Historisch Archief 1877-1940
f
NO. 430
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD V.00R NEDERLAND.
.
<</^
r
ginselen en -toetsing van tooneelfeiten aan de historie: hem ontbreekt de
konsciëntie en de tijd, waarover de bovengenoemde Franschman beschikt;
h\j kan dos aiet geregeld van het leven en bedrijf onzer verschillende
schouwburgen verslag geven; maar tracht grepen te doen, die dat leven
toch «enigszins omschrijven, althanda aanduiden.
Wanneer telefoon en teleskoop nog meer volmaakt zullen zijn, zal men
misschien kunnen verhalen wat ter zelfder uur in verschillende schouw
burgen vertoond word. Nu moet hij zich met een greep hier en daar
te-vreden stellen.
l)éGiftmengster" is een van die dramaas van de firma Ajücet Bour
geois en D'Ennery, welke' men wel eens met den naam van draken
bestempelt. Deze bijnaam nu heeft in mijn oog niets beleedigends; daartoe
?taan de draken van Andromeda en St. Joria in een te goeden reuk van
schilderachtigheid. Maar men gebrnikt het woord toch wel en mauvaise
part. Man wil er mee zeggen, dat de omhaal, de knaleifekten van het
stuk te forfich, te wild zijn voor den inhoud. Gewoonlijk worden die
Stukken dan ook met enig misbruik van de grimeerdoos en van de
dramatische intonatiën gespeeld, en zoo ontbreekt wel eens de harmonie,
die een vereischte is voor alle kunstwerk.
De stukken van de genoemde firma zitten gewoonlijk goed in elkaar.
Er bomen wel tooneeltoevalligheden in, die niet aan het leven ontleend
ZIJD ; maar het hindert doorgaands niet. Ze zijn kiesch en zedelijk": ik
wil 'zeggen, dat de ontrouw van echtgenoten er niet bizonder in geëx
ploiteerd wordt, en dat de deugd er in zegepraalt.
Dit alles is ook het geval met De Giftmengster". Diep uit het
men8chel§k hart is dit stuk niet gegrepen. Er valt vry wat in voor; er wordt
vrij wat io geleden, maar. de aandoenlijld'.eid is gering. Tech is het oogen»
blik, waarin de vergiftigde voor het eerst in den spiegel ziet, en dat waarin
hij zjfn valschen vriend een nieuwen giftdrank uit de hand slaat zeer
treffend. Nu waren dit ook twee gelukkige oogenblikken in het spel
van den Beer Moor.
Zijn geheele optreden als Georges Mauriec, de voormalige zeeman, nu
ecliecpsroeder, zou voortrcflük zijn, wanneer hy niet aan het zelfde zwak
leed als let genre, waar het stuk toe behoort. Hij chargeert. Al de
schakeei ingen zjjner intonaties zijn te verdedigen in haar charakter, maar
niet jn haar intensiteit, 't Is te veel dekoi-aüeschildering. Dat zelfde geldt
van zijn grime. De kleuren zijn overdreven. Men kan daarvan de over
tuiging fcrjjgen, als men die fyzionomiën vergelijkt met den text der sa
menspraken. In Frankrijk is men gematigder, bij het gebruik dor gelaats*
Verwen.
De boring, het gebaar en de voordracht van Mej. Jeanns do Groot,
als de j$w|lfe iPAuberive, vrouw van Georges, was waa dig en gevoelvol.
He&en Vos, van Beam, I. van Lier, Andréen Mal her be bobben
daa de Dames Eveline Kapper, van Eossum oa Meeuwissen
van -hup rollen gekweten.
jfeli jiaïdit stuk spelen in het laatst der vorige Eeuw, ten minste
dat *föV»B, dooyeiède, uit do kostumen af to leiden. Het streven op dit
geoièa verdient lof, en er is werkelijk voldoening in cene infrige te zien
afspelen i» een historiesch tafereel, dat buiten onze tijd ligt. Wij zullen
geen aanmerking maken.op enkoio onderdoden der kostumeering: maar
dat een jonge dokter tusschen 1789 eu 1810 snorretjens QÜgehad hebben,
?»?" 3e Heer Malherbe dukla 't mij niet euvel, maar dat ia eou kostuum*
ltat<.f& die zeer te veroordeclea is. In het boelsjen van G. Fraugois, De
Twiarf om eicli ie grimccren, wordt het middel opgegeven oin pastiches
*Lin ta werden, waar men ze behoeft.
"-*. td'fc maand September hebben de Tooneelbesturen, onüer den indruk
" 9lf afgeschafte kermis, de gewoonte de Amsterdammers zoogenaamde
liÜB-stukken voor te zetten. Daar rekent men inzonderheid toe da
'stukken d grands effets van verschillenden aard (?Gier-Wally", De Gift
mengster") en wat om te lachen is. Dat onderscheid tusschen volkskunst,
in dien zin, en kunst, die meer voor de hoogere standen beatemd schijnt,
zal alleiigskeüs wechvallea. Reeds informeeren de bezoekers van de
gëletbak" niet meer aan het loket, of er een tapijt op het tooneel
ligt. Dit was vroeger een reden om niet binnen te gaan: een bewijs
namelijk, dat er in het stuk meer gepraat dan geschoten en gedonderd"
Werd, en dat was de smalle gemeente min welkom. Tegenwoordig luistert
het geheele publiek met de grootste aandacht naar de dialogen van Duraas
fik en Sardou; gelijk, in 't geheel, da houding van het publiek der bo
venste rangen in de laatste dertig jaar ontzaglijk in waardigheid (blijk
van beschaafdheid) gewonnen heeft.
llunint wat men het volk noemt meer belang te stellen in kunst, die
vrpeger alleen voor de meer' vermogenden bestemd scheen, de hoogere
klassen doen goed, doen niet meer dan verstandig, met open zin te
toonen voor dat gene wat men vroeger beneden haar aandacht rekende.
Het moet nitzvjn met het aristokratisme der laatste drie eeuwen. En daarom
U gros rire des ayeux moet weer gemeen goed worden en op zijn tyd
bet deel zijn ook van de gentry en nolility.
Daarom is het jammer, dat {het (naai het Duitsch gevolgde) Blijspel
met sang: Jansen hier! Jansen daar! Jaosen overal," niet een weinigjen
neer geest verraadt, daa er aan ten koste gelegd is.
Het is zeker eene onschuldige uitspanning, voor personen die 60 ets
te besteden hebben, nu en dan van hun dageljjkech werk te gaan uitbla
zen in het zaaltjen der Heeren Bamberg, Charlier & Co. Enkele komieke
trekken ontbreken, ook voor fijnere' tongen, in het zoo even vermelde
blyspel" niet; en wat de plompere aangaat, elk zyn smaak!
Met een des te geruster geweten mag men deze laatste permissie ver»
leenen, om dat in 't algemeen de uitvoering zoo goed is. De Heeren Bam
berg en Gnarlier genieten, ten tooneele tredend, altijd een welverdiende
'toejuiching, en dat Mevr. Sophie Geytenbeek haar talenten, ter verhoo
ging dftf voorstelling, beschikbaar gesteld heeft, is, voor ieder, die zich
nog har* voortreflijke kreatle van den Petit duo herinnert, eene aange
name ondervinding.
8Sept.'85 Alb.Th.
TRANSPONEEREN?
lob batte gerade ein Kleid au, das ioh eltMt lm
toebeten nmuth fiber ein miszlungone» Trio
geïauft, and dessen Farbe io Cis-Noll geut,
weehalb job zu eioiger Berubignng der Be*
tcbauer einen Eragen aue E DHr-t'&vbe daraol
eetzen lassen
£. T. A. Hoffmann. Kreisleriana,
Hebt gij er niet tegen, dat ik dit lied in plaats van in D-dur, een
geheelen toon lagor zing V"
' Zoo vroeg dezer dagen een bekend Nederlandsen zanger aan den com
ponist van een eenvoudig lied met piano-begeleiding. En het antwoord
luidde ongeveer: Volstrekt niet. Het zal mij aangenaam zijn, u het
stukje te hooren voordragen in de toonsoort, die zich voor uwe stem het
beste leent.''
Zeker is nog niet ieder componist op dit punt zóó vrijgevig. Het ia
daarom wellicht geen overbodig werk, in het kort de vraag te bespreken:
Bestaat er een reehtstreeksch verband tusachen het karakter eener com
positie en de toonsoort, waarin zij geschreven is? Of, met andere woor
den, verandert het karakter van een toonstuk, wanneer men het trans*
poneert?"
Honderd iaar geleden behoefde men slechts het eerste het taste werk
over de aesthetica der muziek op te slaan, om die vraag bevestigend be
antwoord te vinden. Schnbart's Ghuracteristik der Tonarten viel toei»
bijzonder in den smaak. Vóór zijn tijd bad men zich bepaald tot deleer,,
dat eene toonsoort met kruisen meer geschikt was voor de uitdrukking
van vroolijke en levendige gevoelens, terwijl de mollen tehuis behoorden
bij eene zachte, melancholische stemming. Sohubart ging verder: volgens
hem was aan iederen toon een eigen karakter toe te schrijven.
C-dnrbeteekent onschuld, eenvoud, naïveteit, kindertaal; .As-dur is de graftbon.
Men denkt daarbij aan dood en graf, aan vergankelijkheid, aan het jong»
ste oordeel, aan de eeuwigheid. En zoo kreeg elke toonsoort zijn signa
lement
Laat ons dadelijk opmerken, dat de groote meesters der toonkunst
zich aan deze aestlietische wijsheid nooit hebben gestoord. Schubert'a
zevende «ymphonie, Mozart's Jupiter-symphenie, Beethoven's finale Van
de 6de syrnphonie, Gluck's Clie faro sehza Euridice?" spreken niet in
eenvoudig-onschuldige kindertaal tot ons, al zijn zij in C-dur geschreven;
Mendelssohn's Hocheeitsmarsch uit den Somniernaclttstraum die óók
in C-dur staat maakt geen aanspraak op naïveteit. Van de sombere
stemming, die .As-dur by Schubart scheen op te wekken, bespeurt nfen
niets in het Andanto van Beethoven's 5de, in Schubert's lied Dielinden
.Lilfle sind envacM," in Mendelssohö's welbekend Auf Flügeln des
Gesangcs."
Men zal dan ook niet aarzelen, de précieuse beschouwingen van Schu
bart cu zijne volgelingen te beschouwen als het uitvloeisel van eene ge
heel verouderde opvatting. En toch hoort men van vele zijden baweren,
dat eeno compositie, zoo dikwijls züin eene andere toonsoort wordt Re»
speeld, een gansch anderen indruk maakt. Is die bewering juist, dan
zoudon de velschillende toonsoorten inderdaad een verschillend karakter
moeten hebben, maar dan zouden hiervoor tevens geldige physische en
pbysiolopscho redenen moeten bestaan. ?
Ia het standaardwerk van Prof. Helmholtz die Lehre der
Tonempfintltfngén wordt ook deze quaestie besproken. Wij lezen daar:
"Wanneer een instrument mefc vaste tonen over zijn gebeelen omvang
gelijkmatig, volgens de regelen der gelijkzwevende temperatuur is gestemd,
en dus alle halve tonen van de toonladder hetzelfde interval vormen
12
(l : j/~3~); vvanneer tevens het timbre van alle tonen hetzelfde is, dan kan
er geen reden bestaan, waarom stukken in verschillende toonsoorten een
verschillend karakter zonden hebben. Het is mij dan ook door betrouw
bare musici toegegeven, dat op het 'orgel bijvoorbeeld van een verschil
lend karakter der toonsoorten niets te bespeuren is. Hetzelfde beweert,
als ik mij niet vergis, Hauptmann in zijne Harmon& und MetriJctei-eabt
van gezang met orgelbegeleiding of zonder begeleiding. Hoogstens kan
eene belangrijke verandering in de toonhoogte het gevolg hebbeo, dat
alle hooge toneu te geforceerd, alle lage tonen te mat klinken.
Daarentegen is op bek klavier en bij de strijkinstrumenten ontegen
zeggelijk een verschil in karakter van toonsoort aanwezig. C-dur en het
daarnaast liggende Des-dur klinken anders. Dat dit onderscheid niet
afhangt van de absolute toonhoogte kan men gemakkelijk bemerken,
waurieer men twee instrumenten vergelijkt, die verschillend gestemd zijn.
De Des van het eeue kan volkomen gelijk zijn aan de C van het andere,
en toch behoudt op het eene C-dur zijn krachtig en helder karakter, en
Des-dar zijn weeke, eenigszins omsluierde welluidendheid. Men kan bier
echter bezwaarlijk aan iets anders denken, dan aan de mogelijkheid, dat
de aanslag op de kortere en smallere zwarte toetsen van het klavier
een eenigszins ander timbre aan den toon geeft, dan de aanslag op de
langere en breedere witte toetsen, en dat, al naarmate de scherpere of
weekere klank zich anders over de verschillende trappen der toonladder
verdeelt, een ander karakter te voorschijn treedt."
Men ziet, dat Helmholtz bij deze verklaring uitsluitend het klavier op
het oog heeft. Het is der moeite waard, de quaestie voor dit instrument
nog een weinig van naderbij te beschouwen. Zoodra de zwarte toetsen
worden bespeeld, wordt de hand iets dichter bjj het steunpunt der door
de toetsen gevormde hefboomen gebracht. Voor de gelijktijdig of onmid
dellijk daarna aangeslagen witte toetsen wordt de hefboomsarm, waarop
de vingers werken, derhalve kleiner. Er is dus iets meer kracht noodig om
eene gamma in Des, dan om eene gamma in C? te spelen. Blijft nu da
kracht, waarmede de toetsen worden neergedrukt, dezelfde, dan zal het
resultaat voor Des een minder sterk geluid zijn, en de toehoorder zal
den indruk krijgen, alsof de aanslag plotseling een weinig molliger ea
weeker werd.
Wij constateeren hierbq, dat hetgeen voor jDes-dur geldt, zonder eemga
op Cisjdor moafc:wor4en toBgepaet^'Immeca hier zijn de aan»