Historisch Archief 1877-1940
"f
DE AMSTERDAM-MER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.
OVERZICHT VAN MILITAIRE ARTIKELEN IN DAGBLADEN.
Déparade, door Parademan, {Dagblad de Amsterdammer, l Augustus.)
KrggstuohtTBrslappiftg bjj onze zeemacht» door M. J. P. Kriens,
kontaMNjIoar, Eereyoorzitter der Onderoffioiersvereeniging van Speyck te
mmtiamm, (Handelsblad, 4 en 5 Augustus.)
D* Mppiacht by de Marine, door Nautilug (Jïa«d6Zs&Za<f, 8 Augustus.)
van den persoonlijken dienstplicht door Mars, (Handelsblad,
HüUire ot erdenkingen door Vuurpijl, (Dagblad de Amsterdammer,
U en 19 Augustus)
KearlaudB zeemacht (Dagblad de Amsterdammer, 13 Augustus.)
Onze matrozen door H. (Dagblad de Amsterdammer, 13 Auguatui.)
VttfoUrlng van Onze Defensie (N. v. d. Dag, 13 Augustus.)
De &t}kl Marlnewerven, (Dagblad de Amsterdammer, 20 en 21 Augustus.)
De presentielSsten aan het Département van Marine, door een ambtenaar
f au h«t Departement van Marine (Dagblad de Amsterdammer, 23 Augustus.)
Gidi van den milicien door Mars, (Handelsblad, 30 Augustus.)
j ....
SCHAAKSPEL.
Ho. 07.
Vaa FrVAS DIN BEBG, te Amstelveen. Kal. N. Schba. 1885.
ZWART.
f
t
$
I
2
3
1
a
t
l
a
3
t
3
t
9
8
**~-04! E 4 nt D B (»
H ? O 6 f D 6 . C 8
5 8 - E 7 Dl»t,
(»)
; t i . . B 4 - F 8 (b
G R B 7 f F8 OBV.
BflntHaof E3mat.
(b)
? t . » . F 7 D B t (
0 4 nt D 6 t E4nt D5of ESntD 6
0 8 - E 7 of S1 6 mat.
(ö)
..... H 4 F 6 (d
D 5 nt E 8 f t1 7 nt E 6
0 8 8 mat.
* (d)
k. . . . H 4 F 3 (e
4 nt f 8 f E 4 nt D 6 of D 5
C4 B6ofG8 E7 mat.
(B)
. . . . . fl 4 3 ofG2 (f
H 6 nt G 6 t E 4 nt D S of |f 4
OéB6oiFa-G8mat
1
a
i
a
i
a
3
i
a
3
i
a
3
t
a
li toor «n ge»ft in 9 «tten mat,
(VU 7 on Zwart 6 met K. f 6).
OHiOtBIBQ VAN 80HAAKPKOBLEEH Ho. 35.
(f)
B l D S (g
E 2 nt D 31 en verder als bij variant E
(g)
. . . t . BI C8ofA2(h
Dl C2ten3C4 B6 mat.
(b)
03 03 (i
O 4 D a f K. ad libitnm
E 2 *- E 4 mat.
(i)
. . . . . E 5 D 4 (k
D 5 nt D 4 t E 4 i1 5
D 4 F 4 mat.
(k)
B 5 G7ofH8(l
H 6 E 6 t Pd.ofB.d«ktofK.f4
D 5 6 4 of E 3 E 3 mat.
(D
? ' " '«.' ~ S1 ' nt D. of anders
bv.a.G3 2G8 P 'mat.
D6ntEöten3E2 E3 mat.
PliOSSINGEBf.
% 8S h Jttht pgelos» doW fi, f e B.; W. te W.; no. 38 en 86 door W. v. H te
Delft! id. dooi W. d. Y. te Amsterdam; no. 86 door Flenügafed te
Kaatsheuvelno. 85 en 86 door Mei" en 35 door Prouti Quartefc beiden te Amsterdam en J D'
te B. ttieiu Oplossing echter faalt b$j Juist tegenspel.
Óe «oaaakwedstrijd van den Nederlandscbe Schaakbond te 'a Gravenbage,
30 Augustus 1885.
Ie Wisse. De nitslag van dien strijd ia als volgt: 1ste prijs Jhr. van Foreest te
Amsterdam met 81/3 winstpunten; 2de C. Meesemaker van Gouda met 6Va telnat.
pofittt; 8dêytOt t. BenittU f ui WlBüobotefl met B Winstpunten,
2de klawie. iste, pifls 8. A. Arongon van Gouda met 4; 2de pröe A. Hornemann
Van Götida met SI/s; 3de prijs B. ). Wennekee van Gouda met 8 winstpunten
Weg«fl8«Mist«rtfeêvaIheeftde bwrO. B. A. Döpréna Botterdam au den tredrinjd'
geen flMl kannen aemea.
ONTZETTENDE REISAVONTUREN
VAN
J, H. JEPHSON,
Vit het EngelscJi, (-5?
43 November. Er heeft iets vreemds plaats gehad, zoo
ongehoords, dat het niet te verklaren is. Of Hyson heeft een
vreeselykeöbok geschoten of een magnetische invloed heeft onze
insinimenten bedorven. Juist bij het aanbreken van den dag
riep de wacht, dat hij het geluid der branding meende te hooren
en Hyson meende land te zien. Het schip slingerde heen eüweer
en ofschoon wij geen vuurtorens zagen, twijfelde niemand eraan
of we hadden de Portugeesche kust spoediger bereikt dan wij
dachten. Wie beschrijft orize verrassing, toen wij bij het aan
breken van den dag het schouwspel dat zich aan ons oog ver
toonde, zagen. Zoo ver ons oog reikte, zagen wij aan weerskanten
de branding; groote groene golven verhieven dreigend hun koppen
en spatten in een wolk van schuim uiteen. Maar wat was er te zien,
achter de branding. Geen groene banken, noch hooge klippen
van Portugals strand, maar een groote zandige vlakte die zich
verder en verder uitstrekte, totdat zij met den horizon ineensmolt.
Ter rechter en ter linkerzijde, waarheen het oog zich wendde,
was niets te zien dan geel zand, dat op sommige plaatsen fantas
tische heuvels vormde, enkele van eenige honderden voel hoog, terwijl
andere gedeelten zoo vlak als een biljarttafel waren. Harton en ik, die
samen naar boven gesneld waren, zagen elkander verwonderd
aan, tot Harton in lachen uitbarstte. Hyson is door deze gebeur
tenis geheel uit het veld geslagen en beweert dat iemand aan de
instrumenten geweest is. Er bestaat gén twijfel, dat dit het
vasteland van Afrika is en dat het waarlijk de Piek van Teneriffe
was, die wij voor een paar dagen gezien hebben. Toen wij de
landvogels zagen, passeerden wij stellig de Kanarische eilanden.
Wij zijn thans ten noorden van Kaap Blanco in do nabijheid van
het woeste land dat de groote Sahara begrenst. Het eenige wat
wij kunnen doen is, zooveel mogelijk onze instrumenten trach
ten te herstellen en dan op nieuw op ons doel afgaan.
8 uur 30 's avonds. Den geheelen dag stil gelegen. Wij zijn
op anderhalve mijl afstands van de kust. Hyson heeft de instru
menten onderzocht, maar vindt geen oorzaak voor hun afwijking.
Hier eindigt mijn dagboek en moet ik verder alles uit mijn
geheugen opschrijven. Ik kan mij bezwaarlijk vergissen omtrent
de feiten, die zich diep in mijn ziel geprent hebben. Dienzelfden
nacht barstte de storm, die reeds zoolang gedreigd had, o ver ons
los en zag ik waartoe al de voorbereidselen gediend hadden, die
mij zoo doelloos voorkwamen. Hoe verblind was ik, niet vroeger
iets bemerkt te hebben? Ik zal na vervolg vertellen, wat er gebeurde.
Ik had mij om half twaalf naar mijn hut begeven en was juist
van plan naar bed te gaan, toen er aan mijn deur geklopt werd.
Toen ik die opende zag ik Goring's zwarte jongen voor mij, die
mij vertelde dat zijn meester mij gaarne even op het dek wilde
spreken. Ik was wel eenigszins verrast, dat hij mij zoo laat nog
liet roepen, maar begaf mij zonder aarzeling tot hem. Nauwelijks
heb ik mijn voet op het dek gezet, of ik wordt van achteren ge
grepen, op mijn rug geworpen en doet men mij een doek in den
mond. Ik verweerde my zoo goed als ik kon, maar snel en stevig
bond men mij met een touw aan een der booten vast, zoo dat
ik geheel machteloos was iets te doen of te zeggen, terwijl de
punt van een mes op mijn keel was gericht, en mij het tegen
stribbelen verbood. De nacht was zoo duister dat ik tot nu toe
mijn aanvallers niet had kunnen herkennen, maar toen mijn oogen
aan het donker gewend raakten en de maan door de wolken
brak, zag ik dat ik door de twee zwarte matrozen, den
negerkok en mijn mede passagier Goring omringd was. Een persoon lag
aan mijn voeten op het dek, maar hij was in de schaduw, zoodat
ik hem niet herkennen kon.
Dit alles gebeurde zoo schielijk, dat er niet meer dan een mi
nuut kon verloopen zijn eer ik mij gekneveld en machteloos voelde.
Alles was zoo haastig in het werk gegaan dat ik mij geen juist
begrip van mijn toestand kon maken en niet begrijpen kon, wat
dit alles beteekende. Ik hoorde hen allen om mij heen luid fluis
teren, en als bij instinkt begreep ik dat mijn leven het punt in
questie was. Goring was boos en sprak op bevelenden toon
de anderen wilden zijn bevelen niet gehoorzamen. Toen begaven
zij zich naar de andere zijde van het dek, waar ik hen nog kon
hooren fluisteren, ofschoon ik hen niet meer zien kon.
Al dien tijd hoorde ik de stemmen van de wacht op het dek
praten en lachen aan het andere einde van het schip, weinig
wisten zij welke gruwelen er op dertig ellen afstands plaats
vonden.
Ach! had ik hen toch kunnen waarschuwen, al zou mijn leven
er mee gemoeid geweest zijn! maar het was onmogelijk. De maan
scheen onduidelijk door de drijvende wolken, ik kon haar zilveren
stralen op de golven zien spelen en in de verte lag de uitgestrekte
woestijn met zijn fantastische zandheuvelen. Toen ik mijn oogen
omlaag wendde, zag ik nog steeds deo man aan mijn voeten lig
gen en terwijl ik op hem staarde, verlichtte een straal der maan
zijn naar boven gewend gelaat. Goede hemel! thans, nu reeds
twaalf jaren zijn voorbijgegaan, thans nog beeft mijn hang,