De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 13 september pagina 6

13 september 1885 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

«o. 429 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. ,t Ir ' G§zult mg aanstonds toestemmen, dat deze redenering juist niet uit muntte door overvloed van logica. En toch handelen wg allen vrij wel op dezelfde wijze, waar het onze dienstboden betreft. Al is het getuigschrift ook zoo vaag mogelijk gesteld, «l ia het resultaat van de ingewonnen informaties ook vrij twijfelachtig, wg stappen daar over heen.... En waarom? Omdat in den regel een Zekere ijdelheid ons in het oor fluistert: wel, gij zijt immers een veel ' beter en verstandiger meester dan die anderen, en gg zult dat meisje of dien knecht wel in de stappen brengen, dat is n wel toevertrouwd En daar gaat het heen. Toch hebbon de in den laatsten tgd ontvangen lessen ons, dunkt mg, wel geleerd om over deze materie eens wat ernstiger te gaan nadenken. Zal men dit doen? In de affreloopen week werd die arme oude Constitutionnél ook in vei ling gebracht en verkocht. Aan nem danken wij de ontdekking van de Zeeslang, hg plaatste nmaal als feuilleton Le Juif Errant van Sue en was een der dekens van het Fransche Jonrnalisme. Kort geleden legde de Pres» het af. Daarmede zgn twee der eertijds meest beroemde orga nen der pers verdwenen tengevolge van Verval van krachten. Toch was diezelfde Constilutionnel eenmaal een macht in den staat. De orakels, welke dokter Véron, een sibylle in hooge stropdas, van de hoogte z^ns drievoet* uitbazuinde, werden steeds met gretigheid door de Fransche burgerij ontvangen. Prudhomme kreeg, altijd lust een kruisje te slaan, zoo vaak hij de wgdsche bnreaux in de rue Valois voorbijging. Een monumentale trap leidde daarheen en zelfs de beroemdste mannen konden deze niet bestijgen .zonder eenige .ontroering te gevoelen, wanneer zg den absoluten souverein, die daar den schepter zwaaide, het een of ander feuilleton gingen aanl Die sonverein was overigens een goedhartig man, al heeft men hem pok nog zoo belasterd en den draak met hem gestoken, die steeds het juiste woord pp zgn pas wist te vinden. Hg kende zgn menschen door en door en was nooit verlegen om een gegrond motief, als hu de een of andere kopij moest weigeren. Op zekeren dag had Méry hem een roman gebracht, waarin het idea lisme wat al te dichterlijke vlucht had genomen. Dokter Véron las ze en gaf ze drie dagen later aan Méry terug met de woorden: mijn vriend, dat kunnen wij niet gebruiken ... Ziet ge, nw roman heeft vleugels. En bg ons moeten we niets van vleugels heb ben. Dat zou onze abonnés maar hinderen, want die weten heel goed, dat zg z?lven ze niet bezitten. Nog iets uit de oude doos. De naam van Casimir Delav'^ne staat weer op het tooneelbiljet van de Comédie-Francaise; men zal in optima forma zgn Don Juan d'Autriche weder opvoeren. Natnurlflk zal men van die gelegenheid profiteeren om in minstens een vgt en twintigtal couranten de verzen van Fernand Desnoyers weer eens pp te warmen: Hatttants du Bdvre, Hdvrais , tfarrivede Paris expres Pour démolir cette statue De Delavigue (Casimir) .i* zonder, zooals van zelf spreekt, den fameufeen regel te vergeten: II est des morts qu'il faut qu'on tue! Ik hoop niet, dat de schim van Fernand Desnoyers het kwalijk zal nemen, maar hg heeft den doode voltrekt niet dood gemaakt. Ten bewijze deze reprise, die zeker nog door verscheidene andere zal worden gevolgd. De zaak is zeer eenvoudig. Casimir Delavigne, een bescheiden heester, werd door Victor Hngo, den rensachtigen eik, geheel verdrongen en in de schaduw gesteld, evenals Charles Bernard verdrongen werd door Balzac. Maar weet ge wel, dat wg tegenwoordig ons niet weinig te goed zonden doen, als men ons op nog onuitgegeven Delarignes kwam ver gasten! Al zgn middelmatige stukken en die waren er vele heeft men sedert zgn dood op zij gezet. Maar men heeft de beste wijselijk be waard. Zjjn Messéniennes, Parisienne, Paria zgn in de prullenmand ge raakt met andere banaliteiten. Maar sommige tooneelen uit zgn Louis XI, l'Ecóle des vieillards, Don Juan en vooral uit la Fille du Cid b. v. de ballade van Néra zgn dingen, die blijven en heel wat langer ook dan zyn doodmakers hebben vermoed. ? ? Alfred de Musset heeft zich eens aardig omtrent Delavigne uitgelaten en zijn woord had te meer waarde, omdat er tusschen hen geen persoon lijke sympathie bestond. Wel het tegendeel. Eens, dat men in tegenwoordigheid van Musset niet weinig de vlag liet waaien over Delavigne en het niet ontbrak aan: taaie kost, dichter van den konden grond, een Scribe II en andere liefelijke oordeelvellingen, die gewoonlijk het lot zijn van den man, wiens succes den naijver van anderen gaande maakt, luisterde Musset eerst stilzwijgend toe, maar viel daarop een der spotters eensklaps in de rede: met dat al, mijne hêeren, twijfelt gij zelven geen oogenblik aan het talent dat er toe noo dig is om zooveel verschillende kritieken te kunnen uitlokken. En Musset had gelijk. Hij, die in hooger sfeeren zweefde, begreep en waardeerde den man, die zich met loopen tevreden stelde. Intnsschen is uit Engeland een beroemdheid Pargs komen bezoeken. Deze beroemdheid is niemand minder dan sir Richard Wallace, dien wij cedert hij lid van het Lagerhuis geworden is, wel wat heel weinig zien, lang niet naar den smaak der Pargsche bevolking, die hem altijd in dankbaar aandenken houdt. Er komt dus voor een veertien dagen weer wat leven in dat prachtige buiten Bagatelle, dat anders het geheele jaar door meer heeft van het paleis van de schoone slaapster in het Bosch. Weet ge wel op hoeveel die heerlijke bezitting te midden van hét Bo.i.8 4e fignlogae geschat wordt? Op vg*ftóen millioen. Dat vertegenwoordigt een interest van 750.000 francs jaarlyks. Aangezien sir Richard Wallace er gewoonlijk maar anderhalve week van het jaar doorbrengt, moet hg dos zgn logies gedurende dat verblijf mat 75000 francs per dag betalen. Gelukkig dat, zooals de volksuitdrukking luidt, zijne middelen hem zulks veroorloven. Maar al woont sir Wallace ook niet meer te Parijs, toch komen er iedereu dag, ja lederen dag, minstens een honderdtal brieven aan zjja adres. Allemaal bedelbrieven! Voor dergelijke Croesusscn wordt de weldadigheid tot op zekeren hoogte een beroep. Zoo vindt men in het huis Bothschild een werke lijk ministerie van weldadigheid. Inderdaad een waardig en compleet! ministerie met een afdeelingschef, een bureauchef, onderchefs en ge mploy eerden. ! Zoodra de een of andere aanvraag inkomt, wordt zij onderzocht, onver» schillig waar zg van daan komt. Ook wordt er terstond een zeer zorgvuldig onderzoek in gesteld, om te weten of er reden is om er gehoor aan te geven. Daarop wordt iedere gezonden gift zorgvuldig geboekt. Het jaarlijksch budget van dit ministerie bedraagt vijfhonderd duizend francs. Een aardig sommetje. Vijfhonderd duizend francs, die besteed worden aan hulp en ondersteuning! Dit cijfer wordt echter nooit over schreden. Als het budget is uitgeput, wacht men den volgenden dienst met zijn opening van nieuwe credieten af. Sir Eichard Wallace werkt niet op zulk een uitgebreide schaal; toch wordt ook hij, gelijk men uit het aantal bedelbrieven, dat hij dagelijks ontvangt, kan opmaken, steeds met een groot aantal aanzoeken overladen. En als gij eens wist, welke zonderlinge verzoeken die van alle zijden aanstroomende brieven soms behelzen! Onlangs nog deed een onbekende, op den meest ernstigen toon ter wereld, hem het voorstel om een commanditaire onderneming op touw te zetten tot het vervaardigen van kunstmatige schapepooten (sic!) waarbij hij verklaarde, dat wanneer men een restaurant opende in de nabijheid der Halle, waar hoofdzakelijk dit nieuwe keukenproduct te bekomen zou zijn, men ongehoorde winsten zou maken. Soms ook zijn de adressen merkwaardig. Zoo vond sir Richard bij zijn komst alhier een brief met het volgende op de enveloppe geschreven: Monsieur Richard Wallace, Hoofdingenieur van de Fonteinen der Stad Parijs. Van zulke merkwaardige zaken heeft de eigenaar van Bagatelle reeda een aardige collectie verzameld. Zeker zal dit album wel een der zonder* lingste curiositeiten van onzen tijd gaan uitmaken. De meeste correspondenten zijn lieden, die aan den beroemden million* nair een nog onbekenden Rafaël komen aanbieden. Zoo zijn er hem zeker wel een goede honderd aangeboden. Maar Sir Richard laat zich evenmin door deze vangen als door het gebazel der couranten, die zoo nu en dan ook een Rafaël meeuen ontdekt te hebben. Altijd hetzelfde liedje: Deze Rafaël, die een tijd lang verloren scheen, is ten gevolge van meer of minder onverklaarbare omstandigheden weder aan het licht genomen, en...." Och, wantrouw toch die Rafaëlsl De echte zijn bekend, overbekend. Laat de andere vrij over aan de lichtgeloovigen. Gavarni teekende eens een schilder tegenover een kunst-' kooper en schreef er het volgende onder: Dat, een Rubens! . .. Kom, laat naar je kijken: Dat is een... hoe heet ge ook, mijnheer? A. B. LETTERKUNDE. GEVIERDE AUTEURS. 1) (Tweede Gedeelte.) Les histoires, Messietirs, ne sont pas. l'histoire. Alexandre Vinet III. De Heer Huefc heeft geen gevolg gegeven aan den wenk van zijn onde ren vriend Potgieter, om de oorzaken van de Byron-vereering optesporen, toen hij, bij het schrijven eener beoordeeling van Beets, er noodzakelijk toe moest komen, van het verschijnsel te gewagen. De Heer Huet staat voor het feit, dat Béets, een rechtzinnig Protes tant, gedurende eenigen tgd van zijn leven geheel en al gevangen is ge weest in de boeien van Byron." De auteur der Fantaziën blijft getrouw aan den algemeenen titel van zijn bundels en versmaadt de oplossing die voor de hand ligt. Er is toch wezenlijk geen bizondere kennis van literaire verschijnselen toe noodig, om de kracht te weten van dien grooten faktor in de letterkunde, het individueel talent. Om het voor hoogst een voudig te honden, dat in een tijd, toen bg ons wegens redenen, waarvan hier niet dan het bestaan behoeft aangeduid te worden, Byron een be roemden naam bezat, de aankomende dichters onder zijn invloed ver keerden. Andere voorbeelden van dit overbekende verschijnsel aantehaleu, zou den indruk maken van gemeenplaatsen opeen te stapelen. Van de reeds genoemde navolgers van Byron zal men het getal kun nen verdubbelen, wanneer men de tijdschriften en verzenbundels van die jaren opslaat. Even zooveel personen dus die, zonder hun geheele leven achtereen in denzelfden geest te hebben gearbeid, gedurende kor ter of langer tijd Byron tot voorbeeld namen even zoo veel verschijn selen, even zoo veel verklaringen. Van het geval met Beets geeft de Heer Huet een psychologische oplossing. De poëten van verschil" lenden rang, die tusschen 1820 en 1340 Byroniaansche verzen maak ten, verlangen dus allen een zielkundige ontleding, om het nageslacht de motieven te doen weten van hunne voorliefde. Want het is niemand onbekend, dat er evenveel zinnen als hoofden zijn en dat dus voor ieder individu eene afzonderlijke proeve van psychologische vaardigheid sal

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl