De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 6 september pagina 7

6 september 1885 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No, DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. van decoratiën en Qlnminatiën. Zg beginnen met 1575 en eindigen met 1813. De getrouwe afbeelding van den vrijheidsboom op den;Dam van 1796, waar de vurigste Koezen omheen dansten toen de oude regeering was van 't kussen gejaagd, prijkt daaronder. Een aantal flink gewasschen teekeningen, studiën naar bestaande gebouwen en afbeeldingen van gedoopte woningen, van de hand van den heer J. H. Leliman, versieren een der hoeken van deze afdeeling en daartusschen zien we eenige ontwerpen, die wellicht voor deskundigen groote waarde hebben. Een detail-teekening van een postkantoor, waar een leelrjk duiveltje niet de lijfspreuk Je Maintiendrai achter zich de bus bewaakt, gaan we haastig voorbij, dank baar dat het middernachtelijk nor nog niet geslagen heeft als 't duiveltje ongetwijfeld aan den gang zal gaan om ieder die hij te pakken kan krijgen in de bun te stoppen. Behouden landen we in het middenzaaltje aan, waar de producten van nieuwe schilder- en beeldhouwkunst een plaats vonden. Anstonds treft ons de harmonie der kleuren in de geheele inrichting. Zóó zou men zijn eigen salon gestoffeerd willen zien! Menigeen zon n dan zeker uw fraaien Haverman (618), uw prachtige leeuwen van Jan van Essen (No, 698) men zou zweren dat ze van Allebé.waren! uw schoone hontskoolteekening van Springer (No. 655), uw flinke landmeisjes van Witkamp (No. 690?691) uw molen van Tholen (No. 684), uw kopjes van Thérèse Schwartze (No. 649?650), benijden die in 't rechtsche vertrekje te zien zijn.. Maar gjjj zoudtjze niet willen missen, evenmin als Taan man s schil derij (No. 683) of de Wandaal van Steelink (No, 679) of de Hondjes van van der Efiken (Nö. 600) (ze zijn zeker als contrast van bewerking boven elkaar gehangen) of de lentebloemen" van Roskam (No. 644.) of bet .nog. van, de internationale tentoonstelling bekende schaakmat van Oldewelt (No, 644) of Valkenburgs huiselijke bezigheid" (No. 760) die alle het linksche vertrekje versieren. Hier is een ware schat van kunst werken bijeengebracht, nog vermeerderd door de boetseerwerken van van den Bossche, Bart van Hove, Roskam, Teixeira en Geo Schwartze. In Teixeira's een vriend des volks" ontmeten we een ouden kennis, een Amsterdamschen straatvogel, den liedjeszanger Meijer (No. 707). Een paar meubelen, een paar weelderig gedrapeerde rustbanken brengen de noodige afwisseling voor het oog. Noode verlaten we dit Heilige der Heiligen, om de derde afdeeling binnen te gaan. " Een aantal portretten van bouwkundigen en beeldhouwers openen aan de linkerzijde de nieuwe rijen van teekeningen en prenten. De architec ten Springer, Westerbach, Wilkens en van Arkel, Weissman, Evers, E. Gufjpers en anderen zagen hunne ontwerpen en studiën daar een plaats verleend. Als we straks aan de rechterzijde de ontwerpen zullen rién die bekende talenten uit het begin dezer eeuw op papier brachten, dan zullen we moeten erkennen dat onze jeugdige bouwkunstenaars niet hebben stilgezeten en er door afzwering van het klassieke element niet op zijn achteruit gegaan. Bevallige geveltjes, degelijke indeeling, we heber niét dan een woord van lof voor over. Maar we mogen nog iets andera bewonderen, de vaardigheid van onza jonge bouwkundigen om met de teekeningen om te gaan, waarvan menige opstand-tcekening de gunstigste getuigenis aflegt. Als mede pleiten de beide door het genoot schap bezorgde werken de Opmerker," die zijn twintigste levensjaar reeds heeft bereikt en de Bouwmeester" daarvoor. Mogen onze architekten nog geen coloristen zijn, gelijk de buiterilandsche, die we bij ge legenheid van de tentoonstelling der beursontwërpen leerden kennen, teekenaars zijn zij, en zij zullen goed doen zich vooreerst aan de aqua rellen niet te wagen op gevaar af van producten te voorschijn te brengen die schreeuwen van hardheid en bontheid, gelijk er enkele daar in dat hoekje te vinden zijn. Zoek in 's Hemels naam niet naar No. 549, noch dok naar 559. Dat ia nu al ook het ergste wat een beschaafd oog te zien kan' krijgen! ' Architecture et Amicitia is een genootschap dat eerbied afdwingt door agn volhardenden ijver om zijn leden de gelegenheid te*geven op 't vreed zaam terrein der kunst tegen elkaar in 't krijt te treden. Daar laat men niemand rast. Telkens wórdt weder de noodzakelijkheid geboren zich zelf aan te grijpen, zijn uiterste kracht in te spannen. Dit bewijzen de talrijke prijsvragen door het bestuur uitgeschreven, waarop de antwoor den alle in deze afdeeling ten toon zijn gesteld. 'Bij gelegenheid van het 30-jarig bestaan schreef zij een prijsvraag voor n koninklijk paleis bin nen* de hoofdstad uit. Den winner zou het eére-lidmaatsohap van het genootschap worden toegekend. Ofschoon deze prijs niet werd toege kend, werden, toch twee ontwerpen eervolle vermeldingen waardig ge keurd. Wij gelóoven dat Z. M. onze geëerbiedigde koning tegen een voorgestelden rail met zijne tegenwoordige woning binnen 's Rijks hoofd stad geen bedenkingen zon maken. De legvitrines in 't midden van deze afdeeling geven ruime stof tot bewondering. Daar zjjn fraaie teekeningen voor kamerversieringen uit de vorige en het begin dezer eeuw, ontwerpen voor plafonds, vóór versiering in beeldhouwcta beeldsmjwerk, geschilderde kamerbehangsels en wandtapijten. De heer G. Schoner zond tut zijne fraaie verzameling prenten een tiental ontwer pen van wandtapijten door Fieter Coecke van Aelst uit de zestiende enw(No. 334?343), de heer Dozy zes teekeningen van Otto Van Veen, x&eoVuit de zestiende eeuw, naar welke de tapijten op 't raadhuis te Leiden geweven werden (No. 344?349), terwijl de heer K. W. P. de Vries der gelijke ontwerpen van Moncheron voor deze tentoonstelling beschikbaar etelde, die een juist denkbeeld geven van den smaak van de vorige eeuw. ?Der bezichtiging overwaard zijn de keurige gravuretjes van de Bry, Tfit de verzameling van den heer Schöffer, hoogstwaarschijnlijk vervaar digd als voorbeelden voor de mailleurs en de zilvergraveurs uit het begin der zeventiende eeuw (No. 327 en 328). Ze zijn even fijn van be werking als de wapens (in den Catal. minder juist cartouches genoemd) die aan Burger en Michiel Ie Blom het aanzijn danken. ? Ook vindt gij hier merkwaardige voorbeelden en afbeeldingen van geschilderde glasramen, ontwerpen voor vazen, voor zilveren bekers, ontpatronea voor bordunr» werk van priestergewaden en altaarkleeden, ontwerpen voor parkannlalagen, voor zaal-decoratiën, en van wat al niet meer! Maar, ofschoon wij den lezer reeds lang hebben beziggehouden, hebben wij nog niet voor de helft verteld van al wat er op deze belangrijke ten toonstelling te zien en te genieten valt. Wöweten er niet beter op, dan na een woord van lof voor de uitvoerders van die tentoonstelling, aan allen die haar nog niet bezochten, toe te roepen: ga, zie en oordeel zelf. LETTERKUNDE. ROSSLYN EN HAWTHORNDEN. \ Der zon is 't nog niet mogen gelukken de rook en mistwolken te verdrijven, die Auld Reeckie omhullen zoo heette Edinburgh in een tijd, toen niemand nog vermoedde, dat er ooit spoorwagens, stoombooten of fabrieken op aarde zouden verschijnen en reeds is Princestreet, waarschijnlijk een der schoonste straten'der wereld, het brandpunt der beweging, die elke groote stad kenmerkt. Een echt 19de eeuwsche drukte heerscht tnsschen den hoogen Castlehill" de oude Edwinsburcht, waaraan Edinburgh zijn naam ontleent en den Calton-hill, die mét zijn leelijke monumenten van beneden gezien toch een fraaie afsluiting vormt voor het levendige schouwspel, dat de stad den vreemdeling aanbiedt. Wie Athene nooit gezien heeft, zal bij helder weder ga,arne willen gelooven, dat de Noordschèhoofdstad de herinnering aan Pallas' lievelingsverblijf opwekt. De zuilenrijen van de Nationale galerij en de Royal Institution, met het onvoltooide Nationale monument op de Caltonhill zijn er schijn baar geheel op aangelegd om eene Grieksche tint aan het stadsgezicht te geven; minder antiek is voorzeker de uitstalling der winkels aan de eenige straatzijde van Princestreet, het gerol der trams en omni bussen, die alle bij het Post-Office, het C/haring-Cross of den Dam van Edinburgh samenkomen om na een korte rust zich weer uaar alle rich tingen te verspreiden, of het sissen der locomotieven, die hier in de vallei» welke de heuvelea der oude van die der nieuwe stad scheidt, den indruk maken van adders tusschen bloemen verscholen; want aan weerszijden der spoorlijnen strekt zich een heerlijke tuin. vol bloemperken en stand beelden uit, doorsneden van breedefdammen, oneigenlijk bruggen geheeten, tusschen welke statig als een kerktoren het Scott-monument zich verheft. Hoeveel liefelijker zou het zijn, als in plaats van den onhebbelijken rom mel, die, elke spoorweg in zijn gevolg heeftj daar een heldere rivier in de ' diepe vallei stroomde! Maar de moderne geest deed zooveel om Edinburgh te verfraaien, dat men een zijner meeat ondichterlijke, maar' ontegenzeggelijk meest practische en onontbeerlijke instellingen voor lief nemen mag, al ziet de tonrist ook met begeerlijke oogen uit naar een ander voertuig, waarvan de eigenaars het gewoel dat op Prince street in het morgenuur heerscht, niet weinig vermeerderen. In hun roode rokken, den grijzen hoed op 't hoofd, kaartjes en tarieven in de hand, gaan de agenten der Rosslyn-coac7<es op en neer,. eiken voorbijganger, die er niet Edinburghsch uitziet, aanzoekend van hun voertuig gebruik te maken, 't Is het eerste kijkje, dat den reiziger, die gisteren eerst Londen voor Schotland's hoofdstad verliet, gegund wordt van deze eigenaardige reisgelegenheid der Hooglanden en wel sterk is hij, die weerstand weet te bieden aan de dringende beden der rood-; gerokte koetsiers of agenten en zich niet laat verleiden om het laddertje op te stijgen, dat hem in staat stelt plaats te nemen op een der d warsbanken van den met vier paarden bespannen coach. Hij behoeft er dan ook geen spijt van te hebben; niets beter om voorloopig kennis te maken met Schotsche natuur en Schotsche toestanden ? don zoo'n miniatuur uitstapje naar Rosslyn en Hawthornden, waarbij de tijd zoo geregeld is, dat men niets dan genot en geen vermoeienis aan zulk een uitstapje te danken heeft. , ? ; Zoodra de coach al zijn banken gevuld ziet, verlaat hij Princestreet om langs North en Southbridge de stad uit te rijden. Gaandeweg trekken de nevelen op en de monumentale gebouwen van Edinburgh steken scherp ? af tegen den blauwen hemel; slechts in de verte, daar waar de voorstad Leitli aan de golf van Forth ligt, hangen nog grijze dampen, door geen Juli-zon te verdrijven. , , . ? ? '? Maar de coach verwijdert zich in tegenovergestelde richting en d» vier paarden laten weldra de nauwe straten, waarin de Sehotscbe spes~» patriae blootvoets den geheelen langen zomersenen dag rondtrippelt, alsoi er in heel Edinburg geen scholen te bezoeken en geen kousen of sekoe-, nen te krijgen zijn, verre achter zich. De weg voert op korten afstand van Arthur's seat, de heuvel van 822voet hoog, die zich onmtddelijk achter Holyrood omhoog heft, en waarom heen zich de breede rijtuigweg kronkelt, Queen's drive genaamd. Links en rechts vau den weg staan allerliefste villa's met popperige tuintjes, vol schelpen en keurige perkjes, gladgeschoren als de kruinen der oude Puriteinen, vol roode en blauwe bloemen; eene bijzonderheid is 't, dat alle deuren openstaan en uitzicht geven op een tweede deur met gekleurde glazen, of op een gang met mozaïek plaveisel. Allengs worden de villa's schaarscher, men heeft Edmburgh verlaten en bevindt zich nu op een schijnbaar vlak land; eigenlijk voert de weg over heuvels; 't gaat lustig voort. De koetsier is een wakkere jonkman, wien de roode rok uitnemend kleedt en in wiens tegenwoordigheid men er niet aan herinnerd wordt dat whiskey de geliefkoosde drank der Schotten is, een voorrecht, te zeldzaam dan dat wij 't niet op hooga waarde zouden schatten, te meer daar de levende reclames in Princestreet den morgen ver genoeg gevorderd achten om ons daaraan te doen denken. Nu en dan keert de man zich om en maakt met zijn zweep in do ruimte wijzend, het aan hem toevertrouwd gezelschap opmerkzaam op de een of andere bijzonderheid, die men anders zou voorbij ryden. Craigmillar, castte of Queen Mary of Scots!" En de zw.eep richt zich naar een ruïne, nog half in nevelen verscholen^

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl