Historisch Archief 1877-1940
In
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Nó. 430
Te Rotterdam la ons al een voorproefje geleverd van 't geen ons op
dim gewichtige» 20en September te wachten staat, en ik moet zeggen
heel verkwikkelijk ia dat niet. Veel nieuws werd er niet verkondigd;
wie eenigsain» bekend ia met de zoogenaamde tbeoriën" der
sociaaldemocratisch* leer zal zich ten minste over niets verwonderd hebben
vatt wat daar den volke werd verkondigd Het volk," heette het en
daaronder te verstaan de arbeideip vindt nergens een rustplaats,
tea&j) in da gevangenis of op het ker&nof. Er «ijn nog slechts machtigen
en rampsaligen."
Ik heb dtis te kiezen tnsschen deze twee categorieën; maar machtig
bob ik niet; ik heb desnoods te bevelen over mijn schoenpoetser, mits
ik mijnheer tegelijk met onderscheiding bejegen; derhalve ben ik ramp
zalig; «en andere keu» heb ik niet/ En mijn hemel, hoeveel rampzaligen
z\jn er dan niet nog behalve ik t Daar heb ge bijvoorbeeld, die Haagsche
maandag-houders, kerel* als boomen, die Zondags en Maandags geregeld
dronben en de overige dagen niet nuchter zjjn; die als ze niet verkiezen
te werken, de bedaarde mensohen moedwillig tegen 't lyf loopen; dat zijn
ook rampzaligen, die men dadeUjk gelukkig en tot afschaffers kan ma
ken, als men hun slechts de zegeningen van 't algemeen stemrecht doet
smaken. Er is veel schoon» in de theorieën" des heeren hervormers in
Bociaal-democratischen zin, vooral als ze
opzoo'nkernachtigenafdoenden toon worden verkondigd, op een toon die onwillekeurig aan pe
troleum en bloed herinnert.
t Is jammer dat die hervormers nooit eens verkiezen zich voor te
stellen hoe de wereld na 'verloop van een half jaar er uit zou zien als
ztf «r in moohten slagen de orde van zaken om te keeren, de bezitters
van t hunne te berooven en het bezit te verdeelen? onder de arbei
ders", vooral onder het soort dat niet werken wil. Zouden er dan ook
haken, schepen en andere dingen worden gebouwd, en wie zou dat
doen? Wie kon de schoenen en laarzen aan de maatschappij leveren,
of COttdea 'M eenvoudig barrevoets gaan? Ik denk dat dit
al neel spoedig t geval zou zijn. Met het denkbeeld Vaderland" ste
ken die heereU lastig den draak. Het lieve Vaderland!" roepen ze
honend* l 't Is een satyre. Wfl kennen geen vaderland dan dat waar wij
kunnen leven, maar hier zullen wij door honger, ellende en moord ons
graf vinden." Vervolgens wórden de soldaten als moordenaren en
bnlhonden gëqualifieéerd en het resumévan zulk een redeneering is, dat de
oorlog een gruwel is en de staande legers moeten worden afgeschaft.
Ja, dat laatste is eigenlek de spil waarom de heele theorie draait, de
zuil Waarop ze Steunt. Is eenmaal 't leger opgeruimd, dan hebben de
heffofmatt door geweld de hand vrjj; ze behoeven zich dan niet meer
af'te sloven om désoldaten door oproerige briefjes tot het verbreken
der krijgatuoht ftan te hitsen en zich te scharen ouder de vaan van het
oproer; maar n ding vergeten die theoriaten alweer. Stelt eens, heeren,
dal ge Waart «r in geslaagd het leger te doen afschaffen; ge waart baas
en Settet hiel1 alles op stelten «n ge hadt al de bezitters leeg geplun
derd; wat sdttdt ge dan'wel zeggen, als onze oostelijke buren, die meer
met détegafiwoordige orde van zaken, zoowel bjj hen zelf als by ons,
z|jn ifigenotoèu dan niet de door u gedroomde, hoe mooi die ook
moge «0H,' all ie eens om aan t gewoel van aen
sociaal-democratischen Staat ia haar buurt een einde te maken, met een honderd-duizend
man one een bezoek kwam brengen', begon met n onschadelijk te maken
en dan hier 't Pruisisch régime invoerde dat u een heel wat leelyker
gezicht zou doen MlteU dan ge tt verbeeldt nu te moeten doen 'l Over
zulke evefttuaiiteiten stapt ge liefst heen en natuurlijk, ze komen bij uw
theorie ook niet te pas. Oe kunt ze niet gebruiken. Er zjjn van die
theorieën, dfe men 't bert kan bestempelen mét den naam van holle
phrMett-theorié8n", en ouder deze neemt die der Sociaal-Democraten een
zeet gedistingeerde plaats in.
Het eenlge W&t ik den verkondigers dier theorie zou toewenschen, is
geSOnd* Vtostand, m&ar dat Js ook al iets dat bij hun theorieën niet te
pat kbfflt. Nn, dan wettach ik dit het Volk toe, .dat naar hen gaat luis
teren. Als het VOlk gezond verstane heeft, wat ik hoop en vertrouw,
inogen de besren al hun theorieën gerust uitkramen, ze met petroleum
begieten 6B er eeübloedklettrtje aan geven, het volk zal er zijn schou
ders Voor omhalen. . Pasquino.
fiLÖC-SpTES ttfr DE
' '
Brievefc uit de Hafstad, uit de Amatebtad, uit de >Biaschopntad, uit de
Spaarnstad, uit de, Sleutebtad en uit wie weet hoeveel steden met
bijnamen al niet meer. Ik zon wel eens willen weten, waarom Delft, de
Prinsenstad, geen brieven zou «enden. Gebeurt daar dan nooit iets ? la
daar .nooit eens een praatje over te maken V Er zijn toch studenten, al
is er geen academie ; leveren die daar b. v. geen stof, de mededeeling
waardig? Welzeker, er ssijo. genoeg eaken, die besproken kunnen wor
den, naast andere, waar men in don kleinen Delftschen kring b\jvoorkeur
over moest zwijgen en die het groote courantenlraend publiek althans
onbekend moesten blijven. Maar er cün er ook maar juist genoeg", en wel
licht te weinig", om er iedere week een brief over te kunnen vullen.
Doch ik heb jtüst een pakje bloc-notes gekregen, waar een lief meisje
«wn baast eren lief werkje om gemaakt heeft. Mag ik daar eens vantyd
tot tijd een blaadje van zenden, met verswek het een plaatsje achter de
brieven nit de groote steden" te geven? Meer durf ik natuurlijk niet
vragen, meer komt ons eenvoudig stadje niet toe ; zelfs verdienen mijne
bloc-notes misschien niet eens dat nederig plaatsje.
Al is Delft klein en stil, het stedeke heeft z^jne rechten, dezelfde rech
ten, die een grijsaard in de maatschappij heeft, en die het waardig maken,
van tjjd tot tijd de aandacht op zich gevestigd te hebben.
Ge weet ze, de merkwaardigheden der Prinsenstad, ge kent hare eigen
aardige grachten, bare historische herinneringen, hare graven, baar vroe
ger paleis, aót Prinsenhof, met de kogelgaten en de veelbesproken eetzaal;
trouwens; daar komen we later wel eens op terug. Voor heden laat ik
het oude rusten, om me by het nieuwe te bepalen. Ge begrijpt, waar ik
heen wil. Waar het hart vol van is, vloeit de mond en dikwijls ook de
pen van over.
Al perst een grijsaard ons eerbied af, toch bespotten we hem, als hij
iets geks, iets kinderiijks doet; en eveneens doen we dat, als hu de dupe
is van n anders dwaasheid.
Wat was het een punt van verlangen voor ons, dat nieuwe station dat de
trots van de stad zon worden, en dat, al was het ook niet zoo gunstig gelegen
als het oude, toch op waardige wyze dat kleine vervallen gebouwtje zou
vervangen, dat nu reeds n puinhoop ia. We wachtten geduldig op de
opening. We keken naar den torea op de Oude Kerk, of er al wijzers
op waren,, want zoo gauw .als we die zagen, zouden we het nieuwe station
zien inwijden zóó hadden we gedroomd en werkelijk is er nu op
n der wijzerplaten een stel wijzers gekomen, ja hensch, echte gouden"
wijzers, die met een juistheid loopen en aanwijzen, alsof ze wijlen Prins
Willem I reeds den tg'd hadden aangegeven.
Eindelijk kwam de vreugdemare: Zaterdag wordt het nieuwe station
geopend!" Iedereen wilde het inwijden op zijne manier: Deze Ring iemand
afhalen, en een neef wegbrengen, een ander alleen maar eens kijken naar
het vertrekken der treinen, terwijl velen van het nieuwe station gebruik
gingen maken, om Delft voor een wyle te ontvlieden. Edoch! welk een
teleurstelling ondervonden zij allen:
Het gebouw op zich zelf is mooi de vestibule en wachtkamers zyn
keurig, het perron is ruim en van nette versieringen voorzien (mijne
leekenhanden zijn niet in staat de bouwkundige waarde uitvoerig te beschrij
ven), maar met dat alles hebt ge alleen te maken om kaartjes te nemen.
Maar de treinen stoppen er toch vóór 'f' Dat denkt ge maar. Die rails
zijn maar voor de stoomtram nWat ? stoomtram ?" Nu ja! wacht
even!.... voor de stoomtram, die later misschien tusschen Den Hang en
Delft zou knnnen gaan loopen. Volg mij maar, en als ge ten minste
goed trappen kunt loopen gaan wij 28 treden af en 23 op, door de
tunnel onder den spoorweg door naar de overzijde, Waar een tweede
doch veel smaller perron is, onder een afzonderlijke trap, en dus flink
tochtig. Uw kaartje asjeblieft", vraagt een man bij de tunnel. O neen,
ik ga niet mee; ik kom maar eens even Irijken" Dat mag niet, meneer!"
Ja, 't is waar: in Delft komt men niet op het perron, waar de treinen
komen en gaan, zonder kaartje. En of ge nu een oude dame met hare
onafscheidelijke omvangrijke bagage komt afhalen, en haar wilt helpen
door het nauwe hekje waar n persoon stuk voor stuk de kaartjes aan
neemt (voorwaar geen kleinigheid op de drukke Zondagavonden), en over
de 46 trappen (wat een plaag voor oude en gebrekkige menschen), dan
wel of ge een alleen reizend jeugdig zoontje of dochtertje een goede
plaats wilt bezorgen.... ge komt er niet bij. Dat wil ik zien", zei on
langs een heer en hij kocht een kaartje 3e klasse Schiedam, om een paar
dames uitgeleide te kunnen doen. Doch, o wee! toen kreeg hij het om
gekeerde : eerst mocht lig het perron niet op en nu er niet af. Het kaar
tje had hy weggegooid, en zonder dat komt men het perron evenmin
af als op. Waarom wordt die Rynspoorbepaling, die op geen der stations
der H. IJ. S. M. nog toegepast werd, in Delft gevolgd ? 't Is om de
conducteurs te controleeren, die van tijd tot tjjd menschen zonder kaar
tje tegen een fooi mee laten gaan" zei mij laatst iemand. Gebeurt dat
dan alleen met reizigers van en naar Delft ? Foei! wat denkt ge wel
van die goede Delfteuaren! En dan! hoe zal die controle worden uitge- ?
oef end, wanneer weldra, zooals men zegt,...... perronkaartjes voor 5
ets. zullen wordeu uitgegeven? Ja waarlijk! dat vertelt men. De maat
schappij sch\jnt geld te moeten hebben; doch, als dat gebeurt, dan ga
ik toch maar moeite doen, om Hollandsche spoorwegaandeelen te krijgen.
Maar, 't is half n, en ik moet kwart vóór n naar Den Haag. Ik
maak gauw dat ik aan den trein kom, want by het nieuwe station haalt
men nog een nieuwe aardigheid uit, door 5 minuten vóór het vertrek
van den trein geen kaartjes af te geven.
Tob een volgenden keer.
Delft, 3 September 1885.
Jaap Maatje.
K C N S T.
HET TOONEEL TE AMSTERDAM.
Schouwb. van Lier, Plantage: He
Giftmengster. Salon des Variétés :
Jansen
Een Fransch chroniqtteur thédtral heeft eens opgesomd, hoe veel hon
derden dtmi-francs hy in een jaar kwyt was, niet al de fooitjeus, door
hem aan ouvreuses de loge gegeven voor het bewaren van zjjn palttot.
Natuurlijk bezocht hy verschillende schouwburgen op eenen avond. Wat
er te-recht-komt van verslagen en beoordeelingen, opgemaakt door iemant,
die, in een jaar, meer dan duiiend representaties te beschrijven heeft,
laat zich denken.
Bijj ons, in Holland, is de arbeid anders verdeeld. Vondel was «en
kousenkooper, Hooft een magistraat, Langendjjk een wever, Helmers en
Loots waren steenkoopers, Khjn was een raffinadeur, Tollens deed in
verfwaren, Bilderdijk in adviezen en kollegies, en de vaerzen waren de
Vruchten hunner vrije uren.
Zoo is het wel niet met de meeste onzer verdienstelijke tooneel-rcportórs
gesteld. Dat zijn wel deugdelijk officieele aan dagbladen) verbonden
Verslaggevers : maar de ondergeteekende, die de eer heeft van t$d tot
tijd de lezers van dit Weekblad over het Tooneel te spreken, behoort
meer tot de genen die daar hun vrije oogeribMken aanwyden. Voor hem
is de behandeling der tooneelkunst eene toepassing zijner aathetiicha
b«