Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.,430
'liberalen hebben reeds verscheidene >partijdagen" gehouden; de
Düitsch?VTijzïunige partij heeft te Breslau een deel harer strijd
krachten genjonsterd, terwijl de- conservatieven ook zonder der
gelijke bijeenkomsten zullen zorgen, niet onvoorbereid aan de
stembus te verschijnen.
Voorstellen tot het aangaan van [compromissen, het een nog
aanlokkelijker dan het ander, zijn aan de orde van den dag. Tot
het meest belangwekkende op dit [gebied, behoort ongetwijfeld
de uitnoodiging van de Norddeutsc/ie Allgem. Zdtung, het bekende
orgaan van den rijkskanselier, aan de nationaal-liberale partij ge
richt, om zich met de conservatieven te verbinden, en met ver»
eende kracht den gemeenschappelijken vijand (ultramontanen en
vrMnnigen)'te bestrijden.
Algemeen neemt men aan, dat deze poging van de Norddeutscke
om eene samensmelting van de nationaal-liberalen en con
servatieven tot stand te brengen, zal afstuiten op het
grooteverschil m houding deze beide partijen tegenover het Centrum. De
conservatieve partij toch beschouwt de ultramontanen geenszins
als hare tegenstanders, terwijl daarentegen de nationaal-liberalen
ip het Centrum hunnen meest verbitterden vijand zien, zoo zelfs
dat ztj bij verkiezingen desnoods aan eiken anderen candidaat de
voorkeur zouden geven. ?
' ' ' .. r . "'..'"«l'"" ?"
Ofschoon de oorlogzuchtige "stemming van het Spaansche volk
langzamerhand schijnt plaats te maken voor eene meer kalme en
verstandige beoordeeling van de jongste gebeurtenissen, is niette
min de oogenblikkelijke toestand nog verre van bevredigend. Om
trent den inhoud van de nota, die Spanje's antwoord bevat op de
nota van v. Bismarck dd. 31 Aug., is nóg niets uitgelekt. Binnen
kort zal men-echter eenige nadere, wellicht zelfs olficieele
mededcelingen, aangaande deze correspondentie tegemoet kunnen zien.
Inmiddels doet de Spaansche regeering al het mogelijke om de
gisting onder de bevolking tot bedaren te brengen. Ook van Duitsche
zijde wordt niets onbeproefd gelaten, om tot eene vreedzame op
lossing te geraken. De wederzijdsche officieuse verklaringen zijn
dus geruststellend genoeg; het blijft echter de vraag, of koning Alfonso
en het nünisterie-Canovas krachtig genoeg weerstand zullen kunnen
bieden aan dépopulaire strooming in Spanje, die tegen het Kabinet
en «oor een deel ook tegen den Koning is gericht. Wil men te
Berlijn inderdaad koning Alfonso op zijn troon handhaven, dan zal
men met de uiterste voorzichtigheid en toegeeflijkheid te werk
moeten gaan, en de geprikkelde openbare meening ia Spanje zorg
vuldig moeten ontzien. Men behoeft niet bevreesd tézijn, dat zulk
«ene houding door eenig verstandig man als een bewijs van zwak
heid zal'worden beschouwd. Duitschland toch is sterk genoeg,
om ten gunste van een zwakkeren staat concessiön te doen, van'
welke tnsschen twee staten van ongeveer gelijke macht ter
nauwernood sprake zou kunnen zijn.
WARME KADETJES.
Een Zaterdagavond-Praat je.
XCIV.
"Minneer de Eedacteur!
Voor de laatste maal neem ik, om met Mina onze keukenmeid te spre
ken, de pen ter hand om een kadetje voor het weekblad te schrijven,
vaat pa is genoegzaam hersteld om zich in de volgende week weder aan
zijne letterkundige bezigheden te wijden.
ZJid. B enkel nog wat zwak en Inj tobt nog een beetje; op advies der
geneesheeren mocht hij de opening van den cursus 1885,86 aan de
Amsterdamsche Universiteit niet bijwonen en terecht zeiden de bladen dan
ook dat bffna alle professoren tegenwoordig waren. Het speet den ouden
man verschrikkelijk en dit te meer omdat zijn pels, op waarlijk artistieke
wijze, gerepareerd was; herhaaldelijk had hij de voorafgaande dagen tegen
mg gezegd: Jan, geef mij nujn pels «ens aan"; dan bekeek hij dat
kleedrogstuk oplettend, sprak over zijn edelen weldoener, gelijk hij den heer
Ldiman noemt aanxwien hij, naar zijn zeggen, zijne populariteit dankt,
en beweerde dat hg naar de opening moest, aangezien hg tegenwoordig
«ven onmisbaar ia als de heeren Sctiaepman en Sonnemann.
Er kwam echter niets van het plan, 'tgeen pa een oogenblifczoo droef*
geestig maakte, dat hg mij. toevoegde: Jan, schrijf mijne necrologie
maar l" Gelukkig bedaarde de zwaarmoedige bui spoedig en mgn vader
is nu vrg wat opgeknapt. Ik hoop hem weldra geheel weder in zijn doen
te brengen, door hem eens aardig te verrassen, want ik ben van plan,
ik vertel a dat, mijnheer de Redacteur, zeer in vertrouwen, hem, bij
gelegenheid dat hij zijn.honderdste kadetje schrijft, het eere-professorschap
van zekere republiek present te maken; ik hoor dat er mogelijkheid op
bestaat, maar dat kost me dan een boel geld, (men zegt zoo iets van vier
honderd vijftig mark); ik heb er lang voor opgepot en ga van de ge
dachte uit dat een braaf zoon iets voor zijn grijzen pipa moet .o verhebben.
Ik had er onlangs mgn buik vol van om den geheelen dag naast het
ziekbed van den auteur mijner dagen te zitten en ging daarom een wan
delingetje maken, waarop ik het bijzonder trof, want ik kwam in zeker
deel der stad, eene lading lieve, jonge meisjes tegen. Ge zijt ook jong
geweQSt, mijnheer de Redacteur, en waart er vermoedelijk niet afkeerig
van om aanvallige gezichtjes te bewonderen en hoe pa eenmaal de jonge
meisjes naliep, weet ik, na de lectuur zijner Herinneringen" maar al
te goed, en daarom wil ik gaarne bekennen dat mijn hart openging en
ik mijn oogen dubbel den kost gaf.
£en ding verwonderde mij maar en dat was, al die lieve deerntjes op
dat uur van den dag (het was des middags twaalf uur) te zien en daarom
vroeg ik een gemoedelijk voorbijganger of hij mij eene oploasing van het
raadsel kon geven.
Jawel", sprak de man, tegenwoordig mogen de kinderen boven den
leeflajl Yjn $ie']ïjjrjn, tjpH&fcn twaalf uj£v pjjajf &£Ëi SP
scholen niet meer overblijven, gelijk dat heet. Alleen wanneer zg op meer
dan twintig minuten gaans afstands van de school wonen, of een genees
heer verklaart dat het heen en weder loopen schadelijk voor de gezond
heid van een kind is, wordt eene uitzondering gemaakt."
Maar wat heeft aanleiding tot dien maatregel gegeven?" vroeg ik.
Ik denk voor het naast dat de heeren en dames die onderwijs geven
een behoorlijk dutje moeten maken, om weder op verhaal te komen; ben ik
wel ingelicht dan heeft de stad, voor dat doeleinde, twaalfhonderd gemak
kelijke stoelen aangekocht."
Wil ik juillie 'reis wat vertellen," sprak op dit oogenblik iemand, die
zich bij ons had gevoegd, ik vind het heelemaal een gekheid; wat blik
slager, die onschuldige aasempies van de kinderen zijn zoo gezond dat het
als paal boven water staat, dat alle menschen die onderwijs geven,
etokoud worden, en daarom....."
Kerel, wat 'zanik je," riep een ander, ik vind het ongehoord dat de
kinderen viermaal per dag door weer en wind over straat moeten en dat
je, als je je kind niet alleen bg den weg vertrouwt, viermaal gedwongen
wordt, iemand heen en weder te laten sjouwen."
En dan moeten de schepsels, 'als het nattig weer is, met natte voeten
zitten", merkte eene juffrouw op.
Maar de kinderen worden dan ook gehard," zeide ik.
Ik kan wel zien dat je een landkrab bent", mompelde een zeeman, op
zee, aan het strand, en buiten, ja daar kan je de kinderen harden door
ze met alle weer en wind in de open lucht te sturen, maar in zoo'n be
roerde stad met valwinden en tochthoekeo, neen, man, daar doe je de
Btumpers meer kwaad dan goed".
Ik zeg maar", piepte iemand dia veel op een kleermaker leek, dat het
algemeen belang boven dat van het individu gaat; al do onderwijzers en
onderwijzeressen hebben een uurtje kalmte en rust uoodig en wanneer dus
een enkel kind....."
Kalmte en rust", bromde weder een ander, ik werk, jandorie van
'a morgens zeven tot 's avonds acht uur en ik heb nooit rust!"
Het debat begon mij een beetje te vervelen; dames en heeren zeide ik,"
(het was een aanmerkelijk standje geworden) ik geloof dat ge allen op
een dwaalspoor zijt! Ik meen te vermoeden wat aanleiding tot den maat
regel heeft gegeven: ons verlicht en vroed stadsbestuur heeft doodeen
voudig den reinigingsdienst wat in de hand willen werken ea de moelekke
taak van dat achtbaar corps wat willen verlichten."
Hoe zoo? riepen verscheidene nieuwsgierigen.
Wel, wanneer we vuile straten hebben, blijft aan de laarsjes en bottines
der heen en weder dravende kinderen heel wat hangen, dat dw niet op»
geredderd behoeft te worden."
Het ei van Columbus," riep iemand.
Een allemachtig knappe jongen", zeide een tweede.
Als dat Jan Aquarius niet is, eet ik een vlieg op", riep een derde, er
is geen tweede jongrnensch in Amsterdam dat zoo vernuftig W est te spre
ken." Anderen hadden ook wat in het midden te brengen en toen verliep
het standje en stapte ik verder.
Toen ik op het Damplein kwam, bekroop mg de lust om een bezoek
aan de beurs te brengen en ik offerde een kwartje en ik trad den tempel
binnen, waar ik dadelijk in den effectenhoek verzeild geraakte.
Groote goedheid, wat was het er druk en wat hoorde ik gek op toen
een bekend* my zeide dat dit veroorzaakt werd omdat er niets te doen
was. In den hoek van de Denver-Rio's ging men verschrikkelijk te keer;
men had een touw aan de jaspanden van twee heeren vastgeknoopt,
zoodat zij, toen zij verder wilden gaan, elkander een jasknoop half van het
lijf rukten; een algemeen gejuich weerklonk; de eene heer werd van het
kastje naar den muur gegooid en het geroep: Kraai, Kraai!" deed zich
hooren. Ik bemerkte dat ik onder een bende grappenmakers terecht was
gekomen en wilde mijne biezen pakken, maar het was mis, want een be
kende hield mij vast en duwde mg in de nabijheid van eea ouden heer,
die druk mede deed aan het lawaai.
Ik dacht dat men mij wilde voorstellen en nam beleefd mijn pet af,
toen de kennis opeens zeide: De jongeheer komt vragen, of u zoo vrien
delijk wilt zijn om hem te begraven?"
De oude heer keek mij aan en zeide toen: och, och, wat ziet da
jongen bleek, wacht ik zal maar meteen de maat van je nemen, vriendje!"
Ontsteld holde ik weg, maar ik had, helaas, nog meer te lijden, want
eensklaps tikte men mij op den schouder, ik keek om en zag niemand,
toen ik eensklaps op den anderen schouder werd getikt: weder keek ik
om, maar ik zag nog niemand en dat ging zoo een poosje, zonder op
houden voort, totdat het mg eindelijk verveelde, te meer daar ik een
party papiersnippers over het lijf had gekregen en men mijn pet had
afgegooid. Ik stevende door de groepen der beurs-makkera heen, toen
iemand voor mg ging staan en mg toevoegde:
Der Herr Major bat in sein Uniform ein Looh!"
Wat blieft u?" sprak ik verbaasd, maar reeds trad een ander op mij
toe en reciteerde:
Jij komt van avond de deur niet meer uit,
Want je jas is gescheurd en je hemd kijkt er nit!"
Mgne verbazing nam nog toe, en thans kwam waarlijk een derde heer
op mg af en zeide: Heb je geen aardig jong nichtje ia de baart wonen?"
Neen, mijnheer!" sprak ik,
Ga dan naar een kleedermaker."
Waarom, mijnheer?
Wel jongen, je jas is gescheurd en je loopt tot spot van je medemèn»
fichen." Bij onderzoek bleek het mg dat werkelijk de schouder van mijn
jas getornd was en ik haastte mg de schade te doen herstellen, waarbij
ik niet kon nalaten te denken dat de menschen toch eigenlijk vreemde
wezens zijn: wildvreemde personea durven iemand te vertellen dat er iets
aan zijn toilet mankeert en men is dankbaar voor de opmerking, en de
eene vriend durft den ander niet onder den neus te duwen dat hg een
groot zedelijk gebrek in hem heeft ontdekt: doet bij bet tpfih, djn 9
ruzie 60 vredjbjggk «r hj( ge/gpjg van,