Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 429
teen sulke onverschrokken Nederlanders niet óp de ministeriëele kussens
{?had, wat souden we van een nare reis zijn thnia gekomen t Maar, Biet
g*, waarde Paradoxns, de kracht eener zwakke natie eit in haar houding;
oie moet fier zy'o, zooala die van de Spanjaarden nu is en zooals de onze
Was ia het Tenom-geschil. Mocht onze regeering er thans over deuken
SoOal* ik, d*n zouden d« overmoedige Duitachera al heel spoedig in hun
pchulp kruipen."
N2oo, en wat eoudt a dan willen dat de regeering deed?" vroeg
Paradóxua op demelfden toon van geringschatting als toen hij me met andera
Woorden te verstaan gaf: spreek over dingen waarvan ge verstand hebt,
maar niet over krygszaken" ? in dit geval politiek."
tk had dat complimentje verleden week geslikt, maar 't zat me nog
dwars in den maag en ik vond ao een heerlijke gelegenheid om mijnheer
Paradoxus een paar (teken terug te geven.
«Dat aal ik u zeggen", antwoordde ik met het pedantate gezicht dat
ik tot inyn .beschikking had: ik koos dadelijk party voor de zwakkeren,
in cara d* Spanjaarden, om hen uit de verlegenheid te redden. Ik zond
OCH ottto beide schepen, die zich in den laatsten oorlog den
zoogenaamden »Voomaohen krijg" met onsterfely*ken roem hebhen overdekt, de
jftforote en de Buffel tot versterking hunner jammerlijke vloot. Die twee
vaartuigen syn voldoende om de heele Duitsche marine van schrik te
doen verbleekeo. Dan stuurde ik onze gezamenlijke PJattelandsche
Sclmtterg, onder bevel van den heer Paradoxus, hekleed met den titel van
generalissimus aller Nederlandsche rustende schutterkorpsen, naar Spanje
?a dan Wilde ik wel eens zien wie koning Alfonsus en zijn onderdanen
ttft «en scheel oog durfde aanzien"....
Zoadt ge de dienstdoende schutterij dan maar niet en passant
meeftend«a?" vroeg de ex-majoor buitengewoon sarcastisch. Pardon," ant>
Wootdde ik altjjd even ernstig, de stedelijke schutterij heeft zich in den
Itfctlten tyd hier «n daar een weinig van den insnbordinaten kant doen
kennen. Beeft niet een Leidsch schutter-kapitein de verregaande verme
telheid gehad cyn aanvraag om ontslag te doen vergezeld gaan met de
kram Opmerking, dftt hy tegenover zyn gewapende schutters nooit
reilig was tegen beleedigingen of aanrandingen en dat hij daarom onder
ten scimtteraWet als de tegenwoordige niet langer verkoos te dienen?
Watf Sulke Voorbeelden bestaan, mijnheer, behoeft men op geen
schuttttfl te tekenen, de aagsche uitgezonderd, maar die kunnen we niet
nissen voor de mttziek en parades, weet u? Keen, dan is 't beter de
Plattelanders te nemen; die zijn soo onschuldig cp 't punt van
eubordiHatie en inpabordinatie als pas geboren kinderen, 't Ia waar, in den wa
penhandel «ijn te even nuchter; maar we hebben nog wel ergens een
Oorlogsffliniiter op zwart Baad, die eens in 's lands raadzaal vertelde,
«lat hfl defi v^and wel met Nederlandsche geestdrift" op de vlucht zou
Jagen en die ex-excellentie heeft zeker van die geestdrift, waarmee hy
tegenwoordig toch niets kan uitrichten, nog genoeg over om ze den
genefaliiBimtu onzer Plattelanders mee naar Spanje te geven; dat is meer
voldoende om alle Duitsche heerscharen te verslaan.
zoo! zei de generalissimus in spe, nog sarcastischer dan te voren.
monter," antwoordde ik, tlians zelf in geestdrift ontstoken, ik
Den geen krijgsman; ik beu 't nooit geweest, ro\jn schutterdienst niet
insegerakönd, maar ik zou gaarne met u mede ton strijde trekken tot
Verdediging der rechten vatt den zwakkere tegen den sterkere, en
evenlls de dftppere generaal Salamanca heeft gedaan, zou ik in staat zijn de
fenstdaohe decoratie die ik niet heb, aan den koning van Pruisen terug
te Benden, als ooit onze regeering moed en geestkracht genoeg bezat
OU openlijk de party van die brave,, vaderlandslievende Spanjaarden te
kiezen. Maar, mijnheer, onze tegenwoordige regeering is niet die meer
hit den tod der Tenom-quaestic, ze is gewijzigd en nu zult ge zien dat
?e zich neutraal houdt ."
Tk sou nog meer gezegd hebben, maar de heer Paradoxus,
waarechijnachöfllljk ia de verkeerde meening dat ik hem voor 't lapje wi.'de houden
vat wel aanvankelijk mijn plan was, maar nu niet meer maakte
Men eensklap heel boot en zei op zün gewone paradoxale manier: Mijn
heer, ge c$t gek!"
Ik aam hem dit zoo kwalijk, d«t. ik eerst een stijve buiging voor h«m
maakte, toen mijn gelaat pok in een sarcastische plooi zette en den
^Schoolmeester" na declameerde.
Ja, wakkere schutten! zoo lang als gij
Ome grenzen verdedigt en kusten,
Zeggen wg, als wij 's nachts naar bed toe gaan,
Maar aan 't vaderland: wel te rusten t!"
Toen oordeelde ik t raadzaam maar ten spoedigste mijn biezen t
pakken. Ik had toch t laatste woord gehad.
Pasquino.
KUNST.
EET TOONEEL TE AMSTERDAM.
Pirk-Sohouwburg: L» Huguetioft.
Stads-Scbouwbnrg: Gier-Wally.
Grand Théatre: Veniae.
Veeligdlgbeid Mht men in 't algemeen te prijzen. Dit woord is vooral
m gebruik gekomen in de eerste jaren van het bestaan en bedrijf van
dm Qid*"; Of na, vgftig jaar later, do Nieuwe Gids" er meer op uit zal
t$B vedartj-ligbeid dan exklnziviime te bevorderen, is een vraag, die niet
aanstonds op zoo» geheel gernststellenden toon kan worden beandwoord.
Een jeugdig en hartstochtelijk exkluzivisme kan zeker geen kwaad,
Wanneer het op da toepassing van nieuwe, stellig nieuwe beginselen aan
komt; maar is dit het geval niet, wil iemant zich voor een uitvinder
doen doorgaan, die eenvoudig maar een aanwender, een toepasser op e$n
manier i», dan dreigt exklaziviame op verarming uit te komen.
Daar zijn weinig dingen, die mij zoo veel wantrouwen en vrees inboe
zemen. 8tel a voor, iemant, die het Parthenon leelijk zou vinden, om
flat bij de Katlitftrnal «d» Amlens bewondert. M»w hoe staat het,
daarentegen met de konaequentie en de smaak van een publiek, dat
in grooten getale het meesterstuk van Scribe en Meyerbeer la den Park*
schouwburg gaat genieten, en dat zich in den Stadsschouwburg verdringt,
om Mevrouw Frenkel en haar begaafden broeder te zien optreden ia
een drama van Charlotte Birch-Pleiffers erfdochter?
Misschien zal men andwoorden: het is het zelfde publiek niet. En ik
moet bekennen, als ik de eerbiedige aandacht waarneem, Waarmee da
onnoozelste tooneelen in Gier-Wally" ontvangen werden, als ik zie, hoe
veel indruk de gemaklijke, maar weinig aesthetische streeling van het
zedelijk gevoeljin dat stuk maakte, en hoe koud men bleef btf het voor*
tre&gküt gespeelde tooneel uit de gantsche geschiedenis, dan is dit een
ander publiek dan dat der opera. Niet dat het opera-publiek zich zoo
bizonder getroffen betoond heeft bij de heerlijkste aesthetische verschijn*
selen, die het genie van Meyerbeer ons te genieten geef t; maar het is toch
eenigszins een publiek van deskundigen.
Le plus beau sentiment, la plns aoble pensee
? Ne sauroit les charmer quand l'oreille eet bleisée."
Men kan bijna altijd Beker zijn, dat de geringste valschhéid in den
zang, het vergeefiijkst en (bij een nieuwe troep) verklaarbaarst detonnee»
ren, ter-stond door het publiek wordt opgemerkt, en ten strengste ge
gispt. Wanneer eeoige mat minder muzikaal gehoor bedeelde toeschou
wer», door hun gevoel meegesleept, getroffen door den toestand en vaak
bekoord door het entrain, waarmee het stuk gezongen wordt, het wagen
even te applauiiseeren, .dan zy'n er ter-stond verschillende groepen, dia
clmteeren en er is geen genade voor de en dtfaut bevonden artiesten.
Iets dergelijks merkt men bühet TOlksdrama-publiek niet op. Waar
tegen plastiek of literatuur wordt gezondigd, bewaart het publiek een
zedig stilzwijgen. Foutan worden nooit rechtstreeks en in het aangezicht
der drama-akteurs veroordeeld; wel in dat der opera-zangars, en soms
met onverbiddelijke gestrengheid. Mist een euyer syn sprong door de
ton, men neemt er genoegen mee, dat hij 't overdoe, en als bij slaagt,
na een paar mislukkingen, wordt hij dubbel toegejuicht. Da zanger mag
cooit overdoet), en zijn rechter is onverbiddelijk.
Daar is misschien geen kunstwerk, dat ik meer-malen genoten heb dan
de Husguenots". Ik keu het bijna zoo goed als de Schuttersmaaltijd".
Ik durf niet zeggen: als de Nachtwacht". Want wie kent die? Voor
wien is daarin alles klaar? En ah ik dat heerlijk muziektafereel weer
zie, op iets meer clan draaglijke wijze ten-toou-gebracht, dan voel ik my
nog weer gelukkiger dan bij de vorige uitvoering. Mg dunkt altijd, dat
de 5e akte, die trouwens meer nog dan de andere van het Hollandsche
snoeimea geleden heeft, mij dunkt, dat de 5e akte daalt.
Ook in Parijs werd mij die indruk niet gespaard. Maar het Ie, 2e, 3e
en 4e Bedrijf van Les Huguenots" bevat zulk een rijkdom van
toonscheppingen, de fantazie zingt en schildert daarin met zoo veel zwier,
met zoo veel stoutheid, met zoo veel teêrheid, met zoo veel' kieschheid,
met zoo edelen zin, dat zij u geheel betoovert, terwijl de auteur daarbij
zoo veel gescbiedstudie uitspreekt, dat de tranen der getroffauheid ea
der vereering u, bijna van den aanvang af, in de oogen staan.
Men heeft met een vrij gespannen verwachting het optreden der nieuwe
Koninklijke artiesten, onder direktie van de Heeren Desniten en Granier,
te-gemoet-gazien, De beoordeelingen van den aang, in de dagbladen
door tooukundigen gegeven, bieden, in hunne eenstemmigheid, een waar*
schijnlijkheidsgetuigenis van juistheid. Mijne persoonlijke waarneming
komt daar grootendeels mee over-een ; maar ik trek niet de zelfde gevol
gen. Ik ben in dezen een weinig optimist.
Beginnen wij met den fort tenor". De naam van het emplooi drukt
het charakter van Eaoul de Nangis slecht uit; veel beter was dit her
kenbaar in het zedig optreden van den Heer Viola, met zijn
jongelingavoorhoofd en eenigszins weemoedige uitdrukking:
Timid» je m'avance."
Men heeft gezegd, dat het ieders zaak niet wa9
Soos ce beau ciel de la Touraine"
te zingen en te doen uitkomen al wat er in zat. Voor mg ik heb het
met groote voldoening gehoord. Ik heb de smaak, de réserve en ook den
gloed van den Heer Viola gewaardeerd. Ik heb het stuk niet gehoord van
Dapré, die de rol gekreëerd heeft, maar wel van Mouchelet en.Espinasse,
dia tot zijne school behoorden, en dan moet ik zeggen, dat wy, voor ons
tooneel, te-vrede kunnen zy'n met dezen tenor. Natuurlijk doet het ook
mij leed, dat er zoo veel verschil van timbre is tusschen de middeltonen, die
hij zacht, en de hooge, die hy luid (misschien te luid) ten gehoore brengt.
Maar de sextet Chacun pour soi" was ook van hem uitmuntend en se
dert Caubet is in Holland de wonder volle 4e akte misschien niet beter
gezongen. Caubet had gladder stem, maar een fransche tenor, die niet
geëlanceerd van figuur is of er niet in slaagt sich den Baucn fort zn
schminken" is voor mij onbruikbaar.
Te weinig waarde wordt door onze verslaggevers aan het uiterlijk der
zangers en zangeressen gehecht. Zy gedragen zich, als-of zij net even
gaarne de opera zouden hooren, gezongen achter een haag. Veel tb
weinig gebruikt men, by het beoordeelen van een opera, zijne oogen en
zjjn verstand. Indien a thing of beauty is a joy for ever", dan zal men
mij toestaan mijne groote tevredenheid te betuigen, dat bijna al deze
zangers en zangeressen een zeer toonbaar uiterlijk hebban.
Wanneer men Nevera van Faure en van onzen M. de Vries gehoord
en gezien heeft, dan zal niet licht een nieuwe zanger in die rol voldoen;
en toch n'en dêplaiae de Heeren toonkundigen, de Heer Geste heeft met
200 veel door gulheid getemperde fatuïteit, met zoo veel waardigheid in
het ,Parmi ces illnstres ayeux", en met zoo veel gemak, de rol gespeeld
en zoo goed gezongen, dat men hem lof moet geven. De Heer
Viilefranck heeft een prachtig uiterlijk als St. Bris, en is een meer dan ge
woon akteur. Ook in de belangrijker baspartij in den Fanst" schijnt hy
zeer goed voldaan te hebben. Een 2e tenoor, de Heer Briant, heei't voor
Eois-Bosü(?allons, mes braves calvinisten") gezongen en hier e» daar voor