Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 430.
geslagen tonen, de vingerzetting en de houding der hand absoluut de
zelfde. Evenmin kan er (op de piano) verschil bestaan in het karakter
> van .Fis-dur en Ges-dur, van JB-dur en.Ces-dnr. Het inhaerente onder
scheid in karakter tusscben toonsoorten met mollen en met kruisen
blgkt do* voor de piano althans eene illusie te wezen. Verder blijkt
uit het reeds bovea aangehaalde voorbeeld van twee ongelijk gestemde
piano's, dat de absolute toonhoogte met het karakter der toonsoort niets
te maken heeft
? Dit laatste volgt trouwens ook nog uit andere overwegingen. Sedert
honderd jaren is de stemming van de normaal-A, dank zij het streven
van tenoren en sopranen om met. hunne hooge en hoogste noten te
schitteren, meer dan .een halve toon hooger geworden. Wat Handel en
Bach dus in 0-dur schreven wordt, volgens hunne stemming gerekend,
thans in Des gespeeld; een violist uit hunne dagen zou, om in onze or-'
ohesten te kannen medewerken, de snaren van zijn instrument allen een
. goeden halven toon hooger moeten stemmen.
Voor strijk- en blaasinstrumenten is het met deze quaestie geheel anders
gesteld. Hier spelen de sterkere klanken der zoogenaamde losse" snaren
een hoofdrol; wellicht ook het onderscheid in timbre, tusschen de tonen
eener weinig verkorte en die eener sterk verkorte snaar. Bij blaasinstru
menten zgn niet alle tonen van de schaal even gemakkelijk voort te
- Drongen. Voor instrnmentaal-muziek met uitsluiting van piano en
orgel gaat dos het transponeeren wel degelijk gepaard met eene wij
ziging van het karakter der compositie. Van wélken aard echter die
. wijziging is, hangt minder af van de nieuwe toonsoort, dan wel van den
wrcrder instrumenten.
Wanneer zeer eenvoudige stukjes dikwijls worden geschreven in C-dur,
ligt de reden voor de hand. Men wil het den beginner met kruisen en
mollen niet lastig maken. Om diezelfde reden zaj mon zich. in zulke
compositiën van talrijke modulaün naar verwijderde toonsoorten ont
houden. Maar daaruit volgt niet, dat een stuk, dat eenvoudig van ka
rakter is, ook voor geoefende spelers in C-dur moet staan.
Zopdra de stem zich aan het instrument paart, treden overwegingen
van gantoh anderen aard op den voorgrond. De componist denkt zich
zgn lied bijvoorbeeld -uitgevoerd door eene mezzo-sopraan stem van gewo
nen omvang. In dit geval zal hij zorg dragen, dat zijne melodie zich
binnen zekere grenzen beweegt, en liefst niet hooger komt dan ?" of fis".
Is het nu zijne bedoeling geweest, aan hooge sopranen of alten de
keus- te laten, om of zijne oompositie ter zijde te leggen, of bare stem
geweld aan te doen V Wij gelooven het niet. Hoevele groote meesters
hebben deze?vraag niet praktisch opgelost, door van hunne liederen
eene uitgaaf van hooge en lage stem te geven! Hoevele liederen, die
oorspronkelijk voor sopraan zijn geschreven, vormen niet, behoorlijk ge
transponeerd, sieraden van het repertoire van voortreffelijke alt-of
mezzoeopraanzangeressen I
Natuurlijk dient men hierbij met oordeel des onderscbeids en met mate
te werk te gaan. Schumann's Frcutcnlieben und Lében, oorspronkelijk
voor sopraan gecomponeerd, verliezen niets, indien zij door de innige,
t tcboone alt van Mevr. Joachim ten gehoore worden gebracht, maar een
Hul of Stockhausen zou deze bg uitstek vrouwelijke liederen niet kunnen
zingen, zonder zich bespottelijk te maken. Die beiden Grenadicre", de
ffaif/tór"-ballade van denzelfden componist zal men liefst door een bas
of bariton hooren voordragen. Beethoven's Adelaïde is geschikter voor
tenor dan voor bas, en, door den aard der woorden, ongeschikt voor
sopraan of alt. Maar er blijven, ook na zorgvuldige schifting van die
oompositiën, welke zich uit den aard der zaak, d. i. ter wille van den
poëtischen inhoud of het muzikaal timbre slechts voor eene bepaalde
stemsoort geschikt zgn, vele honderden over, die,door hooge en lage,
mannelijke of vrouwelijke stemmen met even goed gevolg kunnen wor
den voorgedragen.
Vatten wfl het bovenstaande samen, dan komen \ty tot de volgende
conclusie. /
Compositiën yoor blaas- en strijkinstrumenten kunnen niet, ter wille
van het gemak der executanten, in eene andere toonsoort dan de
oor' spronkelijke worden getransponeerd, zonder veel van haar karakter te
verliezen.
Ifr oompositiën voor orgel behoeft die beperking niet te worden ge
maakt, en bij stukken vóór piano slechts in geringe mate, mits men de
transpositie slechts over enkele trappen van de schaal uitstrekke bijv.
niet Over een of twee octaven! Doch de technische moeielijkheden, die'
het spelen in verschillende toonsoorten oplevert, zgn niet van zooveel
belang, dat jj,het transponeeren noodig maken. Daarentegen kan zich
die noodzakelijkheid doen gevoelen in compositiën voor zang met kla
vierbegeleiding.
Niet voor koorzang; hierbij toch bereiken de verschillende stemmen
in den regel de praktisch bruikbare grenzen, welke iedere transpositie,
in welke richting ook, haar zou doen overschrijden. Doch wel voor
eenstemmige liederen met klavierbegeleiding. Hier heeft men in de
allereerste plaats te vragen: hoe kan de zanger of zangeres ze zóó voor
dragen, dat met de aanwezige stemmiddelen aan de compositie het volste
recht wedervaart? En is deze vraag beantwoord, dan moet de pianist
de gehoorzame dienaar zgn, en óók in dit opzicht zich heb gebifr
dend* Segue la voce" laten welgevallen.
# 4l
Kapelmeester Kreisler had op een jas, waarvan de kleur naar
CitsJKbö" zweemde, een kraag van 2S-Dur-Farbe" laten zetten, welk con
trast op het publiek een weldadigen invloed scheen te hebben. Welke
kleur dit kleedingstuk van Kater Murr's half genialen, half krankzinni
gen meester heeft gehad, weten wg niet, ~ maar wel, dat het contrast
tusschen een jasje in U-MoIl" en een kraag in G-Dur" even weldadig
zon hebben gewerkt. Niet het absolute verschil, maar het relatieve brengt
in de muziek de effecten teweeg, zoolang deze niet uitsluitend zijn ont
leend aan de eigenaardige pbysische eigenschappen der gebruikte
instraE. D. P.
HET NIEUWE RIJKSMUSEUM TE AMSTERDAM.
IV.
De criticus in de National-Zeilung beschrijft verder, steeds beschrijving
en kritiek verbindend:
De benedenverdieping wordt dwars doorsneden door een kolossalen
doorrit, drie groote bogen breed, aan beide zijden door gesmeed ijzeren
hekken afgesloten. Bij de groote diepte van de benedenverdieping heerscht
er natuurlijk voortdurend een sterke tocht in deze hal, die behalve de
dnisternis alle eigenschappen van een tunnel bezit. Van nit deze hal
voeren ingangen naar de twee groote trappentorens en naar de groote
vervelende met glas overdekte binnenplaatsen, waarvan de westelijke
bestemd is voor de verzameling gipsafgietsels. In de oostelijke zal men
de verzamelingen van de ministerie van oorlog, van marine en van kolo
niën bergen, dus even als in het Louvre het Musée de la Marine, inder
daad een ethnographisch museum. Van de gipsafgietsels zijn er reeds
eenige tentoongesteld, en wel van de grootste. De bedoeling is te kennen
gegeven, al het naar hout gevormde houtkleurig te schilderen; als men
consequent wil zgn, zal dan ook al wat naar brons is, gebronst móeten
worden. Op zich zelf is het plan zeer zeker prijzenswaardig, want de
juistheid der verhoudingen, waarop het toch zoo eeer aankomt, kan slechts
op deze wijze behouden blijven. De moeielykheid ligt in het hechten der
verf op de licht afachilferende oppervlakte Van het gips.
De gebeele oostelijke helft van de benedenverdieping is voOr de Neder}
Jandsche kunst-industrie en bet huisdecoratief der laatste eeuwen bestemd.
Deze afdeeling zal wel, by bet moeielijkövan het betimmeren en inbouwen
van zoovele oude kamers en zalen, bijvoorbeeld uit het stadhuis van
Zwolle, van Sluis, eerst na gernimen tgd kunnen worden openge
steld. Over hare inhoud kan nog niet veel gezegd worden, daar de
meubels en oude houtbetimmeringen der Hollandsche kamers voor het
grootste gedeelte nog opgeborgen zijn. Hier zullen ook de omvangrijke
verzamelingen van het Oudheidkundig Genootschap Worden tentoongesteld,
waarvan het grootste deel, ook de buitengewoon fraaie Gothische houtsnij
werken, de bekers en aardewerken, voorloopig nog in het lokaal naast
het postkantoor te bezichtigen zijn.
In het westelijk deel van de benedenverdieping dienen de zalen tot
verschillende doeleinden. Langs den voorgevel zullen de kunstindustrie
en de moderne kunst bare plaats vinden. Het gansche westfront is dan
voor het prentenkabinet ingeruimd, een toren aan den znidwestelijken
hoek herbergt de bibliotheek, die alle verdiepingen in beslag neemt. Vooral
bij den aanleg van die bibliotheek kan men bemerken, dat geen man van
hot vak geraadpleegd is. Er is namelijk gebrek aan kamers voor adminis
tratie; bibliotheek en prentenkabinet hebben gezamenlijk een leeskamer,
waarin nog geen half dozijn bezoekers op hun gemak kunnen werken.
Voor tijdelijke tentoonstellingen is de zaal met het uitzicht Op het zuiden
bsschikbaar. Alle zalen van de benedenverdieping ontvangen licht van
beide kanten. In verscheidene moeten daarom tusschenschotten worden
opgericht, waarbij' dan de zgde van de binnenplaats geen buitengewoon
goed Hebt zal hebben. Over het algemeen ontbreekt het naar onze onder
vinding vooral in de afdeeling voor kunstindustrie aan de behoorlijke
muurvlakte tot het tentoonstellen. Door den dwarsmuur wordt dan weder
de zaal in twee corridor achtige helften verdeeld, welke dus diepte missen.
De eerste verdieping bevat hoofdzakelijk de schilderijenverzamelingen.
Aan het hoofdfront vallen er evenwel de twee boekzalen af voor de
kunst-iudustrieschool; en van de groote voorzaal in het midden, waarop
de trappentorens uitkomen, is het rustige noorderlicht, door het aanbrengen
van glasschilderingen in de vensters, voor schilderijen onbruikbaar gemaakt.
Origineel is de groote zaal in de lengte behandeld, die boven over den
doomt de noordelijke met de zuidelijke helft van het gebouw verbindt
Zij is als eene soort eerezaal voor de schutters- en regentenstukken inge
richt. Wie van de voorzaal binnentreedt, heeft voor zich, als afsluiting
van den langen gang aan den achtermuur van de Rembrandtzaal, waarop
de zaal uitkomt, Rembrandts NacMwacM. Aan beide zijden, overeen
komend met de zijschepen van den doorrit, strekken zich een trede
verhoogde kabinetten met bovenlicht uit, die aan de zijde van den midden
gang door eene portièro zijn afgesloten. In ieder vindt men op den achter
grond ruimte voor een hoofdwerken aan de zijmuren plaatste men schilderijen
van kleineren omvang. Wanneer in den middengang de ruimte tot óp het
noodzakelijke verminderd was, dan had het bovenlicht, in eene kleine ruimte
alleen moeielijk te behandelen, beter geregeld kunnen worden, en man
had nog kostbare zijvlakte gewonnen.
Wat aan beide zijden langs de noordelijke fagade na aftrek van die
voorzaal en de twee hoekkamers overblijft, valt in twee lange gedeelten.
Aan de zijde van de binnenplaats liggen ruimten [met bovenlicht; naar bét
voorplein telkens vier kabinetten met noordelijk zijlicht. Dat is alles wat
van de noordzgde, den voorgevel, voor de schilderijengalerij te gebruiken
blijft. BÜde toch reeds nagenoeg ontoereikende ruimte van het museum
is dit dubbel te betreuren. Juist voor do Hollandsche kabinetstukjes, vóór
welke het zijlicht, waarop zij toch geschilderd zijn, zoo uitmuntend is, zou
een gelukkiger aanwenden van de ruimte wenschelijk geweest zijn. Zijlicht
is er in de geheele galerij alleen voor de acht kleine kabinetjes, die na
tuurlijk slechts een klein gedeelte van de stukken van bescheiden formaat
kunnen opnemen. En hier is het licht niet geheel voldoende, door de
vensters van wège het gewelf der Gothische bouwmeesters te smal
zijn uitgevallen.
De zalen in den oostelgken vleugel bevatten de portretten van vorstelijke
personen, de anatomische lessen, de legaten Van de Poll en Dupper, de
Hollandsche schilders der XVde en XVIde eeuw, een klein vertrekje
en de buitenlandsche scholen. Deze laatste vallen in het niet bij de vader»
landsche kunst. In de westelijke vleugel zijn de schilderijen uit het Haar
lemsen Paviljoen en de kleine galerij moderne stukken gehuisvest.
Er zullen nog jaren verloopen, alvorens deze uitgebreide verzamelingen
geordend aan het publiek kunnen worden aangeboden. Maar hoeveel
interessants ZÖ^ kunnen aanbieden, voor de gebeele wereld zal de