De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1885 20 september pagina 3

20 september 1885 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

S* 480 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. r, i s." *ii' W1' tl ?f > Dfc vond dit ik «oo diepzinnig werd, dat ik een verzetje poogde te vin den ea daarom «ing ik naar bet Aquarium, dat zeker naar pa gedoopt is, maar rond er bet tegendeel van hetgeen ik zocht. Terwijl ik naar de visschen keek, klampte een oude heer nuj aan. Interessant, héjongeheer?" Zeer, mijnheer!" ,En leerrijk." Zonder twijfel, menheer.» ,K$k, daar hapt een groote visch een kleintje op; is dat niet precies beeld nit bet menschelgk leven ?' Ik wist niet wat ik sonde antwoorden. En zie me an zoo'n bakbeest van een snoek eens aan! De lammert .geelt zijn kameraad n knauw, bjjt hem een stuk nit zijn vinnen en laat hem daarop .stilletjes zwemmen." ' «Het gaat met de mattonen precies zoo, mijnheer," zeide ik, om den «nan in zon humeur te brengen, ze denken en benadeelen elkander uit louter liefhebberij en als M den medemensch geniepig hebben behandeld, Betten z# een huichelachtig gezicht en doen alsof zg er niets van weten." Je- spreekt golden woorden, jongeheer ; er valt hier heel wat te lee« , .?Zeit uwédat wel!" Ato je het woord fite-toi de la, afin qne je m'y mette" goed wilt . ieeren begrepen, moet je de visschen gaan bestudeeren." Ik dticht er «ver om den man uit te noodigen eens een dagje op Meertust te komen, om met pa, die een groot liefhebber van hengelen en tox tebellen is, eenige oren te visschen, maar ik bedacht in tijds dat ik wel met een fcwaryesvinder kon te doen hebben, salueerde en ging heen. Onder hflt naar huis g&an, dacht ik over hét gehoorde en geziene na en werd zoo gruwelijk diepzinnig dat ik tot de conclusie kwam": Ik zal pfc vragen om mfl nin de pbjlosophie te laten studeeren." Hoogachtend Ed. Dw. Dienaar Jan Aquarius. .'S. Ik ga dezer dagen weder naar school terug; mocht ge soms hooren met. welken trein ik vertrek en een oogenblik later vernemen dat die trein derailleerde, maak U dan, bid ik U, volstrekt niet ongerust; in ons ge zegend Nederland dérailleert veel, maar de spoortreinen brengen het er nogal goed af en verongelukken slechts in de verbeelding van nieuwtjesjagers, die er degen of genen op belabberde wijze in laten loopen. UIT HET HAAGJE. XLVIII. Z% me met wie ge verkeert en ik zal u zeggen wie ge zijt. Ja, dat is waar: men kan den 'mensen vrjj goed taxeeren naar dekennissen die hg er op na hottdt. Maar men kan nog op verschillende andere ma nieren peil op heat trekken. Zeg me, hoe go a amuseert en ikzaluzeggeo hoVgU zijt. Zeg me welke lectuur ge de- Voorkeur geeft en ik zal : u zeggen wat gtf zfót. Zeg me hoe ge dineert enz. Zeg me hoe ge sonpeert en dan val ik n vrg nauwkeurig zeggen welk een heer of dame ge zijt. Ja, dat laatste is «I een heel goed herkenningsteeken. Mijn lezers herinneren zich, hoop ik, nog wel iets van de vluchtige beschrijving die ik den 19 n Juli gaf van het weelderig feest waarmede de directie van het Badhuis het nieuw etablisement opende. Toen hebben we gedanst, .gesoupeerd en ons geamuseerd op kosten onzer beminnelijke gastheeren, en de lezer zal zich, hoop ik, ook herinneren, dat ik later nog eens ter loops heb gewezen op merkwaardige fourchettes", in wier bezit wij ons mogen verblijden. Nu dan, zulke luidjes bezig ziende om een goed voorzienen disch op te mimen, komt men vanzelf tot het besluit, dat zij moeten behooren tot het genus gezelh'ge menschen, aangename gasten, bon* vivants of hoe men 't soort noemen wil. Maar nu bestaat er nog al verschil tnsschen sonpeeren en sonpeeren. Hen kan het doen met warme kadetjes en chocolade, bijv. 's Zater dags; in de week kan men zich geneeren «met een oudbakken boterham ea '«en kopje slappe thee, maar ook met oesters en champagne ; doch .het goootste verschil zit daarin of men soupeert op eigen kosten of op ^i* van een ander. Dit vooral dient de waarnemer zorgvuldig in het oog te houden, wil hu een rechtvaardig oordeel uitbrengen over menschen die zich op een souper onderscheiden door epicuristischen zin en dan zal t hem blaken dat! de de fourchettee" prima qualiteitop een gevraagde" partij gewoonlijk 3* somberste en nuchterste lui van de wereld zijn als ze voor het dilemma «taan om hun souper zelf te moeten betalen of sou per-loos naar bed .gaan. Neen, dan herkent men diezelfde lustige bonvivants, die vroeger onze bewondering en sympathie wekken, niet meer Dan zien we, in stede van vrooujke broeders en zusters, echte droogpruimera", zotjala de kullunel ze heel eigenaardig noemt, menschen met wie we evenmin sonpeeren ah) oonveraeeren willen. Neen, zeg ik, wie, zooals ik, op den 11 Juli i. 1. sommige Haagsche mensehen aan 't werk heeft gezien om het menu oneer gulle gastheeren regelmatig af te loopen en met de voorhanden wijnen te besproeien, [zou keker diezelfde luiden niet hebben herkend in den avond van den 12 September daarna, toen de Badhuis-directie, nog wel op verlangen van abonnenton, een bal gaf tegen entree, benevens een souper . . . tegen betaling. Vooreerst hield de entree van f 1.25 voor een heer en 75 cent voor een dame, al heel) wat hoeren en dames terug, die den 11 Juli baantje vooraan waren. Maar dan 't souper, och heerejeel 't Menu was kostelijk, maar kon toch niemand verlokken. Waar de buffethouder met ?4jn voorraad exquise spijzen is gebleven, mag Joost weten. HU had er Bon gebade bedienden-personeel met glans op kunnen tracteeren, zelf met Ejfn familie mee aanzitten, en als hg dan nog een aantal van de beste tauehettM nit de saai er bjj had gevraagd, dan zou hg misschien een heel «iod met de wegrniming zijn opgeschoten. Voordeel zou 't den man «d niet hebben aangebracht, wel zelfvoldoening en dat is ook iets waard. Ja, mijnheer, zoo'n menu met aanteekeningen der prijzen achter de gerechten, ziet er in de oogen onzer wakkerste sonpeurs en soupeuses lang zoo aanlokkelijk niet uit als een dito, waarvan de prijzen uit lof waardige delicatesse geheim worden gehouden, Nu, ik herkende myn publik van den lln Juli niet meer. Waren dat dezelfde menschen? 't Geheel was een duffe boel, een first rate mislukte partij. Het dansen ging ook vrij lamlendig; de officieren, die op den lln Juli schitterend waren vertegenwoordigd, schitterden thans door hunne afwezigheid op een paar gunstige uitzonderingen na. De cavaliers schenen lood in hnn schoenen te hebben meegebracht,en 't was hartverschenrendomtezienhoetal van lieve meisjes een groot deel van den avond de rol van muurbloem vervul den. Als het dansen niet wilde vlotten, wierpen de loome dansers edelmoediglijk de schuld op mijnheer Métra, die zelf het orkest dirigeerde, maar die, volgens het zeggen van bedoelde dansers, alleen geschikt is om Parijzenaars te laten dansen; terwijl mijnheer Métra, van zijn standpunt," oordeelde tenminste zoo leidde ik af uit den blik dien bij nu en dan achter zich op de schoffelende paren sloeg dat de Hagenaars beter hadden gedaan hun verlangen" om te dansen maar voor zich te hou* den. Wel foei, welk een saaie partij! 't Spijt me inderdaad voor de directie zoowel als voor den pachter. Beiden hadden uitstekend hun best gedaan. De zaal was keurig met groen getooid en, als bewijs hoe er niets verzuimd was om den smaak van het publiek te streelen, doe ik opmerken, dat de entreekaarten op fraai zeegroen waren gedrukt de echt lokale kleur eener zee-badplaats. Enfin, het saaie bal behoort tot de geschiedenis en ik zeg weer: Sehwamm d'rübrer." Wat ook, maar nu zeg ik nit vol gemoed helaas" tot de ge schiedenis behoort, dat zijn de philharmonische concerten van professor Mannstüdt. Gisteravond nam de professar afscheid van ons, en, op mijn woord, het deed me aan. Als hij voor allerlaatste toegift zijn orkest de melodie van Scheiden thut web" had laten spelen, dan ware volkomen uitgedrukt wat er in ons gemoed omging. Voorbij zijn ze die heerlijke concerten, en niets blijft ons er van over don de herinnering aan de avonden van genot, die ze ons hebbeu verschaft en aan den man die door zijn uitmuntende leiding, zijn groot talent als pianist en vooral ook door zijn eenvond en bescheidenheid als kunstenaar ons allen tot zijn vrien den heeft gemaakt. We hebben hem altijd warm toegejuicht, zooals hij en zijn orkest verdienden; maar gisteravond hearschte er een ware geestdrift in de overvolle zaal om Mannstadt voor 't laatst toe te iuichen en te toonen hoe h\j wordt gewaardeerd en tevens betreurd. De eene prachtige bloem- of lauwerkrans voor, de andere na werd hem op het orkest toe gedragen en de twee solisten, viool en fluit, kregen ook hnn deel. De laatste, Andersen, de tweede directeur, met zyn echten Deenscheu kop hij kan ook een Zweed zijn, want ik geloof dat de meeste Zweden Andersen heeten werd heel hartelijk toegejuicht en dat verdiende hij dubbel en dwars. Ook geen gourmaker, Andersen, zoo min als Manst&dt, al bespeelt hij zijn instrument op een wijze die hem als een eersten kun stenaar stempelt. Hij dirigeerde de middag-concerten, en zag men hem dan zoo ietwat boersch met zijn dirigeerstok zwaaien, zon men op 't eerste gezicht zeker niet gezegd hebben, dat er zulk eon virtuoos in dien eenvondigen man stak. Dat onvergetelijk laatste concert eindigde met de Jubel-ouverture" van Weber, die anders eindigt met het God save the King", als ik me niet vergis; maar die nu tot slot kreeg 't?Wien Neêrlandsch bloed". ??? Wat ons publiek niet altijd doet, als het 't Volkslied te hooren krijgt, het stond als n man op. Een ware donder van toejuichingen brak los, toen de laatste akkoorden nog door de zaal galmden en toen het lied werd herhaald deed het orkest dit ook staande. Tot driemaal werd de hymne gebisseerd en, of 't aan mijn bijzondere stemming lag, dan of dit voortreffelijk orkest er meer wist uit te halen dan er in zit, ik heb 't Wien Neêrlandsch bloed" nooit zoo schoon en indrukwekkend gevon den als op dien afscheidsavond. Toen eindelijk de laatste tonen voorgoed waren weggestorven, was er aan 't geroep van bravo l" het zwaaien met hoeden, waaiers en zakdoeken geen einde. Ernstig, ja droevig gestemd, gingen we heen, de overtuiging medeneTpende dat we in de harten dier mannen, die we met een dankbaar ge moed 't vaarwel hadden toegeroepen, iets van onze aandoening hadden overgestork Een ?artist is in dat opzicht meer mensch dan wij: een publiek dat hem vereert, beloont hij met liefde en daarom doet ook hem 't scheiden zeer. Met Mannstadt zijn echter de vermakelijkheden van het Kurhaus niet begraven. Men heef t mij verteld, als ik lieg is 't in commissie dat de directie een overeenkomst heeft willen sluiten met de kapel der Gre nadiers, maar dat de directie een weigerend antwoord heeft ontvangen. 't Verwondert mij niet: aan de grenadier-mnziek is in zedelijken zin af breuk gedaan door de philharmonische concerten. Vele vaste tent-bezoe kers ontliepen de muziekuitvoeringen der grenadiers om 't orkest van Mannstadt te gaan hooren, en dat is voor een goed muziek-korps en zijn kapelmeester, beiden aan succes gewoon, geen zalm", zooals de ko lonel zegt. Als nu de grenadiers gracienselijk voor de eer bedanken, om, na Mannstadt'a triomfen, voor een halfvolle of leege zaal te spelen, dan ben ik de eerste om hun gelijk te geven. Nu krijgen we de Eongaarsche Kapel uit Pest (in uniform) zoo annon ceert het affiche, onder directie van den Keizerlijk-Koninldijken Kapel meester Franiek. 't Spijt me, dat ik u nog niet kan vertellen hoe dat is; maar Keizerlijk-Koninklijk en nog wel in uniform, dat kan niet min zijn, en als we dat achter den rug hebben, zeggen we waarschijn lijk : Adio, Scheveningen, tot het volgend jaar! En uit is de pret. Intnsschen wordt ons een vermakelijkheid van ander gehalte bereid en wel een Zondagsfeeat. Als de lezer dit blad ter hand neemt, zullen wg misschien weten wat we nu nog niet weten, namelijk of Den Haag tot den laatsten steen zal worde nverdelgd door de mannenfdie elkander en ook anderen vertellen, dat er geen geld op het ondermaansche kan bestaan zonder algemeen stemrecht, en die om die weldaad machtig te worden, zich niet denken te ontzien om de maatschappij op haar hoofd te settea.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl