De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 20 september pagina 11

20 september 1885 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

v.V r DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. i. iboüdend opstelletje; «ene kleine biographie van den geestigen teekenaar Albert fff*dteket, waarbij«la premie «en zestal zijner schetBJes gevoegd ie; twee zeer on beholpen versje», De Nachtegaal, en 17 Juli 1884; en een interessant stukje: De friiuen «uut Oranje en kunne echtgenoot*». , TJit de kans a»r stokken in bet algemeen blgkt, dat de uitgever en redactie zich tolveren om het tijdschrift een welkome verschijning in de bewuste portefeuille te doen bljjven en te trachten dat het aan de behoefte naar kunst, wetenschap en intelligente bezigheid van een groot deel der natie beantwoorde. Van een nieuw Vlaamsoh tijdschrift Flandria onderscheiden zich de eerste nam» Inert, tot heden verschenen er drie,-?door een aangenamer toon en meer Blgemeene kennis, don waaraan ons de Vlaamsche pers verwend heeft. Het motto van bet weekblad is; Omdat io Vlamino ben"; hoofdredacteur U de heer H. Haerynck, Zonder-zorgstraat 121 te Brussel; de abonnementsprijs voor Noord-Nederland is ? 2.50 per halfjaar. Het Weekblad behandelt met voorliefde ook Noord-Nederlandache litteratuur en ?telt zich in taal en gevoelens op een meer gemeenschappelijk standpunt dan vele der Znid-Noderlandeche bladen, ofschoon Flandria zich uitsluitend Vlaamsch noemt. In bet eerste nummer vïnd{ men: Flandria ie een strijdend en stichtend blad op vreedzame wegen. Het werd in het leren geroepen uit hartstochtelijke liefde voor onze taal en ona Volk, dat hoe gering in getal, zich aedert eeuwen deed gelden door zijne kunst, «ijne letterkunde en «JJne vrijheidszin. Het heeft eenen historiachen naam; die Boet het waardig big ven! Als ie ca»," riep de grootste onzer oude schilders, Jan Van Eyok. Hjj wilde «n bij kon, Ende omdat ie Vlamine len" riep onze groote Van Maerlant, toen bij' zijnen machtigen dichterstrgd aanving. Vlamingen zijn wij ook en ook, wij willen uit al onze krachten strijden in den edelen kamp voor de beropbenring van ons volk." De- inbond der drie rste nummers doet alles goeds verwachten, ook wat bis* touche bijdragen, kunst en letteren betreft. INHOUD VAN TIJDSCHRIFTEN. Leeswijzer, no. 9. Aan den Lezer. Het Adagio (slot), door Mr. Wittiam J. Ten Hoet. Eduard Agneeeene f, door B. van Loo. Aan Kelly, door T. Placidus, Salvatore Farina, door F/t. Wijsman. De Tooneelschool. Hervormingsvoorstellen in 't licht der geschiedenis en ervaring, door L. Simons Hz. Fraaie Letteren: Jïckatein, Aphrodite, door Mena. Kansten: A. W. Weissman, Het Bijksmuseum te Amsterdam, door Ed. van Saher. Abr. Bredins, Catölogue des Tableaus. Wetenschappen: Btaiiley's Beizen enz. J., V. Hendriks, Nederl. Synoniemen. ? Feuilleton: Viotor Hugo in Nederland. Berichten: Aanstaande Uitgaven. Laatste Eoman van Ernest Schtidius. ,?Dooi-stibos'. Letterkunde. Bibliografie. Weekblad voor Opvoeding 'en Onderwijs. Begrafenis van Servais. L. L. de Bo t- Flandria. Schilderijen te Antwerpen. Theod. Mommsao. Association littéraire. Schorer'a FamilieablatU Gedichten van den Paus. Handschriften van Bonaparte. Van Leonardo da Vinoi. Een Japansch woordenboek. Inhoud van Tijd?ohriften. Verbetering. Portefeuille, 12 September 1885. Salee,' Les Hngnenots-Meyerbeer. A. P. Parijsehe Ateliers II (Tony Noel), JL. K., Kunst en Industrie. A. Bfyding. Het Rijksmuseum door Weissman. De aap en de schildpad. Eene Boedaneesche fabel, voor de Hollandsche jeugd na verteld door M. F. Holle. De Salon. De Nieuwe Gids. Taco H. de Beer, Gier-Wally. Debut van Moor. Clemens, Der Feldprediger. M. A. S., De exploitatie in 1881/85 van den Arnhemschen schouwburg. II. Neusste Erscheinnngen der Deut<chen Liiteratur. Feuilleton, Mr. Gerard W. Schimmel, Eane bla izyde uit de geschiedenis der Fnosche Pers. Spectator, 19 September. Herichten en meddeelingen. Zijn de drama's van Hrogwitha oorspronkelijke ?tukken? door A. J. Fitiment. D» romantische school van 1830, (vervolg), door Irnold Isiny. Vlugmaren. Pluksel. Niewce uitgaven in Nederland: Molière, Do UenscÜenhatcr, Komedie . . . . . J j . f 0.60 J. Hendrik van Balen, BerenMnd, het opperhoofd der Sioux , De Koning der tijgera. Reis- en jacht-avonturen ia Britsch-Indië. Oatalogiie des Tableaus du BijkB-Muaoum" a Amsterdam, par Abr. Brodius. Guldens-Editie No. 156 . . . . Dr. A. E. J. Holwerda, Die alten Kyprier in Kunst und Cultus. ? . Klikspaan, .Studenten-Typen . . . ' . , Studenten-leven ? ? ? ? , Ouïda, Motten. 2 dln. 2e goedk. druk. . . . . . . . Dr. J. Wolljer, De Gereformeerde Kweekschool. ? . . . . 1.30 1.50 1. 1. 2.75 1. 1.75 3. 0.25 MILITAIRE ZAKEN. ONZIJDIGHEID VAN SPOORWEGEN IN OORLOGSTIJD. Dezer dagen had te Brussel een internationaal congres plaats, waarin Nederland vertegenwoordigd werd door den hoogleeraar Asser uit Amsterdam. Het doel van dit congres was, eenige twijfelachtige zaken op volken rechtelijk gebied te behandelen en, daaronder zou ook de onzijdigheid van tpoorwegen in oorlogstijd ter sprake komen. De discussiën over het onder werp hebben echter om verschillende redenen niet zulk een omvang ge kregen, als het belang der zaak wel verdiend zou hebben. Sedert, kort n* 1830, de eerste spoorwegen in Europa werden geopend, beeft het spoorwegnet eene belangrijke geschiedenis achter zich. Aanvan kelijk was de aanleg van eene spoorbaan eene zuiver finantieele speculatie der maatschappijen, en bepaalde zich het tracétot de verbinding van enkele groot» steden. Naarmate het nat zich uitbreidde, kwamen er internationale belangen in het spel en weldra had een groot deel der handelsverbinding tusschen verwijderde streken plaats langs de spoorbanen, die toevallig, door de gemeenschappelijke belangen der maatschappijen, aansluitingsponteo hadden gevonden. Het duurde echter nog tot na 1860, vóór men van een doorgaand Europeesch spoorwegnet kon spreken. Meer en meer waren de regeeringen gaan inzien, dat het landsbelang medebracht aansluiting aan de groote internationale handelswegen en dat het op haar weg lag daaraan te gemoet te komen, waar de particuliere nijverheid dit niet of niet voldoende deed. Van daar, dat sommige staten zelf spoorwegen aanlegden, andere reeds bestaande banen aankochten, terwijl bijna overal de Staat zich een zeker recht voorbehield om te waken, dat de doorgaande groote lijnen aan bare bestemming bleven voldoen. Bet kon niet anders, of eerlang moesten zich in het gebruik der wegen vraagstukken voordoen, tot welker oplossing de medewerking van meer dere Staten werd vereischt. Tot nog toe zyn die punten op vreedzamen weg geregeld en tractaten zijn tusschen meerdere staten en maatschap pijen gesloten, waarbij over aansluiting, administratie en rekenplichtig beheer der internationale banen het noodige is vastgesteld. Vele punten wachten echter nog op afdoening, onder anderen: toepas sing van het strafrecht in verschillende staten, politie-loezicht op buitenlandscbe treinen, bepalingen omtrent het vervoer van ontplof bare stoffen, omtrent het overbrengen van lesmetlelyJce ziekten enz. Zoolang daaromtrent geen tractaten bestaan, zullen voorkomende ge schilpunten voor elk geval afzonderlijk en dus veelal ia tegenstrijdigen zin worden opgelost. Het was daarom eene gelukkige gedachte van Beieren, om aan den Duitschen Bondsdag een ontwerp voor te leggen van een soort interna tionaal Code" op het spoorwegvervoer in 't algemeen. Een dergelijk ontwerp zal, zoo het ingang vindt, de algemeene beginselen bevatten, waarnaar bij de oplossing van spoorwegvraagstukken gehandeld wordt. Het algemeen karakter van het ontwerp is, dat de bijzondere belangen van Staten, maatschappijen en personen ondergeschikt moeten zijn aan het groote wereldverkeer, en dat alles moet mederwerken, om snel, veilig en goedkoop de grootste hoeveelheid goederen over de grootste afstan den te vervoeren, Het Beiersche ontwerp heeft slechts toestanden van vrede op het oog. De vraag doet zich voor, of toestanden van oorlog zóó ingrijpend op het spoorwegwezen mogen werken, dat het internationaal verkeer van personen en goederen illusoir wordt; met andere woorden: heefteender oorlogvoerende partijen recht, het algemeen verkeer moeielijkheden in den weg te leggen, door: lo zich meester te maken van spoorweg materieel; 2o treinen den doortocht te weigeren, door c. q. bezet gebied. Ad. 1. Hoe vreedzaam ook het doel der spoorwegen is, het valt niet te ontkennen, dat A r e s ook hier zijn deel van de nieuwe ontdekking heeft gevorderd. Sedert 1859 hadden de spoorwegen van 't begin tot het einde een onmiskenbaren invloed op alle oorlogen. Niemand zal dan ook aarzelen de spoorwegen te tellen onder de middelen, waarmede oorlog gevoerd wordt. Bij het uitbreken van een oorlog heeft elk der partijen een onbetwistbaar recht, zich meester te maken van de middelen, waarmede de tegenpartij oorlog voert, alleen met zekere onderscheiding. Zaken, die opzettelijk voor den oorlog bestemd zijn, oorlogsschepen, vuurmonden, buskruitmagasynen, forten enz. zijn zonder voorbehoud aan de wetten van den oorlog onderworpen. De aanvaller {vernielt ze of neemt ze in bezit, met volkomen eigendomsrecht. Zaken, die eene eigenlijke vrèdesbestemming hebben, maar slechts acciden teel tot oorlogsgcbruik kunnen dienen (b. v. koopvaardijschepen, gebouwen, gereedschappen, voertuigen) kunnen door een der partijen in gebruik worden genomen, maar gaan niet over in haar bezit. Die party moet ze instandhouden en beheeren en ze zoo min mogelijk aan haren eigenlijke bestemming onttrekken. Tot welke categorie behooren nu de spoorwegen ? De spoorweg! op zich zelf is geen krijgsmiddel, evenmin als de stations, werkplaatsen, fabrieke? kunstwerken enz., die tot de werking der lijn behooren. Het rollend materieel daarentegen wordt dadelijk na (wellicht reeds vóór) de oorlogsverklaring een zeer werkzaam krijgsmiddel, op welks bezit door de partijen de hoogste prijs wordt gesteld; immers, elke wag gOn is een transportmiddel voor 40 tot 70 man, elke locomotief is eene beweegkracht, die pi. m. 1000 man met eene snelheid van 30 K. M. per uur naar het oorlogstooneel voert. Het schijnt dus, dat men een juist beginsel huldigt, door aan te nemen: I. De vaste bezittingen der spoorwegen zijn niet aan de wetten van den oorlog onderworpen, H. Het rollend materieel der tegenpartij mag na de oorlogsverklaring worden in bezit genomen. ? Dit beginsel heeft echter in dezen eenvoudigen vorm een groot gebrek, waardoor het onjuist wordt. Het houdt ui. geen rekening met het feit, dat zeer veel rollend mate rieel aan particuliere maatschappijen behoort, en bij het modern oorlogs beginsel, dat slechts de, eigendommen van- den vijandelijken Staat aan de wetten des oorlogs onderworpen zijn, gaat het niet aan, dat eene oorlog voerende partij eenvoudig de eigendommen van particulieren in beslag neemt. Hoogstens kan de oorlogvoerende party dit spoorwegmaterieel tijdelijk requireeren (mag het bv. niet duurzaam bezigen tot eigen binnenlandsch gebruik) tegen recu, maar moet het daarna in behoorlijken staat aan den eigenaar afgeven. Dergelijk onderscheid geldt ook voor het geld, dat de occupator in in spoorwegkassen van den Slaat of van particuliere maatschappijen aantreft, voor het personeel, dat hij in de uitoefening zijner functie vindt, enz. Iets anders wordt het, wanneer particuliere maatschappijen haar spoorwegmaterieel doen bezigen, om haar gouvernement diensten te bewijzen bij den aanvoer van troepen of oorlogstuig. Hetzij dit door die maat schappij op eigen risico, of door het gouvernement gedwongen geschiedt, de partij, die een dergeljjken trein bemachtigen kan, behoeft met dit onderscheid geen rekening te houden. Voor haar is het een transport ten dienste van den vijandelijken Staat; hoe deze met de maatschappijen van zijn rijk handelt of afrekent gaat den occupator niet aan. De wijziging, door bovenstaande opmerkingen gebracht in het voorop» gesteld beginsel, leidt ons tot de overtuiging, dat dit vraagstuk vrij moeielijk op te lossen is. Hoe b. v. zal behandeld worden het materieel van onze staatsspoorwegen, dat geen eigendom van den staat is. Onze Btaat heeft geen eigen rollend spoorwegmaterieel, en lillykerwys zou bij een uitbrekendon oorlog onze vijand geen enkelen waprgou, geene enkele locomotief mogen bemachtigen, zoftjjing.zij g«en kpg|middelfin veryoeijga^

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl