekking hebben is 't evenzoo gesteld. Dit is natuurlijk gedaan om afwisseling in de tentoongestelde voorwerpen te brengen, maar wy gelooven dat dit geen aanbeveling verdient. Hét komt voor den bezoeker op een noodeloos veelvuldig naslaan van den catalogus neer. en hoe fraai deze ook bewerkt en uitgevoerd zjj, dat neemt niet weg dat het steeds een last blijft in zulk een boekje te staan bladeren, en dat iedere tentoonstellings-commissie er op uit moet zijn om het daarmede den bezoeker zoo gemakkelijk mogelijk te maken. Inmiddels erkennen wy gaarne dat de collectie kerken, poorten en torens, die het bestuur by elkaar bracht, inderdaad merkwaardig is. Wat Amsterdam aangaat werden de portefeuilles van de gemeente Amsterdam, van bet Kon. Oudh. Gen. en de uiterst rijke atlas van den heer R. W. P. de Vries opengesteld] en er is met takt eene keus uit gedaan. De Oude Kerk is b. v. door 15 nummers vertegenwoordigd. Daarbij is de zeldzame houtsnede van de bekapping van den toren (No. 14). Niet minder merkwaardig zijn de teekeningen van de Nieuwe Kerk met haar onvolmaakten toren, waarvan het model nog op het stadhuis berust, en waarvan de gothiek leelyk afsteekt bij die van den beroemden munstertoren te Zierikzee, een ontwerp van den bouwmeester Kelderrnans, waarvan een XVIIe eeuwsche gravure onder No. 51 is tentoongesteld. We treden thans een vertrekje binnen waar de nijverheid vertegenwoordigd is. Een paar meubelen waarvan de afwerking niets te wenschen overlaat, (ze werden ingezonden door den Heer Schep, hoek Vijzelstraat en Heerengracht), verdienen hun plaats onder de kunstwerken wel. Het kan ons echter niet bekoren dat onze tegenwoordige meubelmakers steeds naar buitenlandsche modellen werken en dus niet veel anders dan copiewerk leveren. Ziet nu des heeren Schops kastjes eens aan! Ergeren u die versierde kussens op de deuren niet, door het leelijke Duitsche type dat die poppen dragen? Waarom levert de Hollandsche meubelmaker niet op zjjn Hollandsch geornementeerde meubelen? Er zijn, als een paar eeuwen geleden, genoeg kunstenaars die de modellen zullen leveren. Hetzelfde trof ons ook in de inzending van den Heer Lommen te Roermond, wiens gebrand glas ook alweer zoo'n leelijk Duitsch aangezicht vertoont. Uit dien hoofde hebben wij grooter sympathie voor een inzending als b. v. No. 786 en 787 van de Heeren Tognacca & Cossa; waarmede de HollandBche kunst althans zal vooruitkomen. Dat werken naar buitenlandsche modellen is ook al in de fabriek van Becht & Dyserinck doorgedrongen. Zie maar den lantaarndragenden schildknaap, 't Is afschuwelijk! Maar...» brisons la-dessus. De tegeündustrie is rijk vertegenwoordigd en ook de imitatie van tegels is eene plaats ingeruimd, even goed als de imi tatie van goudleer, dat onder den naam incrustéWalton door de behangei-ifinna Wijdoogen in den handel gebracht wordt. Met genoegen zagen wij 's Hf eren J. F. de Brouwers proeve van glasgravuro (No. 709 A die wegens de weerspiegeling er zich echter minder toe leenen om bij wijze van schilderij in een lijstje te worden gezet. We treden de hoofdzaal nu weer binnen. Het is jammer dat we niet alles uitvoerig kunnen beschrijven wat we zagen. Teekeningen van Re staurant Riche, 's heeren Oyens huis op de Leidschegracht, het nieuwe Concertgebouw, «,11e van den bouwmeester A. L. van Gendt; een beursontwerp van den heer A. N. Godefroy, dat goddank niet zal uitgevoerd worden; eenige kerkontwerpen van den architect A. C. Bleys, die bewijst dat katholieke kerken niet immer in romaanschen of gothischen stijl behoeven ontworpen te worden, en we zijn genaderd aan de prachtige modellen voor het beeldhouwwerk van de vierschaar in het eigenlijke stadhuis van Amsterdam, die niet weinig tot opluistering der tentoon stelling bijdragen. Een aantal schetsen en teekeningen van C. Springer, onzen bekenden stadsgezichtenschilder, en eenige aquarellen van Greive verdienen onzen aandacht, en als we ons omdraaien worden wij geboeid door de even geestige als bevallige, en met kennelijke meesterschap uitgevoerde teekeningen ,en 'ontwerpen voor tegelversiering van de fabriek van Thooft en Labouchère te Delft. Wat zou deze fabnek zijn zonder een kunstenaar als A. Lecomte! Wie gevoel heeft voor decoratieve kunst, kan hier zich het hart ophalen, maar verzuim ook niet een oogenblik af te zondaren voor bet werk van den decoratieschilder Grootveld. We zouden ons zelf te kort doen als we niet nog even naar Delft teruggingen. De architect Posthumus Meijjes zond photo's in van het naar zijne plannen gebouwde station in die stad (no. 550). Een kostelijk gebouw, dat den bouwmeester van 't administratiegebouw der H. IJ. S. M., in 't nu droge Droogbak verrezen, eer aandoet. Een schoon basrelief, dat het gebouw van de Amst. Melkinrichting niet weinig versiert, dwingt ons tot bewondering van 't talent der heeren van den Bosch en Crevels en juist daaronder lachen ons de vriendelijke gezichtjes der beide visschertjes van een paar Delftsche borden tegen. Iets verder hangt eene collectie oude teekeningen van Moucheron en Xavery, de ont werpers en uitvoerders van het Logement der Heeren van Amsterdam in 's Gravenhage (tegenwoordig Rijksarchief), naar 't ons voorkwam uiterst belangrijk, omdat oude architectonische teekeniogen inderdaad zeldzamer schijnen dan men oppervlakkig zon meenen. Legvitrines bevatten wederom tal van fraaie teekeningen en gravures van oude gebouwen van alle steden van ons land. Na Amsterdam is Leiden het best vertegenwoor digd, dank zij de medewerking van Mr. Ch. M. Dozy, adjunct-archivaris van Amsterdam, die eene ongemeen schoone collectie betreffende zijne geboortestad Leiden bezit. De overige steden werden grootendeels gerecruteerd uit de portefeuilles van de firma Frederik Muller en Co. Twee gravures No. 169 en 196, die hier liggen, wedijveren in zeldzaamheid. Hier werpen we reeds een blik op de bijzonder merkwaardige- uflrzame

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl